
Ruim voordat het vliegtuig de landing naar Frankfurt inzet, hebben alle dertig orkestleden hun hoofddoek al afgedaan. Ze zijn uitgelaten. Het is al laat voor ze, maar ze kunnen niet slapen van de opwinding. Het Afghaanse meidenorkest staat aan het begin van een Europese tournee, de eerste in hun bestaan. Het avontuur begint in 2014. Op een ochtend wordt op de deur geklopt van Dr. Ahmad Sarmast, directeur en oprichter van Anim, het Afghaanse Nationale Instituut voor Muziek, de enige muziekschool in Kabul. Vijf meiden komen zijn kantoor binnen. Ze willen een eigen ensemble beginnen. Ze maken graag muziek en willen het wat serieuzer aanpakken. Sarmast is blij verrast en vraagt een docent de vijf te begeleiden. In korte tijd groeit het kleine ensemble uit tot een heus orkest met dertig musicerende leden. Zohra is een feit: het eerste en enige meidenorkest van Afghanistan, met musici van twaalf tot twintig jaar oud.
En dat is bijzonder. Het maken van muziek is in Afghanistan verre van vanzelfsprekend, en al helemaal niet door meisjes en vrouwen. Het land heeft een rijke muzikale geschiedenis die eeuwen terug gaat, maar daar merk je weinig meer van. Het schrikbewind van de Taliban (1996-2001) heeft zijn sporen nagelaten: musiceren was uit den boze, zelfs luisteren naar muziek was verboden. Instrumenten werden verstopt en veel muzikanten ontvluchtten het land. Onder de Taliban verslechterde ook de maatschappelijke positie van vrouwen en meisjes: vrouwenrechten werden met voeten getreden en veel meisjes mochten niet meer naar school. Hoewel de Taliban zestien jaar geleden uit het zadel werden gewipt is hun invloed nog steeds voelbaar en wint zelfs weer terrein. Sinds een jaar of twee is daar ook de terreur van IS bij gekomen.
Kabul is een bange stad. Bang voor de bommen van de Taliban en IS. Bijna wekelijks ontploft er ergens in het land een bom en de laatste tijd steeds vaker in de hoofdstad. Alle mogelijke doelwitten krijgen bescherming van een muur. Kabul is een stad van muren. Overheidsgebouwen, rechtbanken, ambassades, het parlement, internationale organisaties, politie en nog veel meer mogelijke doelwitten zijn verstopt achter hoge betonnen muren. Ook Anim ligt achter een muur. Voordat de leerlingen het schoolplein op kunnen, moeten ze langs bewapende bewakers, door een grote stalen deur, worden hun tassen gecontroleerd en hun mobieltjes ingenomen.
‘Dit is de gelukkigste plek van Afghanistan’, zegt Ahmad Sarmast. Hij kijkt tevreden uit over het schoolplein. ‘Hier lopen jongens en meisjes door elkaar, heerst een ontspannen sfeer en er wordt muziek gemaakt. Op de meeste scholen in Afghanistan krijgen jongens en meisjes gescheiden les. Hier zitten ze samen in het klaslokaal en kunnen ze zichzelf zijn.’ Zijn kantoor op de eerste verdieping hangt vol met foto’s van componisten en musici uit de hele wereld. Zijn dierbaarste foto is een zwart-witbeeld van een dirigent: zijn vader. ‘Hij is mijn grote inspirator’, zegt Sarmast. Van arm weeskind werkte zijn vader zich op tot een van Afghanistans belangrijkste muzikanten en componisten van zijn tijd.
Sarmast zelf is geschoold als trompettist en musicoloog. Hij studeerde aan het conservatorium in Moskou. Daar ontmoette hij de vrouw met wie hij later zou trouwen. Door de oorlog in zijn land woonden ze jarenlang als ballingen in Australië. Als het ministerie van Onderwijs zijn voorstel om een muziekschool op te richten in 2008 goedkeurt, twijfelt hij geen moment. Het is zijn droom een school op te zetten waar jongens en meisjes samen les krijgen, waar kansarme kinderen, ongeacht hun etnische achtergrond, zich muzikaal kunnen ontwikkelen.
Niet iedereen deelt deze droom. Tijdens een optreden van zijn studenten in 2014 wordt hij doelwit van een zelfmoordaanslag. Sarmast overleeft de explosie. Blijvende schade: één doof oor. In een verklaring waarin ze de aanslag opeisen beschuldigen de Taliban Sarmast van het corrumperen van de Afghaanse jeugd.
Tegen achten opent de school haar deuren. De eerste leerlingen gaan de muziekschool in om alvast te oefenen. Het grootste deel van de schooldag wordt gespendeerd aan muziek maken, tijdens de lessen of door zelfstandig te oefenen. Voor veel van de leerlingen is het namelijk niet mogelijk om thuis hun instrument te bespelen. Meestal omdat familie of omwonenden niet mogen weten dat ze muziek maken. Voor je het weet brengt een musicerend familielid schande over de familie. Je wordt zelfs al voor hoer uitgescholden als je als vrouw met een instrument over straat gaat. Een uur later klinken veel vrolijke stemmen op de binnenplaats. Gelach van jongens en meisjes door elkaar. Het gebouw vult zich vol leven, eerst vooral stemmen maar geleidelijk maken die plaats voor muziek. De lessen zijn begonnen.
De achttienjarige Zarifa, een meisje met een rond gezicht en hoge jukbeenderen, was een van de vijf meisjes die bij Sarmast aanklopten om een ensemble te vormen. Niet lang daarvoor was ze teruggekeerd uit Pakistan waar ze opgroeide in een vluchtelingenkamp. ‘Als klein meisje was ik altijd aan het zingen. Maar waar ik opgroeide was niets te vinden dat met muziek te maken had. Ik had me nooit bedacht dat je ook muzikant zou kunnen worden.’ Zarifa is een van de twee dirigenten van het orkest Zohra. Als ze niet dirigeert, speelt ze altviool. ‘Als ik op mijn altviool speel voel ik me vredig en veilig’, zegt ze. Ze denkt dan even niet meer aan haar familieproblemen en aan de moeilijke leefomstandigheden in Kabul.
Veel familieleden van Zarifa weten niet dat ze muziek maakt. Eigenlijk alleen wat tante’s en haar oma die nog in Pakistan wonen zijn ervan op de hoogte. ‘Mijn familieleden in Kabul praten slecht over vrouwen die muziek maken. Ze vinden het gevallen vrouwen, een schande voor onze maatschappij.’ Zarifa denkt dat het komt doordat de meesten van hen opgroeiden onder het strenge bewind van de Taliban. ‘Het is de donkerste periode uit de Afghaanse geschiedenis, veel mensen zijn gehersenspoeld in die tijd.’ Een hele generatie is opgeroeid met het idee dat muziek slecht is. ‘Zelfs mijn moeder heeft nog steeds moeite met mijn keus voor de muziek.’
Zarifa’s relatie met haar moeder is niet makkelijk, nooit geweest. De oorsprong daarvan ligt nog voor de geboorte van Zarifa. Haar moeder komt uit een arme familie uit het conservatieve zuiden van Afghanistan. Ze werd op jonge leeftijd uitgehuwelijkt aan een oude man, een weduwnaar. Hij was rijk en de familie kreeg veel geld voor de jonge bruid. De dag dat Zarifa’s moeder werd uitgehuwelijkt was naar haar eigen zeggen de ergste dag uit haar leven. Nog tijdens de zwangerschap van Zarifa stierf de oude man. ‘Het breekt mijn hart’, zegt Zarifa, ‘hoe kon hij trouwen met zo’n jong meisje?’ Zarifa begint zacht te huilen. Ze voelt dat haar moeder haar daarom nooit helemaal geaccepteerd heeft. ‘Ik heb het idee dat veel problemen in de familie beginnen en eindigen bij mij, en dat geeft een slecht gevoel’, zegt ze. ‘Ik doe alles voor mijn moeder maar het is nooit goed genoeg.’ Dan droogt ze haar tranen en verschijnt haar glimlach weer. ‘Ik moet nu echt naar muziekles.’
‘Kom, kom, ik wil beginnen, we moeten nog veel doen. Het is nog niet goed genoeg’, zegt Kevin, een Amerikaanse docent en orkestleider van Zohra. Hij tikt ongeduldig op zijn lessenaar. Het is negen uur en de orkestleden zoeken hun plaats in het lokaal. Ze bereiden zich voor op hun eerste internationale tournee naar Zwitserland en Duitsland. De druk is hoog, het orkest moet leveren. Al is het alleen al voor de internationale donoren, waarvan de muziekschool afhankelijk is. De meisjes lijken niet erg onder de indruk van Kevins woorden. Ze maken grapjes, dagen elkaar uit. Langzaam maar zeker komt er vorm in het gezelschap. De strijkers en blazers zitten op stoelen in een halve cirkel. Daarachter staan een piano en percussie-instrumenten. Voor de stoelen op de grond zitten de meiden die sitar, rubab – een Afghaanse luit – en tabla spelen. Kevin spreekt het orkest toe. Ze hebben nog maar een paar repetities voordat ze naar Europa afreizen en er moet nog veel gebeuren voor die tijd. ‘Focus! En zorg dat je instrument is gestemd als we beginnen’, zegt hij streng.

Op de grond zit de achttienjarige Gulalai met haar sitar. Direct achter haar op een stoel haar zusje Sunbol van dertien. Ze hebben beiden felblauwe ogen en een lichte huidskleur. Ze komen uit de provincie Nooristan, in het noordoosten van Afghanistan tegen de grens met Pakistan, een arme en afgelegen streek. Pas aan het einde van de negentiende eeuw bekeerde de bevolking zich daar tot de islam. ‘Honderd jaar geleden zijn we op de grond gaan zitten’, zegt Gulalai, ‘daarvoor zaten we op stoelen aan tafel.’
Gulalai en Sunbol wonen zoals veel meisjes uit het orkest in het weeshuis in de buurt. Niet alle kinderen die daar wonen zijn wees. Sommigen komen uit arme gezinnen of uit gebieden met weinig toegang tot onderwijs. In het weeshuis hebben de meisjes meer kans zich te ontwikkelen dan thuis. Gulalai en Sunbol hebben drie zussen van wie er twee ook in Kabul wonen. Hun jongste zus is nog bij hun familie in Nooristan. Hun vader werd dertien jaar geleden in een gevecht met de Taliban gedood. Een oom van vaders kant zorgde vanaf toen voor het gezin. Eerst woonden de zussen met hem in Kabul maar toen hij terugging naar Nooristan bleven de drie oudste meiden achter in het weeshuis. Op die manier konden ze naar school blijven gaan.
Sunbol, toen zes jaar oud, moest mee naar Nooristan. Tegen haar zin. Ze vertelt: ‘Er staan daar twee huizen op een berg en wij wonen in een daarvan. Er is geen elektriciteit, geen water uit de kraan en geen school in de buurt. Ik moest de hele dag in de bergen met de geiten lopen en hout sprokkelen. En ik miste mijn zussen. Ik wilde terug.’ Op een dag ging haar oom naar Kabul. De kleine Sunbol kroop stiekem in zijn auto en hield zich tot halverwege de reis koest. ‘Na een tijd kreeg ik zo’n honger dat ik te voorschijn kwam. Eerst werd mijn oom boos maar gelukkig kon hij er snel om lachen.’ Sunbol kwam bij haar zussen in het weeshuis. Via het weeshuis belandde Sunbol op de muziekschool. Daar hoorde ze voor het eerst de klank van een viool. ‘Ik vond het zo ontzettend mooi.’ Toen Sunbol een instrument mocht kiezen was haar keus dan ook snel gemaakt. De directe familie van Sunbol en Gulalai accepteert langzamerhand dat beide zussen muziek maken. Maar ze schreeuwen het niet van de daken. ‘We vertellen het dan ook aan niemand’, zegt Gulalai.
Zachtjes lopen muziekstudenten lokalen in en uit om te luisteren naar de verschillende repetities. Ze krijgen nu individueel les of in groepjes. De meiden zijn geconcentreerd. Twee tablaspeelsters oefenen samen met Gulalai en de andere sitarspeelster. De twee Indiase docenten zijn niet tevreden, het samenspel rammelt nog. Een van de tablaspeelsters kan het ritme niet houden, al doet ze nog zo haar best. Het is de vijftienjarige Sekeba. Vanochtend tijdens de orkestrepetitie werd ze ook al streng toegesproken. Als je spel niet snel vooruitgaat kun je niet mee op tournee, had Sarmast gezegd. Zijn woorden deden Sekeba ineenkrimpen; ze had nog net haar tranen weten te bedwingen.
Sekeba woont ook in het weeshuis. Ze lacht veel maar haar ogen staan triest. Ze komt uit een conservatieve familie in het oosten van het land, waar de Taliban stevig geworteld zijn. Toen ze tien jaar was overleed haar vader. De traditie wil dat zijn broer het gezin onder zijn hoede neemt. Sekeba kan het niet met haar oom vinden. ‘Het is een onvriendelijke en oerconservatieve man die mijn moeder niet goed behandelt’, zegt ze. Haar moeder is de enige die weet dat Sekeba naar een school gaat waar muziek wordt gemaakt, de rest van de familie is hiervan niet op de hoogte.
En nu heeft Sekeba’s oom gebeld en haar verordonneerd thuis te komen. Hij wil niet dat ze mee gaat naar Europa. En dat twee dagen voor vertrek. ‘Hij denkt dat ik weg ga voor een scholenuitwisseling en wil niet dat ik daaraan meedoe’, zegt ze. ‘Maar ik ga niet terug naar huis. Hij heeft vijf jaar lang niets van zich laten horen en nu moet ik opeens naar hem luisteren?’ Sekeba zou niet het eerste meisje zijn dat toch niet meegaat op tournee. Al in een eerder stadium zijn twee andere meisjes door hun familie van school gehaald.
Diezelfde avond gaan twee bommen af in het centrum van Kabul, een autobom en een bomgordel van een zelfmoordterrorist. Meer dan dertig mensen komen om en tientallen raken gewond. Zarifa hoort het nieuws als ze met haar telefoon de pannen moet bijlichten; de elektriciteit is weer eens uitgevallen. Er heerst verslagenheid in de kamer. Zarifa schudt haar hoofd. ‘Dit is precies de reden waarom families uit elkaar worden gerukt. Iedereen probeert weg te komen, het land uit, een betere toekomst tegemoet. Maakt niet uit waarheen.’
Is het dagelijks leven in Kabul al zwaar, met die constante dreiging van terreuraanslagen is het bijna niet te doen. Een deel van Zarifa’s familie kan binnenkort naar Australië en een ander deel naar Engeland. Zelf heeft Zarifa vorig jaar een summer school gevolgd aan de universiteit van Yale in Amerika – ze leerde in korte tijd goed Engels – en nu wil ze dolgraag naar het buitenland voor een vervolgopleiding.
De grote dag breekt aan. Tot grote opluchting van Sarmast en de andere begeleiders zijn alle meisjes verzameld op het schoolplein. Niemand is op het laatste moment nog teruggefloten door familie. Ook Sekeba loopt vrolijk rond. Ze heeft de druk van haar oom kunnen weerstaan, met steun van haar moeder – die nog steeds in de veronderstelling is dat het een scholenuitwisseling betreft. De meisjes hebben van de school allemaal dezelfde winterjas en schoenen gekregen. Ze hebben eerder iets weg van een sportteam dan van een orkest.
Een aantal familieleden van meisjes die nog thuis wonen is aanwezig om hun dochters uit te zwaaien. Voor sommigen is het afscheid emotioneel. Dan rijden de busjes van het schoolplein door de grote stalen deur de ommuurde compound af, op weg naar het vliegveld, op weg naar Europa.
een publiek van maat- en mantelpakken klapt en juicht uitbundig. Zohra speelt in het culturele programma tijdens het World Economic Forum in Davos. Het eerste Europese optreden is een groot succes. Het repertoire is een toegankelijke mix van klassieke westerse muziek, bewerkingen van traditioneel Afghaanse liedjes, muziek van Afghaanse componisten en een speciaal voor Zohra gecomponeerd werk door de Australische Sadie Harrison. De finale van Beethovens negende symfonie met het bekende Alle Menschen werden Brüder emotioneert menig toehoorder maar de Afghaanse stukken, waaronder werk van Samasts vader Ustad Salim Sarmast, krijgen het publiek op de banken. Eerst lokale omroepen en kranten, later zelfs landelijke media, verhalen over de moed van Sarmast en zijn meiden. Het zijn jubelende commentaren.
Maar achter de schermen hangt een donkere wolk over deze tournee. De goede optredens maken de reis tot een succes, maar alle meiden moeten ook terugkeren naar Afghanistan. En het risico dat een meisje in Europa er vandoor gaat is groot. Sarmast ligt wakker van het idee alleen al. Zijn reputatie staat op het spel. Het Zohra-orkest is zijn visitekaartje aan Europa. Goede publiciteit maakt het voor Sarmast makkelijker de noodzakelijke sponsoren voor zijn muziekschool te werven. Als orkestleden in Europa achterblijven levert dat negatieve publiciteit op. Zijn betrouwbaarheid bij Europese ambassades – die de visa voor de orkestleden verschaffen – zal schade oplopen.
Alle begeleiders van het orkest staan op scherp. Niemand mag ontsnappen. De meiden mogen gedurende de tournee geen telefoons bij zich hebben en de laatste week heeft Sarmast zelfs een speciale beveiliger ingehuurd. Die waakt ’s nachts bij de lift van het hotel opdat niemand zich uit de voeten maakt. Het is geen gemakkelijke opgave. Voor veel meiden lonkt een leven in Europa; zeker de helft heeft er al familie waar ze terecht zouden kunnen. Mogelijkheden tot scholing en persoonlijke ontplooiing zijn in het Westen onvergelijkbaar beter dan thuis. Dat weten de meiden ook. In Afghanistan is de druk groot om zich aan te passen aan conservatieve krachten, zowel in familieverband als in het maatschappelijke leven. Voor de meeste meiden betekent dit: vroeg kinderen krijgen, gehoorzamen aan je man, en geen maatschappelijke functie. Laat staan een leven in de muziek.

Voor de optredens in Zwitserland speelt een aantal kinderen mee uit een Zwitsers jeugdorkest. In een paar dagen tijd smeden de Afghaanse meiden en hun Zwitserse medespelers hechte vriendschappen, alsof ze elkaar al jaren kennen. Muzikaal zijn de Zwitserse orkestleden beter onderlegd. Je zíet dat de Afghaanse meiden steun aan ze hebben, al was het alleen al bij het stemmen van hun instrumenten vlak voor het optreden De concerten zijn steevast uitverkocht. De Afghaanse diaspora komt in groten getale opdagen voor de concerten. Het orkest eindigt het optreden met een bewerking van een traditioneel Afghaans lied. De Afghanen in de zaal klappen enthousiast mee. Net voor de laatste noten klinken komen een paar grote mannen van de security voor het podium staan. Ze moeten enkele uitzinnige Afghanen ervan weerhouden het podium op te rennen en de meiden te omhelzen. Orkestleden, begeleiders, Sarmast, iedereen is overdonderd door de aandacht.
In Afghanistan blijft de tournee van het orkest ook niet onopgemerkt. Murad, een van de Afghaanse begeleiders, loopt met een geruststellende glimlach naar Sekeba. Ze zit in haar kleurrijke Afghaanse tenue op het podium van een concertzaal in Zürich. Tabla op schoot, klaar voor de soundcheck. ‘Als je familie weer voor je belt, geef de telefoon dan maar aan mij’, zegt hij. ‘Ik zal ze eens toespreken.’ Sekeba kijkt verlegen van hem weg en plukt wat aan haar tabla.
De avond ervoor kwam bij de leiding een telefoontje binnen van Sekeba’s zus uit Afghanistan.
Sekeba schrok: voor goed nieuws bellen ze niet. Haar zus klonk serieus. ‘Gefeliciteerd met het spelen van de tabla. Maar door jou ligt onze moeder nu in het ziekenhuis.’ Sekeba raakte in paniek. ‘Je moeder viel flauw toen je oom belde om te zeggen dat hij jou op de televisie had gezien. Op een podium nog wel, in Europa, terwijl je de tabla speelde.’ Haar oom was door de telefoon tekeer gegaan tegen Sekeba’s moeder. Hij had geroepen dat Sekeba de familie tot schande maakt. Sekeba’s paniek maakte plaats voor een knagende ongerustheid. Daar helpen de geruststellende woorden van Murad niets aan. Hoe zou het met haar moeder gaan? En niet alleen de familie maar de hele gemeenschap weet nu dat ze muziek maakt. Ze weet niet wat haar te wachten staat als ze over een week weer terugkomt in Afghanistan. ‘Mijn oom haalt me vast weg uit Kabul’, zegt ze. ‘Dan word ik uitgehuwelijkt en verdwijn onder een boerka en dat wil ik echt niet. Ik wil in Kabul blijven en naar school gaan.’
Voor een aantal andere orkestleden geldt ook dat ze niet weten hoe hun familie thuis zal reageren als bekend wordt dat ze in een orkest spelen en op tournee zijn geweest naar Europa. Na het optreden in Zürich staat Ahmad Sarmast in de hal. Hij roept een aantal meisjes naar zich toe, ze staan in een kring om hem heen. Ook Sekeba. ‘Kijk’, zegt Sarmast, wijzend op zijn telefoon, ‘dit zijn reacties uit Afghanistan op jullie optreden in Davos. Er zijn daar veel mensen heel erg trots op jullie.’ De reacties komen via ToloTV, de Afghaanse zender die Zohra’s optreden uitzond. Sarmast leest voor: ‘“Fantastisch”, “Ik hou van jullie, geroerd tot op mijn ziel” en “Dit zijn de jonge en dappere dames uit mijn land die zo hard werken om het werkelijke gezicht van Afghanistan te laten zien”.’ De meisjes glunderen.
de laatste dagen voor het vertrek naar Kabul wordt het spannend. Het orkest heeft geen verplichtingen meer. Geen van de meiden mag zonder begeleiding naar buiten, zelfs niet voor vijf minuten. Als ze familieleden ontmoeten, zit er altijd een begeleider bij. Op het vliegveld van Frankfurt valt een grote last van de schouders van Sarmast en de begeleiders. Het voltallige meidenorkest stapt het vliegtuig in. De tournee was een hogedrukpan van onuitwisbare indrukken en ervaringen. Net voordat het vliegtuig op Afghaanse bodem zal landen gaan snel alle hoofddoeken weer op.
Niet lang na de thuiskomst wordt de oom van Sekeba vermoord. Ze reist voor de begrafenis terug naar haar familie in Jalabad. Ze is daarna niet meer teruggekomen naar Kabul. Het is het weeshuis waar ze woonde en de muziekschool niet gelukt om in contact met haar te komen.
Luister hier naar een fragment van het orkest.
De meiden van het Het Zohra-orkest:











Met dank aan Laurens Nijzink. Dit verhaal is mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het Postcode Loterij Fonds voor Journalisten / Free Press Unlimited