Achter de rug van Winston Churchill hangt een rode vlag met de bekende hamer en sikkel. Naast het beeld van de over zijn wandelstok gebogen staatsman, in het gelige gras van Parliament Square, slingeren protestborden. ‘No more austerity’, staat er. En: ‘No cuts’. Een enkeling heeft een T-shirt aan van de brandweer: ‘We rescue people, not banks’.

Tienduizenden ambtenaren, gehandicapten, onderwijzers, verplegers en andere Britten zijn deze zaterdagmiddag in een lange optocht naar Parliament Square gelopen, in het politieke hart van Londen. Hier zijn ze toegesproken door Russell Brand, de markante komiek en hoofdrolspeler in filmklassiekers als Forgetting Sarah Marshall en Get Him to the Greek. Nu worden de spandoeken opgerold en onder de arm gestoken. Verspreid over het plein praten groepjes demonstranten nog wat na. Aziatische toeristen mengen zich tussen hen om foto’s te nemen van de nabijgelegen Big Ben. Achter hun rug, op het podium, zingt de grijzende protestzanger stug door: ‘We will not bow to the masters, nor pay rent to the lords.’

Zes jaar na het subprime-debacle en de daaropvolgende wereldwijde recessie is de volkswoede over de banken allerminst verdwenen. Maar het gesprek van de dag, zoals gedurende die bewogen maanden eind 2008? Nee, daarvoor is de crisis te veel op de achtergrond geraakt. In de City – voor sommigen het kloppende hart van het mondiale kapitalisme, volgens anderen een ordinair roversnest – kun je zelfs gaan twijfelen of ze er ooit was, die crisis.

Het eerste wat opvalt is dat iedereen door rood loopt. Zowel de baardloze jongemannen in hun donkere pakken met een koffie to go in de hand als de enkele oudere heer met de klassieke bretels over het overhemd: allemaal negeren ze haastig de stoplichten. Het is een merkwaardig, op zichzelf staand wereldje, de City. Op de plaats waar ooit een Romeinse nederzetting lag, wisselt hypermoderne hoogbouw de oude, imperiale architectuur af. De City beschikt ook over een eigen politiemacht, en de lokale overheid is in naam een onderneming. In deze City of London Corporation hebben behalve burgers ook bedrijven stemrecht.

In en rond de Square Mile, zoals het financiële centrum ook wel wordt genoemd, lijkt zelfs sprake van een speciaal soort City-inflatie. Alles is opgeblazen. Met een modaal Nederlands salaris voel je je hier vanzelf een sloeber. Van de vastgoedprijzen tot de gouden Rolex in de etalage à 14.500 pond: één grote zeepbel. Die wordt vooralsnog alleen maar verder opgepompt. De ene na de andere nieuwe wolkenkrabber verrijst. De futuristische kantoortorens hebben bijnamen als ‘de augurk’, ‘de kaasrasp’ en ‘de walkie talkie’. Bij de banken, verzekeraars, hedgefondsen en andere investeerders die hier gevestigd zijn, wordt ook opnieuw personeel aangenomen. Na een forse dip in de eerste crisisjaren werken inmiddels al weer 360.000 mensen in de financiële sector in Londen.

En dan zijn er nog de exorbitante salarissen en bonussen, immer tot de verbeelding sprekend. Alleen al tussen 1970 en 2002 steeg het gemiddelde jaarsalaris van mannen die in de City werken (vrouwen verdienen er fors minder) van 2257 pond naar 104.622 pond, oftewel het 48-voudige. Ook hier geldt: na een korte periode van stagnatie klotst het geld weer als vanouds tegen de plinten. Business as usual, zo lijkt het. Dat is ook de conclusie die doorklinkt in veel reportages en beschouwingen in de media. De City heeft niets, maar dan ook niets geleerd van de gebeurtenissen van de afgelopen jaren.

Die pessimistische conclusie wordt op het eerste gezicht bevestigd door een aanzwellende reeks nieuwe schandalen. In Nederland hoor je er vooralsnog amper iets over, maar wederom schudt de financiële wereld op haar grondvesten. Het begon met het belangrijke Libor-rentetarief. Het gesjoemel daarmee kwam onder meer de Rabobank op een boete te staan van 774 miljoen euro. Achteraf bezien blijkt dat pas het begin te zijn geweest, het topje van een ijsberg van schandalen en manipulatie. Zoals een anonieme toezichthouder het noemt in een gesprek: ‘Libor was de elephant in the room.’

Inmiddels gaan er hardnekkige geruchten dat ook de goudmarkt doorgestoken kaart is. Er lopen onderzoeken naar gerommel op de markt voor swaps. Oliegiganten als Shell, BP en Statoil worden verdacht van stiekeme afspraken en manipulatie van de olieprijs. Ging bij de oorspronkelijke kredietcrisis de aandacht vooral uit naar complexe derivaten waarvan nauwelijks iemand begreep hoe ze precies functioneerden, deze keer zijn het conventionelere financiële markten die in de schijnwerpers staan. Markten waarvan mensen tot voor kort dachten dat ze wél snapten hoe die werken. Niet dus. Het financiële systeem blijkt nog veel verrotter dan iemand voor mogelijk hield. Zelfs de oude, vertrouwde aandelenhandel ligt sinds enkele maanden onder vuur. De Amerikaanse sec onderzoekt mogelijke fraude door diverse grote banken, beurzen en high-frequency-traders – flitshandelaren dus.

Maar veruit het grootste en ingrijpendste is vooralsnog datgene wat zich afspeelt in de wereld van de valutahandel, doorgaans aangeduid als Foreign Exchange, Forex of, nog korter, FX. Het is de grootste markt ter wereld. Volgens de Bank voor Internationale Betrekkingen, de ‘bank der centrale banken’, gaat er dagelijks 5300 miljard dollar in om. Hoofdrolspelers zijn volgens de goed ingevoerde site Euromoney het Amerikaanse Citigroup, Deutsche Bank, Barclays en ubs. Wat de fraude extra pijnlijk maakt: anders dan Libor kwam Forex in de ogen van experts het dichtst in de buurt van het ideaalbeeld van een financiële markt. De valutahandel is levendig, heeft een enorm volume en er zijn tal van concurrerende aanbieders en afnemers. Vrijemarktkapitalisme op z’n best.

Met angst en beven wachten de grote banken een nieuwe ronde miljardenboetes af

Van dat prachtige imago is weinig over. Al minstens een decennium lang zouden handelaren de wisselkoersen manipuleren. Daar lopen inmiddels in tal van landen onderzoeken naar. Een hels karwei: miljoenen bestanden moeten doorzocht worden. Naar schatting zijn meer dan duizend specialisten de komende tijd zoet met deze zaak. De eerste resultaten worden niet voor 2015 verwacht, maar vooruitlopend daarop zijn tientallen handelaren en managers geschorst of ontslagen. Met angst en beven wachten de grote banken een nieuwe ronde miljardenboetes af – sancties die door hun omvang nu al meer effect hebben op de financiële sector dan alle morele verontwaardiging en ethische gedragscodes tot nog toe.

De Londense City is het epicentrum van dit alles. Maar liefst veertig procent van alle Forex-transacties vindt hier plaats, een activiteit waar aan de vooravond van de crisis een slordige zesduizend mensen hun brood (en nog wat meer) mee verdienden. Ongetwijfeld uit angst voor juridische consequenties wijzen de meeste betrokkenen een uitnodiging voor een gesprek af. Sommigen negeren het verzoek helemaal. Slechts enkele organisaties zijn wél bereid tot een toelichting voor dit artikel, zij het uitsluitend anoniem, op de achtergrond.

De feiten spreken niettemin voor zich. De wisselkoersen zoals die gebruikt worden door banken, bedrijven, pensioenfondsen en andere investeerders worden veelal bepaald aan de hand van een paar ‘fixes’. Vooral die van 16 uur ’s middags in Londen is belangrijk. Gedurende dertig of zestig seconden worden dan de daadwerkelijke valutatransacties gemonitord. Door hun orders gericht rond dit tijdstip te plaatsen, zouden handelaren de koersen hebben gemanipuleerd, en zo ongeoorloofd voordeel hebben behaald. Medewerkers van diverse banken zouden dit met elkaar hebben afgestemd in internet messaging groups. Te oordelen naar hoe ze die noemden, voelden de bankiers geen enkele urgentie om hun ware bedoelingen te maskeren. Eén messaging group luisterde naar de naam ‘The Cartel’. Een andere heette ‘The Bandit’s Club’.

Saillant is de rol van de Bank of England in het schandaal. Ook de toezichthouder heeft namelijk een medewerker op non-actief moeten stellen. Volgens diverse bankiers was de centrale bank prima op de hoogte van wat er gebeurde. Ze onderhield nauwe banden met de valutahandelaren van de banken. Regelmatig troffen ze elkaar voor overleg bij de officiële ‘chief dealers’ subgroup’. De groep sprak af in dure restaurants. Handelaren van de Royal Bank of Scotland organiseerden kerstborrels voor de hele club.

Het roept het aloude beeld op van de City als een hechte gemeenschap. Ons kent ons. Lange tijd was de City dan ook een dorp, schrijft historicus David Kynaston in zijn monumentale biografie van het financiële centrum, The City of London. ‘Veel mensen kenden elkaar; het was een plek van talrijke toevallige ontmoetingen in een tijdperk voordat City-mensen hele dagen doorbrachten in enorme, naar binnen gekeerde silo’s.’

Aanvankelijk was Amsterdam hét mondiale centrum voor de financiering van de overzeese handel. Eerst verloor het de positie van belangrijkste wereldhaven aan Londen, tevens de grootste stad op aarde. De Frans-Bataafse overheersing eind achttiende eeuw deed de rest. Er kwam een exodus op gang van Amsterdamse handelaren naar de hoofdstad van het Britse rijk. En terwijl continentaal Europa verscheurd werd door oorlog werd Londen almaar welvarender.

Een Amerikaanse bezoeker beschreef in 1817 een komen en gaan van koetsen, karren en paarden. ‘De opeenhoping van spullen die je hier ziet is verbazingwekkend. Het lijkt schier onmogelijk dat er belangstellenden zijn voor dit alles, tot je beseft wat voor enorme menigten er zijn om het te kopen.’ In de City heerste altijd lawaai, drukte, chaos. In de Royal Exchange werd bij tijd en wijle geklaagd over zakkenrollers. Een ervaren handelaar tekende op hoe vrijwel elke deal werd beklonken met een glas sherry, wat naarmate de middag vorderde tot steeds gezelligere taferelen leidde.

Het centrum van alle bedrijvigheid waren lange tijd de koffiehuizen. Zoals dat van Lloyds, de latere verzekeringsmaatschappij, in Lombard Street, in het hart van de City. In deze etablissementen werden niet alleen goederen verhandeld, maar ook scheepsladingen verzekerd en onderhandelingen gevoerd over de financiering van dat alles. De koffiehuizen boden werkplek in een tijd dat kantoren zeldzaam waren. En, minstens zo belangrijk: je hoorde er nieuwtjes van over de hele wereld.

Bankiers leken geen enkele urgentie te voelen hun bedoelingen te maskeren. Ze noemden zichzelf ‘The Bandit’s Club’

Ook toen al bezag de buitenwereld het jachtige gebeuren in de City met wantrouwen. Een parasitair oord zou het zijn, vol bedrog en eeuwig instabiel. Het stikte er bovendien van de joden, zo hoorde je niet zelden. Een prominente criticus sprak zelfs over de vrouwen van de handelaren als ‘de ergste schepsels op aarde, ontzettend dom en verschrikkelijk modieus denkend’.

Iets van die omstreden geschiedenis is ook terug te zien in het museum van de Bank of England. In de kelders van het uit de kluiten gewassen, in 1734 in gebruik genomen hoofdkantoor van de Britse centrale bank rust de goudvoorraad. Meer dan vierhonderdduizend staven zijn het, opgetast in blauw-metalen stellingkasten. Per stuk zijn ze zo’n 350.000 pond waard. Aan de zijkant van het gebouw, tegenover de genationaliseerde Royal Bank of Scotland, is een permanente tentoonstelling ingericht over het verleden van de centrale bank.

Genegeerd door de rondrennende Britse schoolkinderen ligt in een van de vitrines een oude spotprent. Die verscheen op 8 november 1890 in het satirische tijdschrift Punch. Aanleiding was het bijna-failliet van de Barings-bank. Die was het schip in gegaan met Argentijnse staatsobligaties. ‘Same old song’, staat er boven de illustratie. Daarop is de Bank of England afgebeeld als een stokoud omaatje in een soepjurk en met een lampenkap op haar hoofd. Tegenover haar buigen de banken als stoute schooljongens hun hoofd, terwijl de Old Lady of Threadneedle Street, zoals de centrale bank vaak liefkozend wordt genoemd, naar haar geld grijpt. ‘Jullie hebben jezelf weer mooi in de nesten gewerkt met jullie “speculatie”!’, luidt de bijbehorende tekst. ‘Vooruit, ik zal jullie uit de brand helpen – voor deze ene keer!!’

Het zou natuurlijk niet bij die ene keer blijven. Telkens weer wisten bankiers in de City zichzelf in de nesten te werken. En steeds opnieuw moest de buitenwereld financieel bijspringen. Slechts één langere periode vormt daar een uitzondering op. Dat waren de naoorlogse decennia. Onder druk van de forse overheidsregulering – kort na de Tweede Wereldoorlog werd zowaar de Bank of England genationaliseerd – schakelde de City over op een langzamer tempo. Bankieren werd saaier, maar ook veiliger en dienstbaarder. Noodgedwongen ging de City zich meer bezighouden met de eigen, binnenlandse economie.

Het was Margaret Thatcher die begin jaren tachtig definitief een einde maakte aan die relatieve rust. Het pakket maatregelen waar haar regering mee kwam ontketende de financiële sector. Die transformatie kwam al snel bekend te staan als de big bang van de City. Ineens dienden zich overal nieuwe mogelijkheden aan om fors geld te verdienen. Aan het systeem van vaste wisselkoersen was al eerder een einde gekomen – anders zou er nu geen Forex-schandaal kunnen zijn. Daar kwam een golf van fusies en overnames bij. Het paradepaardje van Thatcher was de privatisering van een lange lijst van staatsbedrijven. Dat werd niet alleen ingegeven door ideologie. Het was ook een cadeautje voor de City, dat de hierbij bemiddelende banken miljarden opleverde. Met dank aan de vermaledijde overheid.

De ietwat ingedutte City ontwikkelde zich in razend tempo tot het belangrijkste financiële centrum ter wereld, na New York. Puur naar internationale transacties gemeten, werd Londen zelfs nummer één. Maar die stormachtige opkomst had een prijs. Vrijwel alle onafhankelijke Britse banken en handelshuizen kwamen de afgelopen decennia in buitenlandse handen of verdwenen. Voorbij was ook de tijd van de ‘3-6-3-regel’: spaargeld aantrekken voor drie procent rente, spaargeld uitlenen tegen zes procent, om rond drie uur ’s middags al weer op de golfbaan te staan.

Het verdwijnen van die overzichtelijke wereld heeft tot sombere bespiegelingen geleid, zoals het in 2000 verschenen The Death of Gentlemanly Capitalism van een voormalige Britse zakenbankier. Al in 1980 mopperde de toenmalige baas van Lloyds over de nieuwe, Angelsaksische mentaliteit: ‘Als er vroeger iets aan de hand was, was het voldoende voor de chef om te zeggen: “Hoor eens, dit moet stoppen”, en de knul zou met zijn hoed in de hand staan en doen zoals hem gezegd was.’ Maar zo ging het niet meer. ‘Waarom zou ik?’ luidde het antwoord in de moderne tijd.

En nu? Zijn het zelfvertrouwen en de hoogmoed van de pre-crisisjaren terug van weggeweest in de City, zoals de recente schandalen rond Libor en Forex suggereren? Op het terras achter een typisch Britse pub, boven een tot de rand gevulde pint, schudt Ian zijn hoofd. Hij wil vanzelfsprekend niet met zijn echte naam in de krant, want daarvoor heeft hij geen toestemming van zijn werkgever, een grote bank. Maar praten over de sfeer in de City kan geen kwaad. Bovendien, zo vindt Ian: het is goed om enkele misverstanden uit de weg te ruimen.

‘Ik denk dat je altijd wel cowboys kunt vinden in de sector. Maar iedereen is voorzichtig. Stel je voor dat er iets fout gaat!’

Business as usual? Niks daarvan, meent hij. Althans niet in zijn omgeving. ‘Ik denk dat je altijd wel cowboys kunt vinden in de sector. Maar ik zie de laatste tijd iets anders gebeuren. Alles gaat over risico. Iedereen is voorzichtig. Stel je voor dat er iets fout gaat! Zoveel mensen houden zich nu bezig met compliance (zorgen dat een onderneming de wet- en regelgeving naleeft – red.) en met risicobeheersing. Misschien is dat ook wel nodig, maar het lijkt wel of er tegenwoordig meer controleurs rondlopen dan gecontroleerden.’

Die angst voor misstappen groeit met ieder schandaal en met elke miljardenboete. Zo ook bij de verwikkelingen rond de valutahandel. Hoewel hij zelf op een ander terrein werkzaam is, zingt het in het hele bedrijf rond als de fca (de Britse afm) weer is langsgekomen.

En dan is er nog de aanhoudende vrees voor weer een ontslagronde. Het zorgt volgens Ian voor een nieuw soort nuchterheid in de City. Hij vertelt over een vergadering die hij onlangs bijwoonde. De VS-jongens aan de lijn begonnen direct over bonussen, om hun medewerkers beter te kunnen motiveren. ‘Wij hadden zoiets van: wees blij dat je überhaupt je baan nog hebt! Er zijn zoveel collega’s die weg moesten de afgelopen jaren!’

De feiten lijken zijn observaties te bevestigen. Het aantal controleurs néémt razendsnel toe. Terwijl bij de rest van de Britse overheid vijftien procent van de banen is verdwenen, groeide het personeelsbestand bij de Bank of England de afgelopen twee jaar met maar liefst dertig procent. Barclays, de toonaangevende Britse bank, maakte begin deze maand nog de oprichting bekend van een heuse ‘compliance career academy’, in samenwerking met Cambridge. De Britse bank zou tientallen miljoenen pompen in het initiatief, dat extra training beoogt voor de 2100 medewerkers die belast zijn met compliance.

Ook op andere manieren doen banken verwoede pogingen om nieuwe fraudezaken, en daarmee recordboetes, in de toekomst uit te sluiten. In reactie op de Forex-onrust automatiseren ze massaal hun handelsprocessen. Voorop de internationale valuta. De reden is niet alleen kostenbesparing. De telefonerende handelaar, en daarmee de mogelijkheid van sjoemelen, moet zo veel mogelijk uit het proces verdwijnen. Daarbij wordt overigens voor het gemak vergeten dat computerprogramma’s en algoritmes evenmin een garantie bieden tegen marktmanipulatie – zie de gang van zaken rond de flitshandelaren.

‘Eigenlijk wil niemand in de City werken’, besluit de eerder zo opgewekte Ian ons gesprek somber. ‘Nou ja, bijna niemand dan. Ik ken zoveel mensen bij de banken die er best mee zouden willen stoppen. Iedereen is terneergeslagen.’ Begrijp hem goed: hij is nog altijd gecharmeerd van de snelheid, van de energie die heerst binnen de City. Maar het heeft een keerzijde.

Waarom de bankiers die hij kent dan niet de daad bij het woord voegen? ‘De vergoeding. Londen is zo duur, zonder baan in de City kun je er nauwelijks wonen.’ In Ians beschrijving heeft de City veel weg van een fuik. Je kunt er wel in, maar nauwelijks meer uit. De huizenprijzen zijn absurd hoog, en stijgen nog altijd snel. Wie kinderen heeft, krijgt bovendien te maken met een bizar onderwijssysteem. ‘Als er geen goede, gratis state school is in je buurt moet je op zoek naar een privé-school. Die kost al gauw dertigduizend pond per kind’, aldus Ian. ‘Per jaar.’

Erg gezellig klinkt dat niet. De sfeer bij veel grote banken in de City is dan ook belabberd, bevestigt Brett Scott, een voormalige broker en auteur van het boek The Heretic’s Guide to Global Finance: Hacking the Future of Money. We spreken elkaar in de Kaff Bar, een alternatieve kroeg in Brixton. De wijk, bekend om de grootschalige rassenrellen in de jaren tachtig, is nog altijd multicultureel en vol leven. Bij de uitgang van de metro staan twee mannen vurig te preken over de satan: hij is overal. In het café gaat het er wat minder verhit aan toe. Bezoekers worden bij de bar vriendelijk verzocht hun koffies en biertjes te betalen met Brixton Pounds: de lokale, ideële munteenheid.

‘Veel banken creëren een cultuur die draait om verwachtingen’, legt Scott uit aan een tafeltje bij de deur. ‘In zo’n cultuur doen medewerkers niet iets omdat het ze aan het hart gaat, maar vanwege de mogelijke opbrengsten. Zodra dat verwachte profijt verdwijnt of onzeker wordt, desintegreren zulke organisaties. Dat is precies wat er in de afgelopen crisisjaren is gebeurd. Teams vallen uit elkaar. Het is ieder voor zich. Zodra je het als werkgever moeilijk krijgt, rennen al je mensen weg, in plaats van je te helpen. Ik noem dat een huurlingenmentaliteit. Verschrikkelijk, ja, maar die bedrijven hebben het zelf gecreëerd.’

‘Sommige bankiers zijn best kritisch. Niet dat ze het systeem verwerpen, maar zij zien ook wel dat er iets grondig mis is’

Scott is een vreemde eend in de bijt in de City. Een idealist met een wilde donkere haardos en een ondeugende blik in zijn ogen. Als broker voor een kleine startup moest hij klanten proberen te interesseren voor onbekende, exotische derivaten. ‘Het is niet dat ik undercover ging in de financiële sector’, vertelt hij terugblikkend op die tijd. ‘Ik zou het eerder een avontuur noemen. Een experiment. Ik wilde echt open-minded zijn en begrijpen wat daar gebeurt. Noem het antropologie, maar met een subversief randje.’ In zijn in 2012 verschenen boek stelt hij zijn lezers voor een ‘hackersmentaliteit’ te omarmen. We zien de City te veel als een ondoordringbaar, homogeen geheel, aldus Scott. Hij vergelijkt het met een zwarte doos. Net als een hacker doet bij een computer, moet je die durven openen om onbeschroomd naar binnen te gluren en aan de verschillende onderdelen te sleutelen. Zo’n benadering biedt kansen voor wat Scott financieel activisme noemt. Zo opperde hij al eens in een opiniestuk in The Guardian dat de Occupy-beweging zich moet omvormen tot een hedgefonds. Core business: de financiële wereld van binnenuit veranderen.

Scott noemt nog een tweede voordeel van zijn hackersbenadering: het is een krachtig middel tegen mythes. Neem dat imago van bankiers als stoere, gewetenloze masters of the universe. Scott gelooft er niets van. ‘Veel mensen binnen de financiële sector hebben zo hun eigen, alternatieve beweegredenen. Ik werkte bijvoorbeeld met een man die een mislukte poging had gedaan om een bedrijf op te richten, en daardoor met grote schulden kampte. Dat soort verhalen hoor je vaker. Ik zag veel lui die al een jaar of twintig in de sector werkten, maar waarvan ik absoluut niet het idee kreeg dat ze plezier hadden in wat ze deden. Ze verdienden waarschijnlijk behoorlijk veel geld, maar ik vermoed dat ze niet echt iets anders konden. Ze hadden gezinnen om te onderhouden, en dan is het eigenlijk te laat om er nog mee te kunnen stoppen. Dat heeft eerder iets tragisch.’

‘Weet je dat ik vrij veel bankiers krijg op deze tour?’ Met zijn ogen knipperend tegen de felle zon kijkt gids Heiko Khoo naar me op, de smartphone nog in de hand. Khoo – zijn voornaam dankt hij aan zijn Oost-Duitse moeder, de achternaam komt van zijn Chinese vader – heeft zojuist een groep internationale toeristen kennis laten maken met het Londense leven van de door hem bewonderde Karl Marx. Drie uur lang ging het over de kroegen waarin Marx en zijn boezemvriend Friedrich Engels de wereldrevolutie beraamden, afgewisseld met uiteenzettingen over de hegeliaanse filosofie en de marxistische arbeidswaardeleer – bewonderenswaardig helder uitgelegd door Khoo. Van de smalle straten van Soho, via een klein stukje sjiek Bloomsbury, zijn we nu aanbeland bij het eindpunt: het British Museum. Vroeger was hier ook de grote bibliotheek gevestigd. Daar, in de ronde reading room, bracht Marx het grootste deel van zijn week door.

Na afloop roept Khoo me na, in z’n eentje zittend op de trappen voor de indrukwekkende neoklassieke zuilen van het museum. Wat me in Londen brengt, wil hij weten. Ik vertel hem over de City. Over mijn eerste indruk dat er niets veranderd was sinds de crisis; en over de daaropvolgende gesprekken, die suggereren dat de aanvankelijke euforie wel degelijk is omgeslagen en plaats heeft gemaakt voor onrust, onzekerheid en wantrouwen.

‘Laatst nog heb ik een hele groep mensen van Goldman Sachs rondgeleid door het leven van Marx’, reageert Khoo. ‘Sommigen zijn best kritisch, wist je dat? Niet dat ze het systeem verwerpen, of zo. Maar zij zien ook wel dat er iets grondig mis is in de City. Dat er wat moet veranderen in de financiële wereld.’ Hij heeft al afscheid genomen en wordt weer in beslag genomen door zijn telefoon als hij nog een laatste opmerking mompelt: ‘Maar ja, het geld hè. Altijd weer het geld.’


Nederland en de FX-manipulatie

Sinds eind vorig jaar doen toezichthouders DNB en AFM ‘inventariserend onderzoek’ naar de rol van de Nederlandse banken bij de manipulatie van financiële benchmarks. Mocht een bank schuldig worden bevonden, dan kan ze rekenen op hogere straffen dan voorheen. Vanaf 2015 wil het kabinet manipulatie van benchmarks namelijk verbieden – iets wat tot nog toe opmerkelijk genoeg niet wettelijk was vastgelegd. Ook de potentiële (geld)straffen zullen worden opgetrokken, hoewel het vergeleken met de Amerikaanse miljardenboetes nog altijd weinig voorstelt.

In reactie op Kamervragen schreef minister Dijsselbloem van Financiën enkele maanden geleden dat zolang het onderzoek loopt er geen uitspraken worden gedaan over eventuele betrokkenheid van Nederlandse banken bij de valutafraude. Maar: ‘Ten aanzien van eventuele buitenlandse onderzoeken kan ik aangeven dat mij vooralsnog geen signalen hebben bereikt dat Nederlandse banken hier onderwerp van zijn.’

Van de Nederlandse banken zijn Rabobank en ING het actiefst in de valutahandel. Met marktaandelen van minder dan 0,3 procent lijken zij desondanks internationaal geen rol van betekenis te spelen. Wel zorgde het vertrek van het hoofd van de Londense valuta-afdeling van de Rabobank onlangs hier en daar voor verwondering.

De kans dat Nederlandse instellingen in plaats van dader slachtoffer zijn van het schandaal rond de wisselkoersen is overigens groter. Zo overweegt pensioenuitvoerder MN schadeclaims in te dienen bij frauderende banken. Woordvoerder Michiel Cleij laat desgevraagd weten dat hier pas een besluit over wordt genomen als de Europese Commissie haar onderzoeken heeft afgerond naar zowel de Libor-fraude als de mogelijke manipulatie van de wisselkoersen. ‘We overwegen nog steeds een claim. Wij volgen beide zaken op de voet, maar wachten vooralsnog de rapporten van de Commissie hierover af’.


IJkpunten van het financiële systeem

Iedereen die wel eens in het buitenland komt, weet hoe bewerkelijk wisselkoersen zijn. Op het vliegveld krijg je heel wat minder vreemde valuta voor je euro’s dan verderop, in de stad – al is het ook daar afwachten of je niet bedrogen wordt. Om te voorkomen dat ze bij iedere transactie op zoek moeten naar de voordeligste aanbieder richten veel internationaal opererende bedrijven, pensioenfondsen en andere investeerders zich op de ‘benchmarks’. Dat zijn in feite niets anders dan hulpmiddelen om snel de prijs te bepalen voor vreemde valuta, maar ook voor ruwe olie, leningen of goud.

Benchmarks bieden houvast in een onstuimige, ondoorzichtige markt. Het zijn private initiatieven. Er zijn er duizenden, waarbij de ene meer gebruikt wordt dan de andere. Tot voor kort werden ze nooit gereguleerd.

Tegenwoordig blijken de benchmarks zó cruciaal te zijn geworden, en de hiermee verbonden financiële belangen dusdanig groot, dat het verleidelijk is om ze te manipuleren. Dat is niet moeilijk. Sommige benchmarks, zoals Libor, komen tot stand door een panel van betrokkenen te raadplegen. Andere, waaronder Forex, meten daadwerkelijk transacties. Maar omdat dit slechts op vaste tijdstippen gebeurt, gedurende korte tijdspannes – bijvoorbeeld dertig seconden, rond 16 uur in de middag – is het ook hier mogelijk voor grote partijen om de hoogte van de wisselkoersen te beïnvloeden.

Tal van nationale en internationale toezichthouders en private partijen proberen nu de benchmarks te verbeteren. Het devies: meet meer transacties, en ga minder op de oordelen van experts af. Maar ook als alle nieuwe aanbevelingen en principes braaf worden opgevolgd, kan er nog naar hartelust geknoeid worden met tarieven. Zoals een (anonieme) toezichthouder het samenvatte: ‘Uiteindelijk kan iedere benchmark gemanipuleerd worden.’


Beeld: Londen en de city, courtesy 1) Lorenzo Mscia / Archivolantino / Red; 2) Richard Baker / Corbis; Eddie Keogh / Reuters.