VORIGE WEEK WAS hij in Tanzania voor televisieopnamen, vanmiddag poseert hij op de zolderetage van zijn monumentale woning in het hart van Utrecht voor herenglossy Esquire. Behalve dat zijn meest recente roman De overgave genomineerd is voor de AKO Literatuurprijs en de NS Publieksprijs gaat Arthur Japin persoonlijk op voor de titel ‘best geklede man van Nederland’. Waartoe een succesvol schrijverschap zoal nog meer kan leiden, valt nu na te lezen in Zoals dat gaat met wonderen, het dagboek van Japin over de periode 2000-2007 dat deze week verschijnt in de prestigieuze Privé-domein-reeks. Het is een opmerkelijk getoonzet dagboek, met evenveel aandacht voor mijmering en overweging als voor concrete levensfeiten. Het decor waarin gemijmerd wordt, en het gezelschap waarin wordt verkeerd, is bijna permanent indrukwekkend internationaal en beroemd. Japin reist in de afterglow van het succes van De zwarte met het witte hart naar Ghana, samen met de kroonprins en diens vrouw. In New York verkeert hij met schrijvers als Breyten Breytenbach en Edmund White en nabij de Georgische stad Gori ontmoet hij de moeder van president Poetin. Hij is vaste gast in de televisieshow van Claudia de Breij, geeft lezingen in Indonesië, Athene, Kaapstad…
‘Jaaa’, zegt de schrijver, lichtblauw overhemd, korenhalmgele Versace-broek, sokloos in halfhoge booties, ‘ik stond er zelf ook wel een beetje van te kijken toen ik het allemaal eens op een rijtje zette. Ik blijf voorlopig weer even thuis.’
Hij stond wel van meer te kijken toen hij zijn dagboeken van de afgelopen jaren teruglas met het oogmerk hieruit een publicabel dagboek te destilleren. Hoe er in het geleefde leven duidelijke lijnen te ontdekken zijn, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling die hij beschrijft als ‘steeds verder verdwijnen achter zichtbaarheid, me verschuilen in openheid’. Voor de duidelijkheid: dit dagboek beslaat in al zijn dikte slechts een vijfde van de werkelijke dagboeken over deze periode.
Is die lijn dan niet een constructie achteraf?
Arthur Japin: ‘In zoverre dat ieder dagboek een constructie is, je kiest al in wat je wel of niet opschrijft. Vervolgens in de woorden die je daarvoor kiest. Ik heb altijd een dagboek bijgehouden, maar nooit in de zin van “ik stond op en ik ging dit en dat doen”, dat soort dingen interesseert me niet, ook niet van een ander, het is altijd een mengeling van gebeurtenissen, ontdekkingen, gedachten, invallen.’
Waarom houdt u een dagboek bij?
(zucht) ‘Ja dat weet ik niet precies. Misschien omdat ik een heel slecht geheugen heb en het een manier is om iets vast te houden. Maar vooral omdat het me tot formuleren dwingt. Wat dat betreft lijkt het op gewoon schrijven: als je niet gaat zitten komt er niets. Als je jezelf niet dwingt je overpeinzingen af te maken, onder woorden te brengen en door te denken, bestaan ze niet.’
Conflicteert het bijhouden van een dagboek niet met het schrijven van uw romans?
‘Nee, het lijkt er wel een beetje op. Heel veel van wat terechtkomt in mijn romans en verhalen wordt geboren in mijn dagboek. Bijvoorbeeld in de periode dat ik met De droom van de leeuw bezig was, droomde ik allerlei Fellini-achtige scènes. Dagboek en roman voeden elkaar.’
In hoeverre is een dagboek een eerlijk genre?
‘God, wat is eerlijk? Dat weet ik eigenlijk niet. Kijk, Casanova schreef heerlijk op ouwe leeftijd nog eens het hele leven op zoals hij dat graag geleefd zou hebben. Als je het van dag tot dag bijhoudt, ben je iets dichter bij de waarheid. Eerlijk is vooral: hoe je jezelf ziet, hoe je iets beleeft. Dat hoeft helemaal niet te zijn hoe iets echt is. Op de dag zelf al niet. Als ik ’s avonds terugdenk aan de dag, dan kan ik de nare dingen opschrijven, of iets smerigs noteren. Of gewoon iets leuks. Allemaal even waar gebeurd.’
En waar focust u op?
‘Ik ben uit op het bewaren van wat goed was en troost geeft. Dat zijn herinneringen waar ik later iets aan heb. Verdriet is me altijd komen aanwaaien en dat zal wel zo blijven. Dat dan ook nog eens vastleggen is geen verdienste en lijkt me dwaas. Het heeft met de kracht van woorden te maken. Die zijn gevaarlijk. Zo gauw je je belevenissen onder woorden brengt, geef je ze gewicht. Dingen die ik liever niet had meegemaakt wil ik liefst vergeten, dus die ga ik vooral geen woorden verlenen.’
Dagboek schrijven is niet iets therapeutisch?
‘Misschien juist wel. Ik benadruk wat het leven waard maakt om geleefd te worden. Als ik therapie nodig heb, is het om daaraan voortdurend herinnerd te worden, niet om in de modder te wroeten. Anders zou ik het niet volhouden, want ik vind het een zware en gevaarlijke opgave om het leven tot een goed einde te brengen.’
Er staan ook bijna alleen maar mooie dingen in uw dagboek. Maar daardoor vallen de paar lelijke des te meer op.
‘Ja, ik weet precies waar je op doelt.’
Zo heeft hij geen goed woord over voor de fotografie van Rineke Dijkstra, en brandt desgevraagd weer los: ‘Ik verplaats me gewoon in zo’n meisje in badpak, zij had een fragiel, gedroomd zelfbeeld dat aan duigen wordt geslagen.’ In Ghana wordt hij geconfronteerd met het eigenaardige gedrag van Eveline Herfkens, die tevergeefs probeert hem ervan te weerhouden opnieuw naar Ghana te komen. Ook beschrijft hij hoe hij tijdens een interview in tranen wordt gebracht door Martin Simek, die hem nota bene achteraf verwijt zichzelf niet te hebben laten zien.
Het zijn opvallend felle passages in een verder zeer sereen getoonzet dagboek.
‘Veel van mijn werk gaat over onzichtbaar willen zijn en tegelijk toch gezien willen worden zoals je bent. Het publiceren van dit dagboek heeft daar ook weer mee te maken. Ik hoop stiekem dat niemand het leest, omdat ik bang ben voor hun oordeel. Maar alleen al het idee dat iemand erover zal willen oordelen, maakt dat ik zeg: dan doe ik het juist! Ik laat me door anderen nooit meer de mond snoeren. Ik verstop me voor niemand meer… Ik hoop alleen dat ze niet naar me kijken! Die tegenstelling is mijn motor en die van mijn romanpersonages. Op die manier fungeert dit dagboek als een schild: door me bloot te geven en me kwetsbaar te tonen, kan ik mijn angst voor mensen bedwingen. Zie mij, zie dit, en als je er iets lelijks mee doet, dan is dat jouw pakkie-an. Dan is het jouw afgang, niet de mijne. Ik ben tenminste mezelf gebleven.’
Bent u kwetsbaarder dan andere mensen?
‘Nou, ik hoop dat iedereen kwetsbaar is op een bepaalde manier. Kwetsbaarheid kweekt mededogen voor anderen. Het is wel zo dat ik moet zorgen dat de lelijkheid en de slechtheid van de wereld geen vat op me krijgen. Ik ben al te bevattelijk voor het verdriet van anderen. Dat neem ik erg makkelijk over en daar moet ik me tegen wapenen.’
Het lijkt vooral alsof u zich in dit boek rekenschap geeft van uw opvatting over de liefde.
‘Dat is de rode draad ja, in mijn leven en in mijn werk. Misschien omdat ik vroeger veel slechte voorbeelden heb gezien. Ik heb nu gemerkt dat de liefde zich kan verdubbelen, dat is ook het wonder uit de titel. Het is een zin uit De droom van de leeuw, dat ik overigens schreef vóór mijzelf het wonder overkwam. De Fellini-achtige figuur zegt: mensen denken dat liefde een fles is, waar maar zo veel glazen uit gaan. Het tegendeel is het geval; er is sprake van een wonderbaarlijke vermenigvuldiging. Maar zoals dat gaat met wonderen: als je er niet zelf bij geweest bent, zul je het niet willen geloven.’
Is het voor uw beide geliefden niet moeilijk dat u zo openhartig over jullie menage schrijft?
‘Zij hebben daar geen probleem mee. Niet bang zijn, daar draait het allemaal om. Zowel in de liefde als in het erover schrijven. Een paar dagen geleden kwam ik tijdens een wandeling op de Kilimanjaro voor zo’n soort Bridge on the river Kwai te staan: zúlke gaten tussen de bielzen, enorme afgrond. Ik moest kiezen: of drie uur teruglopen, of die brug over. Dingen doen die je eigenlijk niet durft, is een verrijking. Er is veel meer mogelijk dan je denkt. Alledrie weten we dat het zo goed is. Met dit dagboek kan ik aan mensen laten weten dat het kán, dat er veel meer rek zit in de wereld dan je denkt.’
Het lijkt me in heterorelaties moeilijker, zo’n driemanschap.
‘Het helpt wel dat het allemaal één geslacht is ja. In een relatie tussen man en vrouw speelt altijd ongelijkheid mee. Je ziet het in de puberteit ontstaan in taalgebruik, in houding: hoe jongens en meisjes zich in zichzelf terugtrekken om ten opzichte van elkaar een rol te kunnen aannemen die ze van nature niet in huis hebben.’
Bent u niet bang dat u met het publiceren van uw dagboek uw leven ook een beetje weggeeft?
‘Dat doe je in interviews ook. Dan is dit veel genuanceerder. Nog zo’n contradictie: alle publieke aandacht verhoogt mijn gevoel van anonimiteit. Omdat het beeld dat mensen hebben steeds verder af komt te staan van wie je bent. Mensen maken hun verhaal toch wel bij je. Dan kan ik dat maar beter voeden met wat ik van belang vind.’
Arthur Japin, Zoals dat gaat met wonderen: Dagboeken 2000-2007. De Arbeiderspers (Privé-domein nr. 267), 463 blz., € 25,-