
Het regende historische vergelijkingen toen duidelijk werd dat Groot-Brittannië vóór een vertrek uit de Europese Unie had gekozen. Londen was overwegend tegen een Brexit, de rest van het land wilde eruit en dus werd in verschillende commentaren een parallel getrokken met de Peasants’ Revolt van 1381, waarbij opstandelingen van het platteland optrokken naar de hoofdstad. In de Daily Telegraph noemde historicus Andrew Roberts het resultaat van 23 juni ‘indrukwekkender dan de Franse Revolutie’. Brexit-voorganger Boris Johnson noemde de uitslag ‘glorious’, een knipoog naar 1688, de Glorious Revolution, waarbij Britse parlementariërs met hulp van stadhouder Willem III van Oranje koning James II van de troon stootten.
Inmiddels lijkt de anticlimax in te treden, zoals bezongen door Britpop-band Pulp in het nummer The Day After the Revolution: ‘I have waited and waited for this day to arrive/ The revolution was televised, now it’s over, bye bye.’ Want 23 juni mag dan eenzijdig zijn uitgeroepen tot independence day, hoe die onafhankelijkheid verwezenlijkt gaat worden lijkt niemand precies te weten. Wie verwachtte dat team leave een routekaart had om bij groen licht van de kiezer Groot-Brittannië uit de EU te leiden, kwam bedrogen uit. In plaats daarvan wordt nu vooral gemaand tot behoedzaamheid. Boris Johnson heeft laten weten dat er wat hem betreft geen haast hoeft te worden gemaakt met een Brits uittreden en dat het Verenigd Koninkrijk mee blijft doen aan het vrij verkeer van personen binnen Europa.
Europarlementariër Dan Hannan, auteur van het anti-EU-pamflet Why Vote Leave en kopstuk van de leave-campagne, nam een dag voor de stembusgang al een voorschot: het referendum was weliswaar ‘memorabel en historisch’ maar zou ongeacht de uitslag geen dramatische gevolgen hebben, schreef hij op de discussiewebsite Conservative Home. Wie er ook zou winnen, de marges zouden krap zijn en ‘in een democratie kan een grote minderheid niet worden genegeerd’.
Je zou het kiezersbedrog kunnen noemen: de Europese Unie zwart maken in de hoop dat kiezers zich tegen dit politieke verbond keren, en vervolgens terughoudendheid bepleiten om ook daadwerkelijk gevolg te geven aan die keuze. Maar die draai lag al in de campagne besloten. Vote Leave was in de grond een negatief verhaal, gebaseerd op het uitmeten van de tekortkomingen van de EU en het oproepen van het spook van de migratie. ‘Take control’ was de leus van de Brexiteers, maar de vraag welke hendels precies moesten worden omgezet, en door wie, werd vooruitgeschoven tot ná het referendum. Voor de handvol concrete wensen van het leave-kamp, zoals verdragen met onder meer India en Australië en een gunstige deal met de EU, was juist de medewerking van anderen nodig.
Overige beloften verkruimelden in de dagen na het referendum. Zowel Dan Hannan als Boris Johnson gaf toe dat het aantal migranten niet omlaag zou gaan. Dat er nu 350 miljoen pond per week extra beschikbaar zou zijn voor de National Health Service (een slogan die prominent op de leave-campagnebus stond) was ineens een ‘aspiratie’. Het visioen van de leavers dat de Britse economie zou opbloeien werd gelogenstraft door de grootste klap voor het pond in dertig jaar en de afwaardering van het land door de kredietbeoordelaars.
Een illustratie van het smalle fundament van het Brexit-sentiment zag ik in de opmaat naar 23 juni. In de town hall van Hammersmith, een wijk in Londen, hadden zich vijfhonderd man verzameld voor een vote leave-bijeenkomst. Op het podium zaten vertegenwoordigers van Labour, de Conservatieven en de United Kingdom Independence Party (ukip) die allemaal op campagne voor een Brexit waren. Geen van de sprekers wilde antwoord geven op de vraag welk type overeenkomst met de EU de Britten het best konden nastreven als ze uit de Unie zouden stappen: zoals Noorwegen, dat wel meebetaalt aan de EU en gebonden is aan vrij verkeer van personen, of meer zoals Zwitserland, dat een meer uitgekleed verdrag met de EU heeft gesloten? De Britten zouden een Britse deal krijgen, was eensluidend het antwoord. Over de invulling daarvan werd verder niet gesproken.
Dan Hannan was een van de politici die in het panel zaten. Hij riep op toch vooral optimistisch te zijn en sprak over een roemrijke geschiedenis waarin Engeland als onafhankelijke natie een wereldmacht vormde. Het was de Brexit-campagne in een notendop: gebaseerd op de drogreden dat een glorieus verleden garant staat voor een glorieuze toekomst. Hoe dan ook was de Brexit-campagne van begin tot eind aanleiding tot geforceerde historische vergelijkingen. De Daily Mail schreef dat ukip-voorman Nigel Farage in een ander leven waarschijnlijk een Spitfire-piloot zou zijn geweest, vechtend tegen de Luftwaffe in de Battle for Britain. Zijn critici werden door de tabloid vergeleken met laffe gewetensbezwaarden of regelrechte nazi-collaborateurs. Dat het verleden te pas en vooral te onpas van stal wordt gehaald kan worden gezien als bewijs van de typisch Britse obsessie met de geschiedenis, maar het is vooral een uiting van politiek die verstoken is van een toekomstbeeld.
Hetzelfde gold ook voor veel gewone Britten die het vakje ‘leave’ rood maakten. ‘Brexit werd niet gedreven door een toekomstvisioen’, schreef Will Davies, socioloog aan Goldsmiths University in een reactie op de overwinning van leave. Hij bestudeerde interviews met Britse stemmers en constateerde een patroon: de voorstanders van een vertrek uit de EU koesterden niet tegelijk een verwachting dat de toekomst daar ook beter van zou worden. Veel leavers waren ervan overtuigd dat het in feite geen verschil zou maken voor hun leven. Dit, aldus Davies, illustreert een bredere culturele en politieke malaise, die volgens hem ook het succes van Donald Trump verklaart: er is een grote groep kiezers die de hoop op een betere toekomst hoe dan ook heeft opgegeven. Hun stem kan worden gewonnen door te appelleren aan de drang om uit woede en frustratie iets kapot te maken, in dit geval de verbintenis tussen Groot-Brittannië en de EU.

En precies daar zit, alle historische beeldspraak ten spijt, de betekenis van het Britse referendum. Want behalve een scheuring in de EU, een economische optater en chaos in het Verenigd Koninkrijk, heeft de stem voor Brexit nog wat gebracht. De meerderheid voor ‘leave’ markeert het volwassen worden van een politieke stroming die overal in Europa aan kracht wint. Deze referendumuitslag was een triomf voor wat je het ‘exitisme’ zou kunnen noemen: politiek die stoelt op afwijzing van de consensus dat Europa een supranationale toekomst heeft. Waar klassieke politieke ideologieën een positieve invulling van een ideale samenleving geven, berust het exitisme op negatieve grondslagen. Het gaat vooral om iets niet willen. De stem voor Brexit is daarmee een signaal dat in Europa opbouwpolitiek serieuze concurrentie heeft gekregen van de afbraakpolitiek.
Dat een helder idee ontbreekt waar afbouwen toe moet leiden doet daar weinig aan af. Het succes van Vote Leave onderstreept het punt dat politicoloog Jan-Werner Müller maakte in een essay over de Britse houding ten opzichte van Europa dat onlangs verscheen in The London Review of Books: op veel plekken in Europa vormen politieke gemeenschappen zich rondom gedeelde klachten, in plaats van gedeelde dromen. Müller wijst op het bestaan van een gedeeld gevoel van slachtofferschap dat de Europese politiek in sterke mate bepaalt. Ooit was dat het domein van links dat uitging van een arbeidersklasse die onder de duim werd gehouden door het grootkapitaal. Inmiddels is de ‘culture of complaint’ ook eigendom van de rechts-populisten en wordt met de vinger gewezen naar een supranationale elite en de migrant. De Europese Unie vertegenwoordigt beide, en is daarom het ideale doelwit om een stembusopstand tegen te organiseren.
Lange tijd gold Groot-Brittannië juist als een van de weinige landen in Europa waar het populisme weinig voet aan de grond kreeg. De uitlaatklep voor ergernis over de elite, Europa en migranten waren de tabloids en ten dele ook de Conservatieve Partij waar deze kritiek goed vertegenwoordigd is, schreef de filosoof Julian Baggini in A Very British Populism, een bijdrage aan een serie studies van populistische bewegingen in Europa van de denktank Counterpoint. Bovendien was in het Verenigd Koninkrijk klasse een veel belangrijker organiserend principe voor politiek dan elders in Europa. ‘Populisme in Engeland manifesteert zich het meest duidelijk in niet-politieke contexten’, concludeerde Baggini.
Van uitzonderingsgeval is Groot-Brittannië nu lid van de populistische avant-garde geworden. Felle kritiek op de Europese Unie klinkt in alle lidstaten, maar het Verenigd Koninkrijk is de tweede plek waar de onvrede politiek gemobiliseerd wordt om het proces van Europese uitbreiding en integratie terug te draaien. Nederland beet het spits af, met een volkspeiling over het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne. Waar Baggini’s analyse aan voorbijging was de mogelijkheid dat populisme zich ook politiek kan manifesteren buiten partijen om.
De Britse campagne tegen de EU werd geleid door een verzameling onwaarschijnlijke bondgenoten, zoals Andrew Roberts constateerde in de Daily Telegraph: Gisela Stuart, Labour-parlementariër die zich tot de Brexit heeft bekeerd vanuit de wens de Britse arbeidersklasse te beschermen. ukip-leider Nigel Farage, die immigranten buiten de deur wil houden. Dan Hannan, die vooral hamerde op het belang van nationale soevereiniteit. En natuurlijk Boris Johnson, die aanhaken bij de Brexiteers zag als een kans om zijn eigen politieke carrière een duw te geven. Ieder van hen vertegenwoordigt een reden waarom er een wig tussen de Britten en de EU kon worden gedreven. Sommige linkse politici zien de EU als bedreiging voor sociale rechtvaardigheid. Rechts-populisten spinnen garen bij het ongemak met migranten. Conservatieve intellectuelen willen dat politieke macht in de handen van natiestaten ligt en opportunistische politici weten dat ze zich kunnen opwerken door de EU te verketteren.
Tezamen blijken deze krachten in staat de Europese integratie voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis in z’n achteruit te zetten, iets wat veel minder snel gebeurt zolang het primaat van de politiek bij het parlement ligt en er één keer in de vier of vijf jaar wordt gestemd. Dan moet een stem tegen ‘Brussel’ worden uitgesproken door een regeringsleider, vaak namens een meerpartijencoalitie, in het gezicht van 27 collega’s. Het referendum blijkt de stormram waarmee exitisten de consensus dat Europa draait om opbouwen kunnen openbreken. En dat instrument is effectief omdat een referendum tijdelijk verlof biedt van alle ingewikkelde verbanden die de politiek normaal bepalen. Even hoeft de kiezer geen rekening te houden met deals, met de uitruil van standpunten of het wegen van verschillende belangen. Politici krijgen een kans om buiten de partijkaders om campagne te voeren. Met een referendum op de horizon wordt de politiek kunstmatig gereduceerd tot één enkele vraag, waar nog steeds veel bredere onvrede aan wordt opgehangen.
Hier ligt ook meteen de verklaring waarom, nu de Brexiteers een overwinning hebben behaald, de onzekerheid intreedt. De Brexit-coalitie heeft onderling weinig gemeen, behalve haar afkeer van het Britse lidmaatschap van de Europese Unie. Bovendien vormt ze geen georganiseerd verband. Team leave was een gelegenheidscoalitie, zoals bij het Nederlands Oekraïne-referendum GeenPeil, de pvv en de SP tijdelijk aan dezelfde kant van de streep stonden. En nu de opstand zijn hoogtepunt heeft bereikt, keert iedereen weer terug naar huis. De referendumuitslag zelf biedt ook geen aanknopingspunten voor hoe nu verder, behalve dat Groot-Brittannië twee zielen in één borst heeft. De uitslag was 48 procent tegen Brexit en 52 procent vóór. Hoe de toekomst van het koninkrijk er ook uit zal zien, de helft van de bevolking zal zich er niet in herkennen.
Het is niet te verwachten dat deze storm boven de eilanden blijft hangen. De euroscepsis die tot uiting kwam in de leave-stem is alles behalve voorbehouden aan Engeland. Uit een onderzoek van het Pew Research Center bleek dat 48 procent van de Britten een negatief beeld van de Europese Unie heeft, precies hetzelfde percentage als in Duitsland. In Nederland is dat 44 procent, in Frankrijk 61 procent. In al deze drie landen, die behoren tot de kern van de EU, staan volgend jaar verkiezingen gepland. Dat heeft een dubbel effect: wel of geen referendum zal onderdeel worden van de verkiezingsstrijd, en het onomwonden verdedigen van de EU wordt politiek riskant voor het politieke midden dat vreest delen van zijn electoraat kwijt te raken aan de eurosceptische partijen op de flanken.
Het speculeren over waar het exitisme nog meer succes kan oogsten is dan ook in volle gang. Kandidaten zijn er genoeg. Een meerderheid van de Zweden heeft eerder aangegeven dat zij bij een Brexit ook uit de EU wil vertrekken. In Frankrijk klinkt de roep om een EU-referendum bij monde van Marine Le Pen. Norman Hofer, die als kandidaat van de fpö net naast het Oostenrijkse presidentschap greep, is van mening dat in zijn land binnen een jaar een referendum moet worden georganiseerd. Hier wordt de Brexit aangegrepen door Geert Wilders, die vindt dat Nederland nu aan de beurt is om zich uit te spreken over zijn EU-lidmaatschap. Afgaande op een peiling van EenVandaag is een meerderheid van de Nederlanders dat met hem eens, en bijna de helft van de bevolking wil de Europese Unie ook verlaten. De SP wil een afgeslankte EU en daarover een referendum organiseren.
Alles bij elkaar levert dit het volgende beeld op: een Unie waarbij het in verschillende lidstaten goed denkbaar is dat een meerderheid van de bevolking, om uiteenlopende redenen, vóór afbraak van de EU zal stemmen als de vraag wordt voorgelegd. De teleurgestelde sociaal-democraten en de patriottische conservatieven die het leave-kamp uiteindelijk aan een meerderheid hebben geholpen zijn ook buiten Groot-Brittannië te vinden. Het onderling vertrouwen dat anderen niet zullen vertrekken is bovendien laag. Bijna de helft van de inwoners van de EU verwacht dat als Groot-Brittannië het schip verlaat er meer zullen volgen. Achttien procent durft de stelling aan dat de uittocht beperkt zal blijven tot de Britten, blijkt uit onderzoeken van Ipsos Global.
Daartegenover staat een Europese Unie met zo veel zwakke plekken dat ze nauwelijks te verdedigen valt wanneer een coalitie met uiteenlopende grieven de handen ineen slaat en roept om minder integratie. De liberale kritiek op de EU betreft haar regelzucht, de sociaal-democratische aanklacht luidt dat verliezers van de mondiale markteconomie in de steek worden gelaten. Anti-immigratiepartijen kunnen leeglopen over het falende EU-migratiebeleid en de zakelijke euroscepticus constateert dat een monetaire unie zonder politieke eenwording niet werkt. Al deze kritiek snijdt hout, maar er zijn vooralsnog buiten de rechts-populisten geen partijen te vinden die op basis daarvan bereid zijn de Europese samenwerking terug te draaien. Het exitisme, die cocktail van valse beloftes en politiek opportunisme, wordt voorlopig tegengehouden door de representatieve democratie, maar kan via democratische experimenten gemakkelijk worden ontketend.
Beeld: (1) Patrick Chappatte / Cagle; (2) Pavel Constantin / Cagle