Ik moest aan Manon Uphoff denken. En Zoom. Iedereen die ik kende las haar roman Vallen is als vliegen en iedereen was er evenzeer van weggeblazen. Zodoende was ze eerst de gedoodverfde winnaar van de Bookspot Literatuurprijs (Wessel te Gussinklo won), daarna de gedoodverfde winnaar van de Libris Literatuurprijs (Sander Kollaard won).
De eerste lockdown was net voorbij, toch was de Libris-uitreiking niet zoals gewoonlijk live bij Nieuwsuur vanuit het Amstel Hotel, maar live op Zoom. De kijker kon zo de gezichten van de genomineerde auteurs van dichtbij zien, in close-up, toen de verlossende naam viel, als een mes op een hakblok. Eén gezicht heel blij, en vijf andere die door de pijn heen lachen.
Hoe zou Corina Koolen Vallen is als vliegen wegen in haar proefschrift? Van Koolen is zojuist Dit is geen vrouwenboek verschenen: De waarheid achter man-vrouw-verschillen in de literatuur, een ‘vrije bewerking’ van haar promotieonderzoek. Koolen betoogt dat vrouwen ondergewaardeerd zijn in de literatuur en illustreert dat met een model, de literaire ladder, die naar de top van de literaire piramide leidt. De sporten van de ladder zijn: professioneel auteur zijn, als literair auteur gezien worden, gerecenseerd worden, genomineerd voor een literaire prijs worden, en, helemaal boven aan de ladder, een literaire prijs winnen. Ze nam de periode 2007-2012 en beperkte zich tot Nederlandse literatuur om de man-vrouwverdeling te turven. In de moeilijk te definiëren categorie ‘professioneel auteur’ kwam ze uit op tussen de 44 en 63 procent vrouw. Voor de categorie literair auteur keek ze naar de NUR-code 301 die kenmerkt dat het om ‘literair’ werk gaat, en omdat het moeilijk is vanuit elke naam het gender af te leiden kwam ze uit op tussen de 35 en 40 procent vrouwelijk auteur. Voor literaire recensies nam ze het werk van anonieme blogster De Lezeres des Vaderlands over, die een jaar lang turfde hoeveel mannen en hoeveel vrouwen er in de Nederlandstalige boekenwereld werden besproken: 30 procent, al ging dat om het jaar 2016, buiten Koolens tijdvak. De nominaties voor de twee grote literaire prijzen, de Libris en AKO, waren makkelijker te vinden: 26 procent van de genomineerden was vrouw.
Gek genoeg keek ze voor de laatste sport, het winnen van een literaire prijs, ineens naar zes prijzen, namelijk behalve de AKO en de Libris ook de Gouden Uil, de P.C. Hooftprijs en de Academica Debutantenprijs (waarom telden die nominaties niet mee?). Maar 21,4 procent van die prijzen ging tussen 2007 en 2012 naar een vrouw.
Ik had weer eens allemaal gedachten. Bijvoorbeeld hoe ik met collega’s over literatuur praat, wat we belangrijke, baanbrekende romans vinden en hoe onze favoriete schrijvers (m/v) zelden de prijzen winnen die we ze gunnen.
Ik dacht: Manon Uphoff, de gedoodverfde favoriet – zegt dat ‘gedoodverfde’ niet meer over het belang en de waardering van een boek dan de daadwerkelijke prijs?
Ik zat te denken aan de media: de literaire ladder van Koolen is netjes afgebakend, maar de media zijn grillig, veelkoppig. Iemands status als literair auteur vertaalt zich ook naar zichtbaarheid in columns, rubriekjes, tv-optredens, Zomergasten, hoe boos mensen twitteren als je niet de Libris wint.
En ik moest denken aan 2012. Toen zat Obama nog in zijn eerste termijn als president. Toen leefden Margaret Thatcher en Hugo Chávez nog. Toen bestond Forum voor Democratie nog niet, zei #MeToo en BLM ons niks, was Pieter Steinz nog de baas van NRC Boeken, hadden we geen idee wie Greta Thunberg is, en hoe hard we haar nodig hebben. De enige constante in de wereld, zoals je dan zegt, is verandering. En de enige constante binnen die verandering is dat de verandering steeds sneller gaat. Zeker in de media.
Als je er zo naar kijkt is Koolens onderzoek vooral historisch onderzoek – das war einmal, de wereld is veranderd. De AKO veranderde naar BookSpot Literatuurprijs naar de Boekenbon Literatuurprijs, de Gouden Uil is, eeuwig zonde, ter ziele. De P.C. Hooft is still going strong, ging sinds 2012 naar drie vrouwen, een van kleur, én een transgender. Sinds 2012 is de Academica Debutantenprijs aan drie mannen uitgereikt en aan vijf vrouwen. Die kentering, als je het zo wilt noemen, tekent zich nog duidelijker af als je naar de prijzen voor aanstormende schrijvers kijkt die Koolen buiten haar onderzoek houdt. De tweejaarlijkse Anton Wachterprijs, toch de chicste debuutprijs die we hebben, ging sinds 2012 naar één man, en naar vier vrouwen. De Vlaamse debuutprijs de Bronzen Uil sinds 2012 ging naar twee mannen en naar zes vrouwen. De BNG Literatuurprijs, de prijs voor schrijvers onder de veertig die minstens één roman hebben gepubliceerd, ging sinds 2012 naar twee mannen, en naar zes vrouwen.
Inderdaad, Koolen noemt dit in haar onderzoek ook: de Libris en de AKO/Boekenbon gingen sinds 2012 allebei slechts naar één vrouw – een pijnlijk laag percentage. Maar die prijzen voelen vaak aan als officieuze oeuvreprijzen, ze gaan meestal naar auteurs die al vele jaren toonaangevend zijn (sinds 2012 ging de Libris bijvoorbeeld naar onder anderen A.F.Th., Tommy, Ilja, Connie en Adriaan, auteurs die je aan alleen hun voornaam al herkent). De Academica/Anton Wachter/BNG/Bronzen Uil-winnaars zijn de Libris-winnaars van over tien of twintig jaar, zou je denken.