
Waarin The Beatles vaak voorkomen, delen van de plot (en de namen van de personages) ontleend zijn aan Tennessee Williams’ A Streetcar Named Desire en waarin we worden meegenomen naar onder meer Londen, New Orleans en Nederland (Laagland). Ondertussen krijgen we een cursus in overleven (hoe vil je een kat, hoe vang je water op), raken we verstrikt in de herinneringen van de hoofdfiguur en weten we uiteindelijk niet zeker meer wie wie ook weer was. Bestaat iedereen wel echt?
Even een eind weg lezen is er niet bij, Heerma van Voss was niet van plan er een gezellig en stil leesboek van te maken. Gelijk heeft hij, wat dit betreft valt zijn boek sterk op tussen de romans die de laatste tijd in Nederland verschenen. Trots meldt het omslag een citaat uit het Belgische weekblad Humo waarin de schrijver zonder blikken of blozen uitgeroepen wordt tot ‘de voorman van de jongste letterengeneratie’. Het zal je gebeuren, nu al mythevorming, als daar maar geen ongelukken van komen.
Heerma van Voss werkt in dit boek het thema van zijn vorige roman De vergeting verder uit, maar dan met volstrekt andere middelen. Ook nu draait het om gemis aan identiteit, onzekerheid over wat echt is en wat niet. Een man ontwaakt in een zaal van een verlaten ziekenhuiscomplex, kamer 32, hij wordt uitgehongerd, gemarteld, getreiterd en hij probeert te ontsnappen. Niet alleen aan die zaal en dat gebouwencomplex, maar ook aan allerlei steeds scherper wordende herinneringen. Zijn ze wel echt, is hij wel echt? Vooral het beeld van een vrouw op een trap jaagt hem voort. Hij ontmoet een eenogige man, Vrijdag, die hem kwelt, maar die hem ook beloont als hij verhalen schrijft, en hij is getuige van de dood van het meisje Penny Lane (Beatles!). Met deze hoofdingrediënten (er zijn nog heel wat andere bijlijntjes) bakte de schrijver een uitdijend universum waarbinnen geen plaats is voor klein verdriet, dromerig verlangen en mooizachte passages. Alles is groot, heftig, pathetisch en opgefokt. ‘Ik haat deze plek, nu al. De ruimte is mij binnengedrongen, en heeft me leeggeblazen.’
Ik raakte onderweg niet onder de indruk van dit type expliciete beschrijvingen van de gevoelens van de hoofdfiguur. Ja, dat het allemaal niet prettig is in dat complex snapte ik al vanaf de eerste bladzijde, anders heb je geen boek zoals dit, maar waarom dat dan zo uitvoerig geëxpliciteerd? De held voelt zich voortdurend ongelukkig, verlaten, eenzaam, gemarteld, wanhopig en zegt het er voor de zekerheid steeds bij. Terwijl we het allemaal al lang weten. Zelfmedelijden is zijn middle name. ‘Ik voel niets en alles tegelijk.’ ‘De dood kan slechts gradueel erger zijn dan dit oord.’ ‘Als ze weten hoe erg ik lijd, dan kunnen ze me hier niet laten zitten.’ En dit gaat dus het hele boek door, tot en met de laatste bladzijden. Ik overdrijf niet. Het heeft uiteraard te maken met de opzet van het boek. Alle emoties zijn groot en wanhopig. Woede, weerzin, angst voor identiteitsverlies, roept u maar. ‘De wereld die ik verzin is niet minder echt dan de werkelijke, mijn sprookje is niet minder waard dan al die andere sprookjes.’ ‘Hoe krachtiger mijn lichaam wil ontsnappen, hoe peillozer mijn gebrek aan hoop, werkelijk, hoe meer het besef groeit dat echt ontsnappen onmogelijk is (…).’
Misverstand over schrijven. Uitvoerig beschrijven wat iemand voelt en vergeten dat je de lezer vervolgens niets meer bij zichzelf laat voelen. Waarom zou ik me verdiepen in iemand die in alle ernst over zichzelf beweert: ‘Ik moet mijn lijden, mijn onbetwistbare slachtofferrol van mij afschudden.’ Had de schrijver niet even bij pakweg Kafka kunnen kijken hoe die dat doet? Al dat gejammer riep bij mij niets op. Ik zag geen beelden, ik voelde zelf geen wanhoop. ‘Pathetisch gelul’, zette ik regelmatig in de kantlijn. De verveling sloeg kortom ernstig bij me toe, terwijl deze roman juist erop uit is af te rekenen met de verveling die op dit moment in de Nederlandse romankunst wel degelijk bestaat.

Grote gebaren, grote thema’s, grote woorden, dat is Heerma van Voss’ alternatief. Doodgeslagen emoties. Ik kreeg het idee dat hij onderweg geïmponeerd raakte door zijn eigen schrijfemoties en verhaalbedoelingen. Hij zette zijn niet geringe schrijfverlangen (dat hij daarover beschikt bewees hij in vorig werk) opzij om alle gevoelens, alle hoop, alle verlangens aan ons uit te leggen, met jammerlijke gevolgen. Alles moest hiervoor wijken, zelfs zijn schrijfkunst. Want de roman gaat gebukt onder een stortvloed van uiterst ongelukkige zinnen. Ik streepte ze aan, ik begon er zelf ongelukkig van te worden. Ze zijn veel te vaak wijdlopig, ze zitten vaak vol stoplappen, ze zijn slordig, ze leven op te grote voet, ze hinken, ze struikelen voort. Heeft iemand er wel naar gekeken? Zinnen moeten gelukkig zijn en hier zijn ze ongelukkig. Ze wankelen, ze slepen, ze dreinen, ze gaan mis, ze zitten te ruim in hun vel, ze komen niet to the point.
Dit heeft te maken met de uitermate vage opzet van het verhaal, met al die verwijzingen naar andere verhalen: de verhaallijnen buitelen over elkaar en ze komen nergens samen. Ja, in het zelfmedelijden van de hoofdfiguur. Veel zinnen in dit boek geloven zelf niet in het verhaal dat ze moeten vertellen, dat is het punt. ‘Als hij zijn eigen stem, die van ergernis, heeft weggedraaid, en het oplezen van kinderzinnen weer is begonnen, ziet hij dat het kind in slaap is gevallen.’ ‘De onderhandelingen voor seks zijn geopend. Hoewel hij het beschouwt als een van de treurigste dingen van het ouder worden, het afnemen van het dierlijke, het op het matras drukken van degene die op het matras gedrukt wil worden dat is ingewisseld voor gesprekken en roosters, weet hij dat dit het spel is hoe het spel tegenwoordig gespeeld wordt.’
Dit zijn er twee uit vele. Nog maar een, ze staan overal door het boek. ‘Hij stelt vast, waarschijnlijk na hierover gehoord te hebben van Penny, dat de afgelopen dagen vermoeiend zijn geweest, vol wandelingen, weinig rust.’ Je kunt natuurlijk denken: dit zijn er drie, het valt mee, maar dit boek bevat vele honderden van zulke diepongelukkige zinnen en ik overdrijf niet. ‘Maar jij bent het geweest die mij heeft laten zien wie ik vanuit mijn bedje nog kon worden.’ ‘(…) want ik zal degene zijn die is vertrokken.’ ‘Ik heb hem hetzelfde gezegd met betrekking tot jou.’ Met betrekking tot jou? Is dit schrijven? Dit boek is de eerste versie van een roman die nog geschreven moet worden.
Daan Heerma van Voss - Het land 32, De Bezige Bij, 541 blz., € 19,90 (e-book: € 14,99)