Een. Laten we Liliane Brakema als voorbeeld nemen. Ze studeert in 2015 af als regisseur met De wilde eend van Henrik Ibsen, niet het origineel uit 1884, maar de bewerking door het Zwitsers/Australische wonderkind Simon Stone. Hier in 2013 voor het eerst op het Holland Festival te zien geweest, door Stone’s eigen ensemble Belvoir uit Sydney. Het stuk handelt over vijf volwassenen die een geheim verbergen voor een meisje van veertien, dat een erfelijke ziekte onder de leden draagt, die deel van het geheim is. De regie van Brakema, te zien op het Theaterschoolfestival ITs in 2015, vermijdt iedere illustratie van de geestelijke benauwenis waar de vijf volwassenen door hun levensleugens in zijn geschoten. In feite doet de speelstijl precies het omgekeerde. Ze stileert het liegen tot een kramp, waarvan de dragers zich de oorzaak niet meer kunnen herinneren. Ze lijken te worden overvallen door arrangementen van tics en spierafwijkingen, die ze ook weer van zich af proberen te schudden. Waardoor een nieuw arsenaal van krampen ontstaat. Prachtig dansant, bijna teder en verleidelijk werkt dat in het spel van Cas Enklaar, terwijl Kevin Schoonderbeek merkwaardige hoekige tics vertoont die op het syndroom van Gilles de la Tourette wijzen, en acteur Joost Bolt permanent kwaaie geesten van zich af staat te jagen.

Die fysieke acteerstijl staat haaks op de aard en de inhoud van de teksten. Wat de raadsels in de voorstelling weer prettig vergroot. In het centrum van deze antipsychologische heksenketel staat het slachtoffer, het meisje van veertien, ontwapenend eenvoudig gespeeld door Ilke Paddenburg. Ze sterft tegen het eind onsentimenteel door ons de rug toe te keren. Kortom: een eigen schriftuur van een dwarse regisseur, die de voorstelling overigens samen maakt met twee afstuderende technici en een eveneens afstuderende toneelproducent.

De moed en durf worden beloond met de André Veltkamp Prijs 2015, een bescheiden rugzak met geld om de productie door te spelen. En dat gebeurt, in een kleine tournee die begin 2016 langs toneelzalen in Amsterdam, Utrecht en Den Haag voert. Daar worden de makers opgemerkt door de jury van het jaarlijkse Theaterfestival. En kijk aan: De wilde eend is, als eerste afstudeervoorstelling ooit, rechtstreeks opgenomen in de selectie van het Theaterfestival, editie 2016, aanstaande september. Een bijna voorbeeldig traject. En geheel op eigen artistieke kracht bereikt.

Twee. Kun je eigenlijk wel afstuderen op Hamlet? Of kun je een nieuwe Hamlet voor afstuderende tonelisten laten schrijven? Wel, een nieuwe Hamlet schrijven hoeft niet zo nodig. De ‘oude’ bezorgt ons al hoofdbrekens genoeg. Maar dat er dicht op de huid van jonge toneelspelers nieuwe toneelteksten geschreven worden, dat is al jaren een feit. Arnon Grunberg deed het in 2011 met De Hollanders, Lykele Muus een jaar daarvoor met Iedereen behalve ik. Dit jaar schreef Hannah van Wieringen een toneeltekst voor zes afstuderende toneelspelers in Amsterdam, Alles zwart. De studenten hebben met haar gesproken, ze hebben elkaar brieven geschreven, en daar is een ‘dramatisch gedicht’ uit voortgekomen, een postapocalyptische bokkenzang. De situatie zou je ongeveer zo kunnen omschrijven: na een clash zit de wereld muurvast en alles is kapot. We maken kennis met zes ‘wilde kinderen’ die leven op de puinhopen van een geschiedenis die ze alleen van horen zeggen kennen. Een van hen (Lexi) verwoordt dat leven op driekwart van het stuk zo: ‘Ik ben tot hier gekomen/ in onze geschiedenis/ ik heb angsten verstopt alsof het lijken waren/ afgehouwen ledematen terugduwend/ de openspringende kofferbakken in van mijn gedachten/ uit de mond geslagen tanden verscholen onder mijn voetzolen/ ik heb meegepraat/ in veel te eenvoudige woorden/ over veel te onoverzichtelijke zaken/ ik ben de voorzichtige jaja de voorzichtige/ en wat is de voorzichtige nu aan het doen?/ de voorzichtige gaat vast een kijkje nemen in die jungle/ die hier opduikt/ de voorzichtige doopt vast haar voet in die jungle/ dat onbekende gebied waar we ook nog doorheen moeten/ voordat we de wereldburgerinspraakavond bereiken.’

Die ‘wereldburgerinspraakavond’ is een geestig detail in het wonderlijk amalgaam van indrukken en verlangens dat langskomt binnen dit verslag van een reis, een lange tocht in het onbekende. Langs nieuwe visioenen die soms oude namen dragen, zoals Paradise Now, zijnde een schoolbus naar een duistere utopie. Alles zwart is geselecteerd als de openingsvoorstelling van het Internationaal Theaterschool Festival ITs. Het betreden van de zaal (de grote toneelzaal van de Amsterdamse Theaterschool aan de Jodenbreestraat) zal dan verlopen zoals het de afgelopen week ging tijdens de eerste speelserie. Wij kunnen vroegtijdig naar binnen om te zien hoe de zes toneelspelers de scenografie afronden. Dat ontwerp is van Koen Steger. Dat is een strak, grafisch ontwerp, liever: een opstelling, en de toneelspelers brengen dat ontwerp in het gelid. Die toneelspelers zijn trouwens: Lusanne Arts, Anne van der Burg, Abe Dijkman, Bart van den Donker, Beaudil Elzenga, en Jade Olieberg. Strak is ook de mise-en-scène, de choreografie, de regie van Marcus Azzini, artistiek leider van Toneelgroep Oostpool, vanaf 2017 artistiek directeur van het ITs-festival, opvolger van Theu Boermans. De strakke podiumopstelling gaat in de loop van de avond overigens aan gruzelementen, de strakheid in de regie wordt dan ook woester, alles is doorwasemd van de persoonlijk gekleurde wildheid van losbarstende avonturiers die zich niet langer wensen te laten beteugelen. Of, zoals het personage Sam de drang onder deze queeste verwoordt: ‘Hier staan we/ maar niet langer als sukkels/ nee/ wij zijn onderweg.’

‘Ik wil mijn dood kunnen kiezen, als een cadeau – feestelijk papiertje, strik erbovenop’

En Hamlet? Hamlet kan altijd ook nog. Misschien is het stuk-der-stukken wel een ideaal onderzoeksobject voor de afstuderende podiumkunstenaar. Dat onderstreepte onlangs Espen Hjort (26) die met zijn visie op de Deense prins afzwaait als regisseur, een voorstelling die (jammer genoeg) nét niet meer te zien is. Hij snoeide het stuk tot een kamerspel over familie en verlies, met één Hamlet, naast één acteur voor alle vrienden, eentje voor alle vaders en één actrice voor alle vrouwen in Hamlets leven. De voorstelling opent met die ene scène uit het stuk steeds opnieuw en opnieuw: het moment waarop Hamlet inziet dat zijn vrienden in het leugenspel zitten en definitief niet meer te vertrouwen zijn. Daarna worden alle onderlinge betrekkingen laag voor laag afgepeld. Wat een intrigerende voorstelling oplevert. Vooral door de levende muziek. En door de wonderlijke Hamlet-vertolking van Lowie van Oers, die de figuur van de prins van alle kanten beziet en betast, en die bovendien excelleert in een sterke, bijna melodieuze tekstbehandeling – hij maakt er taalmuziek van.

Drie. Zijn voor afstuderende toneelspelers met goede zangstemmen nog moderne klassiekers te (her)ontdekken? Acht aspirant acteurs van de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie (Atka) kiezen dit jaar voor Fort Europa, een novelle van Tom Lanoye uit 2005, die dat jaar als toneelvoorstelling in wereldpremière ging, op een onconventionele locatie, het Südbahnhof te Wenen, aankomst- en vertrekstation voor treinen van en naar Praag, Bratislava en Boedapest. Johan Simons nam toen met die voorstelling afscheid van het Nederlands toneel (hij verhuisde naar Vlaanderen, later naar Duitsland, en hij pakte die dingen toen ook al vrij groots aan). In een doorgangshal van dit troosteloze station (waar alles gewoon doorging en alle reizigers dwars door de voorstelling heen wandelden) zijn de personages aan het uitzwaaien, afscheid nemen, weggaan. Het gezelschap bestaat in deze tot toneel bewerkte novelle uit een stamcelbiologe, een chassidische jood, een uitgekotste ondernemer en wat afgetrapte hoeren. Ze zoeken rust, steun, aanspraak en troost bij elkaar. Ze willen niet meer bij deze wereld horen en verklaren de oorlog aan het ‘oude Europa’. Voor een echte oorlog missen ze de middelen. Ze willen gewoon weg. Ver weg. Of dood. De stervenskunstenares: ‘Ik heb genoeg gewacht. Ik wil mijn dood kunnen kiezen, als een cadeau – feestelijk papiertje, strik erbovenop. Ik ben een groot kenner van cadeaus. Alle hoeren zijn grote kenners van cadeaus. En ik zeg jullie één ding, uit ervaring. Wie zelf zijn cadeaus kiest, staat zelden oog in oog met een ontgoocheling. Daarom wil ik een eigen dood. Als een mens al geen eigen dood heeft, wat heeft-ie dan? Waar heeft-ie dan voor geleefd?’

De tekst van de toneelnovelle was destijds te wijdlopig, er waren te weinig darlings gekeeld. Paul Koek heeft in 2005 de muziek bij elkaar gezocht: Bach, melancholische liederen uit het klezmerrepertoire, jankende melodieën uit de onderbuik van Europa. Uiteindelijk leverde het een mooie, kale voorstelling op, met een waas van licht hopeloze tristesse. Hier, in Amsterdam, in 2016, op de toneelschool, één crisis verder, lijkt de kracht van Lanoye’s teksten ongebroken. Er is slim gesnoeid. De muziekkeuze (door Wilko Sterke) is associatiever. Lange, tekstloze vocale uithalen, vermengd met operateske ‘aria’s’ en showy evergreens. De acht toneelspelers opereren als een koor, waaruit steeds iemand ontsnapt, waaruit mensen, stemmen, niet zozeer karakters, eerder mensentypes, zich losmaken en weer opgaan in het geheel. Dat geheel is niet een gedrilde massa, maar een beweeglijke, kleurrijke entiteit van herkenbare en constant van toon, ritme en gestiek wisselende individuen.

Ik noem de spelers, alle acht: Marlies Bosmans, Jacob de Groot, Jasper van Hofwegen, Marit Hooijschuur, Victor IJdens, Sarah Janneh, Jesse Mensah en Bart Sietsema. Ze hebben intelligente en geestige monologen. Over ondernemers-zonder-grenzen en het ontmoedigen van talent. Over de diaspora van de joden als antwoord op de natiestaat. Afgewisseld met dialogen die niet zozeer samenspraken zijn als wel tegen elkaar ketsende opsommingen, een soort litanieën over wat ze gaan missen van het ‘oude Europa’: kathedraalklokken, geuren van de warme bakker, Schopenhauer natuurlijk, en Churchill. Maar ook de parmaham. Hun tekstbehandeling is helder, verfijnd, muzikaal en ritmisch, vol spelplezier. Acht heerlijke speelbeesten zijn het, met een eigen geluid en voorkomen. De ruimte van Fort Europa is kaal, ‘beschilderd’ met licht (Wilfred Loopstra). Het gedurfde kader voor dit licht- en stemmenspel, zo u wilt: de choreografie, de compositie, is van Michiel de Regt, die zich steeds meer tot een sterk en eigenwijs muziektheaterregisseur ontwikkelt, met een opmerkelijk zuivere schriftuur. Fort Europa is een juweel van een afstudeervoorstelling geworden. Die het verdient om doorgespeeld en door veel mensen gezien te worden.


Het ITs-festival loopt in Amsterdamse theaters van 22 t/m 30 juni, inlichtingen en kaartverkoop: itsfestivalamsterdam.com

Beeld: Fort Europa, door Marlies Bosmans, Jacob de Groot, Jasper van Hofwegen, Marit Hooijschuur, Victor Ijdens, Sarah Janneh, Jesse Mensah en Bart Sietsema (Coco Duivenvoorde)