In haar nieuwe verzameling essays, deze week te verschijnen in het Nederlands, roept Rebecca Solnit 2014 uit tot een ‘oproerig’ jaar. Waardoor je meteen denkt: wat zal ze dan wel niet van Trumps 2016 hebben gevonden, of van #metoo’s 2017?

In zekere zin hoef je die vraag niet te stellen; al jaren schrijft Solnit spot-on over de heersende extreme mannelijkheidscultus. Trump, Weinstein en alle nu opgerakelde voorvallen van geweld tegen vrouwen zullen haar niet hebben verrast. In De moeder aller vragen doet ze ook niet alsof dat ene jaartal 2014 magisch is, ze gebruikt het vooral als een ankerpunt om te constateren dat eindelijk het geweld tegen vrouwen niet langer meer afgedaan kan worden als een reeks persoonlijke incidenten, maar een algemeen probleem is. De krachtige protesten laten een toenemende onwil zien om er het zwijgen toe te doen.

Hoe kan het dat opeens ontoelaatbaar wordt wat al zo lang gaande is? Deel van de beantwoording van deze vraag ligt in het feit dat er geen ‘opeens’ is, schrijft Solnit. De wereld waarin al die geweldsmisdrijven plaatsvinden was al een beetje veranderd dankzij decennialange feministische massage. Maar toch. Opeens dus is er een voorval dat de boel doet overkoken; in 2014 was dat het schandaal rondom Bill Cosby, en ook was er die Canadese televisieman die jarenlang zijn macht misbruikte om vrouwen te maltraiteren. Daarnaast leidden krachtige online protesten (#yesallwomen) tegen zogenaamde ‘date rapes’ op campussen eindelijk tot regelgeving op het gebied van seksuele instemming. De getuigenissen op sociale media zwollen aan als een Grieks koor, zoals dat nu, in de slipstream van de affaire-Weinstein, ook bij ons gebeurt (#metoo). Niemand komt meer ergens mee weg, de tijd van onschendbaarheid van beroemdheden en machthebbers is voorbij.

Maar toch. De vulkaan blijft maar op onverwachte momenten tot uitbarsting komen. De explosie van langdurig opgebouwde spanning die Solnit drie jaar geleden constateerde, het oprakende geduld, de groeiende woede, ze zijn in deze weken weer helemaal aan de orde van de dag. Het ene vergrijp na het andere komt naar buiten, groot en klein, van lang geleden en van gisteren, over publieke figuren met macht en fondante mannen met een kantoorbaan. En alle andere mannen lijken zich genoodzaakt te voelen tot schuld- of solidariteitsverklaringen. De beerput is open om niet meer dicht te gaan zou ik zeggen, maar Solnit is idealistischer in haar beeldspraak. Zij heeft het over bakstenen die los worden gestoten, een dam die doorbreekt, water dat naar buiten gutst. En waar ik al drie keer heb gedacht #movingon, merkt zij als een onvermoeibare amazone op dat er altijd wel iets nog gezegd moet worden, dat er altijd wel iemand is die vecht om de woorden te vinden voor haar verhaal. Dat vrouwen zich het vermogen toe-eigenen om hun verhalen te vertellen, is in Solnits optiek de essentie van bevrijding.

In de eerste helft van de bundel, getiteld ‘Het zwijgen wordt verbroken’, schetst ze de geschiedenis van het zwijgen die volgens haar centraal staat in de geschiedenis van de vrouw. Geweld tegen vrouwen richt zich vaak tegen hun stem en hun verhalen. Gebrek aan zeggenschap over het eigen lichaam is een vorm van iemand het zwijgen opleggen. Daarbij komt het naargeestige gegeven dat bij misbruik en geweld niet de misdaad het verraad is, maar het getuigen van die misdaad. Je wordt geacht je mond erover te houden, is het niet uit schaamte voor jezelf dan wel voor die van de ander. En natuurlijk uit angst voor repercussies, verdachtmakingen en gekverklaringen.

Je wordt geacht je mond erover te houden, is het niet uit schaamte voor jezelf dan wel voor die van de ander

We weten het, zou je zeggen – me too! me too! – maar kennelijk moet het zwijgen telkens opnieuw overwonnen worden. De historie die Solnit schetst zou deprimerend zijn als zij niet het accent zou leggen op veranderlijkheid. Telkens weer vinden vrouwen de moed te getuigen van incest, aanranding, verkrachting. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werd het taboe op spreken doorbroken met talloze getuigenissen, essays en documentaires over seksueel geweld en seksuele intimidatie in de huiselijke en de openbare sfeer. In de 21ste eeuw blijken de sociale media effectieve middelen om een web van collectieve tribunalen, getuigenissen en steun te organiseren. Aan dat drempelloze collectieve en openbare kleeft ook iets engs en hetzerigs, en uiteindelijk ook banaals, maar Solnit lijkt alleen de revolutionaire potentie te zien: no pasaran! Alle middelen zijn geheiligd opdat de vrouw de stem kan herwinnen die haar is afgenomen en haar ‘ontmenselijkte ik’ kan ‘hermenselijken’, zoals zij dat noemt.

In de andere helft van de essaybundel, ‘Het verhaal afbreken’, gaat Solnit de strijd aan met het aloude oorsprongsverhaal dat de man/vrouw-taakverdeling en het patriarchale kerngezin zou moeten legitimeren. Kom me hier asjeblieft nooit meer mee aan, schrijft Solnit. Alsof we gedoemd zouden zijn tot in de lengte der dagen één scenario te volgen, en te blijven wie we heel lang geleden waren. Was de mens niet de soort met het fabelachtige aanpassingsvermogen?

In haar onvermoeibare activisme is Solnit soms een beetje vermoeiend, en drammerig. Laat haar zelf dat niet horen, want de toon die je als vrijgemaakte vrouw zou moeten aanslaan is een van de thema’s in dit boek. Hé zus, ze houen ons eronder, hoor ik de roep van Joke Kool-Smit. Het naast elkaar plaatsen van de essays biedt soms echter ook een onverwacht perspectief. Toen Solnit als reactie op de Esquire-lijst ‘tachtig boeken die elke man zou moeten lezen’ een lijst opstelde met ‘tachtig boeken die geen vrouw zou moeten lezen’, bevolkt door vrouwenhaters als Hemingway, Bellow, Roth, Updike, Mailer, kwam dat ouderwets en dogmatisch op me over. Get over it, dacht ik. Kom eens met andere schrijvers aan. In deze bundel is haar niet-lezen-lijst een eilandje om even op adem te komen. ‘Kunstwerken zijn spiegels waarin je jezelf tegenkomt’, schrijft ze. Opeens klinkt het alleszins redelijk dat het wel eens ondermijnend kan uitpakken voor het vrouwelijk zelfbewustzijn om voortdurend literatuur te lezen waarin je zelf een wegwerpartikel bent.

De boodschap van Solnit is niet nieuw, maar niets van het feminisme is ooit nieuw. Alleen de woordvoerders zijn nieuw, er worden andere accenten gelegd, andere kleren – en schoenen – aangetrokken, andere woorden gebruikt, nieuwe wapens gesmeed. In haar oog voor mannen, die in het patriarchaat gedoemd zijn een substantieel deel van hun menszijn te verloochenen, echoot Solnit het feminisme van Marilyn French. In The War against Women (1994) beschreef French in extenso hoezeer de door mannelijkheid gedomineerde samenleving gebouwd is op geweld en vrouwenhaat. Mannen leren in het leger en andere instituten een afschuw te ontwikkelen voor kwetsbaarheid in het algemeen en die van henzelf in het bijzonder.

Zoals Solnit korte metten maakt met de vastgeroeste mythes over mannelijkheid en vrouwelijkheid lijkt ze schatplichtig aan Simone de Beauvoir, die in De tweede sekse (1949) eens en voor altijd aantoont dat de mens al lang zijn zogenaamde biologische lot is overstegen. Maar waar De Beauvoir niet helemaal raad weet met het schetsen van een lichtende horizon, zelfs een beetje fatalistisch is, blinkt Solnit uit in praktisch optimisme. Het zij haar vergeven dat dit een type idealisme vergt dat niet echt ambiguïteit of relativering toelaat. Wel tamelijk onvergeeflijk vind ik de manier waarop ze in een naschrift bij haar essay over verkrachtingsgrappen stand-upcomedian Amy Schumer correcter dan politiek correct een douw na geeft. Schumer, een van de akelig grappigste vrouwen van het moment, zou alleen oog hebben voor de noden van de heteroseksuele jonge witte vrouw. Zolang vrouwen elkaar op deze heiliger-dan-gij-achtige manier altijd maar de maat blijven nemen, en voor de ander denken te kunnen weten welke weg naar de bevrijding de juiste is, blijft het feminisme gevangen in een eeuwige herhaling van zetten.

Bewonderenswaardig is Solnit vooral in het aanklagen van een cultuur die verweven blijkt met oorlogvoeren tegen vrouwen. Die verwevenheid is zo groot dat het gevaar heerst dat misstanden niet gezien of weggewuifd worden. Zij is het als haar taak gaan zien om geweldsmisdrijven te benoemen, en de omvang van het probleem te benadrukken door ook altijd de cijfers te noemen. In haar nawoord rept ze van haar vroegere zelf, opgegroeid in een huishouden vol mannelijk geweld, en haar onthutsende ontdekking dat het in de buitenwereld niet veel beter was. Kennelijk was ze niet vrij om te gaan waar ze wilde. Dankzij de feministische beweging is de wereld nu eindelijk aan het veranderen, schrijft ze. Hoe sterk de tegenkrachten ook zijn, een weg terug is er niet. Een oproeriger jaar dan 2017 kun je je inderdaad opnieuw moeilijk voorstellen.

Rebecca Solnit is te gast op Crossing Border. Op 4 november, 15.30 uur, zal ze in Theater aan het Spui worden geïnterviewd door Persis Bekkering