Na de verkiezingen keert ze niet terug in het parlement. Astrid Oosenbrug is teleurgesteld, geeft het op en heeft zich van de pvda-lijst laten schrappen. Daarmee verlaat een van de schaarse laagopgeleide Kamerleden – slechts vier van de 149 – het Haagse pluche. Haar stap is symptomatisch voor wat ook wel de crisis van de representatie wordt genoemd.

Oosenbrug zegt in een interview met de Volkskrant dat ze had gehoopt dat haar technische (ict) achtergrond inhoudelijk nuttig zou zijn, dat ze met haar Rotterdamse no-nonsensementaliteit veranderingen kon forceren en het wantrouwen tussen burger en overheid kon verminderen. ‘Ik wilde de Kamer laten zien dat als je voor een dubbeltje geboren bent je toch een kwartje kunt worden. Ik zat oprecht te kijken hoe we het als Kamerleden samen konden oplossen. Dat bleek een misvatting.’ Ze is blij dat ze weg kan uit ‘de verstikkende omgeving’ van het Binnenhof.

De kloof tussen hoog en laag opgeleid kan ernstige gevolgen hebben voor de democratie

Als er één thema onder de parlementsverkiezingen ligt is het de tweedeling tussen hoog- en laagopgeleid. Die kloof is er niet opeens, er wordt al jaren bezorgd over gesproken als een maatschappelijk verschijnsel dat nu des te alarmerender is door de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen. De kiezers in de rust belt voelden zich niet vertegenwoordigd door de elite in Washington en stemden óf niet óf op de man die het woord people in elke zin met een vette dictie uitspreekt en belooft hen naar een zonnige toekomst te mennen.

Hangt het wantrouwen dat burgers jegens politici koesteren samen met de tweedeling in de samenleving? Ja, zeggen de Utrechtse bestuurskundige Mark Bovens en zijn Leidse collega Anchrit Wille in hun rapport Diploma Democracy (2011). Doordat de politieke elite alleen uit academici of hbo’ers bestaat voelen laagopgeleiden zich niet langer vertegenwoordigd door traditionele politieke partijen als de pvda, het cda, GroenLinks en de sp. Die nieuwe tegenstelling kan volgens de auteurs ernstige gevolgen hebben voor de democratie. ‘Lager opgeleiden zijn ook veel cynischer over de politiek dan hoger opgeleiden. Zij zien politici als praatjesmakers en zakkenvullers die zich meer bekommeren om hun eigenbelang dan om de belangen van gewone burgers.’

Ook de pvda is in de afgelopen decennia volgestroomd met ‘witte boorden’ die vanuit de lokale politiek naar Den Haag zijn opgeklommen en gedurende de klim technocraten werden. Ze schikken zich naar de partijdiscipline, leveren kiezersbelangen in ten gunste van hun eigen carrière en spreken niet meer ‘de taal’ van hun achterban. Het tegenovergestelde van een type à la Jan Schaefer, die het als banketbakkersknecht en buurtactivist bracht tot de landelijke politiek en zijn wortels niet verloochende. Hij hield van helder taalgebruik (‘in geouwehoer kun je niet wonen’) en van motorcrossen.

Moet een linkse politicus per se zelf afkomstig zijn uit de laagopgeleide klasse? Nee, het hoeven natuurlijk niet allemaal Schaefers of Oosenbruggen te zijn. Troelstra was advocaat, net als Amsterdams burgemeester Van der Laan, die zeer geliefd is bij de traditionele sociaal-democratische kiezers, zoals andermaal bleek bij de brede steunbetuiging die hij kreeg toen het nieuws over zijn ziekte bekend werd. Wel behoren de partijgelederen sociaal divers te blijven om geloofwaardig te zijn in waar een partij voor staat. De vervreemding breekt nu op. Volgens een klassiek doemscenario: er komt een krachtige figuur omhoog die zich opwerpt als dé brug tussen ‘het volk’ en ‘de macht’. Wat iemand zelf voor een achtergrond heeft, maakt verder niet meer uit. Hij begrijpt de teleurstelling en zal het tij keren.