In mijn buurt zijn wij, de buitenlanders, in de meerderheid. Meer dan zeventig procent, geloof ik. Mijn straat is blank, breed, groen en relatief rijk. De meeste andere eromheen zijn zwart, smal, relatief arm met veel schotelantennes aan de gevels. In mijn hele leven heb ik nog nooit zo leuk gewoond. Ook niet in mijn eigen land. Maar misschien ben ik een geval apart. Ik heb geen vaste wortels. Of zou het juist zo zijn dat ik er te veel heb?
Door mijn aderen vloeit Frans, Russisch, Spaans en Italiaans bloed. Ik ben in Noord-Afrika geboren, ik heb in Frankrijk en in Nederland gewoond. Wat nu niet meer het geval is. Althans, dat hoorde ik laatst van een Nederlandse ambtenaar van Marokkaanse komaf die bij een ministerie werkt. ‘U woont in Delfshaven?’ informeerde hij, en glimlachend vertrouwde hij mij toe: ‘Maar dat is geen Nederland meer.’ Wellicht. Een bizarre mededeling die voor sommigen best schokkend zou kunnen zijn. Toch is het fijn vertoeven in Niet-Nederland. De verscheidenheid en diversiteit zijn verrassend en ik heb nog nooit een klap op mijn kop gekregen.
Gisteren moest ik toevallig een paar kilometers verderop zijn. Naar Nederland dus. Ik vond dat grote blanke getto goed georganiseerd, schoon maar ook een beetje saai. Het grootste voordeel is dat daar minder vaak je auto wordt opengebroken en je fiets gestolen.
Maar in de verpletterende uniformiteit miste ik de kleuren en geuren uit mijn buurt. Bijna iedereen was bleek, aardig en vrij stil. De reserve werd vergeten toen men hoorde dat ik uit Niet-Nederland kwam: er vormde zich direct een groepje rond mij.
Die mensen stelden veel vragen. Sommigen waren licht verontwaardigd of zelfs boos. De meeste inwoners van Niet-Nederland leveren geen bijdrage aan de Nederlandse cultuur, zeiden ze. Ze snappen bijvoorbeeld niets van het oecumenische gekissebis rond het huwelijk van Mari en Mauri. Ze willen niet integreren, leven apart, stelen alleen maar olijven en dadels uit de supermarkt en nooit haringen en krakelingen. Ze kijken niet naar SBS maar naar TNT en MBC. Over enkele jaren zou de grens van echt Nederland om alle grote steden lopen.
Ik realiseerde me dat ik me even in Nederland bevond en trachtte daarom zeer genuanceerd te antwoorden. Ja, ook ik had mijn twijfels. Ik legde uit dat ik me nog steeds verbaasde als ik hier geboren jonge allochtonen onderling geen Nederlands hoorde praten. Bij vele van mijn buurtgenoten uit Niet-Nederland bespeurde ik alleen maar onverschilligheid, kilte en koelte ten aanzien van Nederland en haar taal, normen, waarden, gewoontes en cultuur. Ik proefde af en toe zelfs minachting, spot en in de ergste gevallen verachting voor de kaaskoppen. Ja, ook ik was van mening dat er in de toekomst nog donkerder wolken aan de horizon van de multiculturele samenleving zouden verschijnen.
Dit gezegd hebbende keek ik naar de tevreden bleke gezichten om me heen en besloot vervolgens me als een Niet-Nederlands ingezetene te gedragen. Ik gooide alle nuances overboord, praatte luid en gebaarde druk. Ik schreeuwde dat deze toestand hun eigen stomme schuld was. Hoe kan een Marokkaantje, brulde ik, respect voor de Nederlandse cultuur hebben als de autochtonen dat ontzag zelf niet bezitten? Wat voor voorbeeld hebben ze al die jaren gegeven met hun zeurderige zelfspot, hun modieus geafficheerde zelfhaat? Hoe kun je decennia lang op je eigen identiteit spugen en dan van buitenlanders verwachten dat ze zich met die bevuilde lompen willen tooien? Hoe kun je eisen dat ze je taal gaan praten en ervan gaan houden als je zelf liever het Engels gebruikt dan ‘het dierengeluid’ (Luns) dat Nederlands heet? En maar bordjes in het Arabisch en Turks ophangen, en tolken op iedere straathoek inzetten, en integrerende cursussen in eigen taal met behoud van eigen onzin op basisscholen instellen. Om maar niet over die afschuwelijke islamitische scholen te praten, het verzuilde voorportaal van de definitieve apartheid.
Ik was boos en in Nederland begon het te regenen. Ik besloot daarom naar mijn enclave terug te keren om op een zonnig terras een couscous met merguez te gaan nuttigen.