DE SP HAD toch al moeite met de bezuinigingen op het passend onderwijs, dat is onderwijs aan leerlingen met enigerlei vorm van handicap. In de verkiezingsstrijd om de zetels in de Provinciale Staten maakte partijleider Emile Roemer er begin dit jaar keer op keer een item van. En kreeg dan als weerwoord dat het niet houdbaar is zoals het nu gaat in het onderwijs aan zorgleerlingen, dat het huidige systeem ontploft.
Toen vorige week commotie ontstond over de precieze groei van het aantal zorgleerlingen was de SP er als de kippen bij om CDA-minister Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs te betichten van misleiding en bangmakerij. Vooral dat eerste is in de politiek een zwaar verwijt. De PVDA beschuldigde de minister van ‘platte demagogie’ en de ChristenUnie vindt dat door de andere cijfers de bezuinigingen ‘op losse schroeven’ zijn komen te staan.
De kern van het gedoe draait om het percentage van 65. In de heftige discussies over het passend onderwijs was de indruk ontstaan - althans daar lijkt het op gezien de commotie, al is de vraag bij wie precies die indruk was ontstaan - dat het totaal aantal zorgleerlingen sinds 2003 met dat hoge percentage is gestegen. In ieder geval één Kamerlid blijkt in zijn bijdrage aan debatten van dat percentage van 65 uit te zijn gegaan: het PVV-Kamerlid Harm Beertema. Hoe is dat verkeerde percentage de wereld in gekomen? Wie heeft de verwarring veroorzaakt? Dat is de minister zelf, en haar ministerie.
Dat begon al vorig jaar, kort na het aantreden van het nieuwe kabinet. Als Van Bijsterveldt in november haar begroting voor 2011 in de Kamer verdedigt, gebruikt ze dat percentage tot twee keer toe in de verkeerde context. In herinnering roepend dat in 2003 bij een eerdere verandering van het financieringssysteem voor zorgleerlingen ervan uit werd gegaan dat het aantal zorgleerlingen stabiel zou blijven, zei ze toen: ‘De werkelijkheid is echter volkomen anders. Wij hebben een groei van maar liefst 65 procent gezien.’ Even later in datzelfde debat deed ze dat nog een keer: ‘Gelet op de enorme groei van 65 procent, die wij niet hadden ingecalculeerd in 2003…’
Dat zou een terloopse vergissing geweest kunnen zijn. Maar als in januari van dit jaar de minister in een brief aan de Kamer uiteenzet wat haar toekomstplannen zijn met het passend onderwijs gaat er vanuit haar ministerie een persbericht de wereld in met ronkende taal: ‘Het huidige systeem barst uit zijn voegen. Het aantal kinderen dat een label opgeplakt krijgt omdat er iets met hen is, is de afgelopen jaren met maar liefst 65 procent gegroeid.’
Oké, kun je zeggen, dat was een persbericht, in de daadwerkelijke Kamerbrief staat het correct verwoord. Maar op 17 februari, als de verkiezingsstrijd om zetels in de Provinciale Staten en daarmee de ook zo belangrijke Eerste Kamer naar zijn hoogtepunt gaat, gebruikt de minister dat percentage wederom in de verkeerde context: ‘Kijk ik naar wat er nu aan de hand is inzake passend onderwijs, dan stel ik vast - en dat hebben wij eerder vastgesteld in de Kamer - dat het stelsel onhoudbaar is. Er is 65 procent groei van kinderen met een indicatie.’
Vorige week ontstond dus gedoe over dat hoge percentage. Waarom vorige week? Ja, dat is nu zo'n ingewikkeld Haags gevalletje.
Op 19 april stuurde de minister antwoorden op Kamervragen naar het parlement waarin ze ingaat op weer andere foute cijfers over zorgleerlingen. Dat maakt het allemaal nog ingewikkelder dan het al is, maar over die fouten, zo schrijft de minister, heeft ze indringend gesproken met de inspecteur-generaal. Lees: de minister was kwaad op de inspecteur-generaal.
En passant zegt Van Bijsterveldt in die antwoorden ook dat het ‘onterecht’ is het groeipercentage van 65 procent te koppelen aan alle zorgleerlingen, dat percentage geldt alleen voor de zwaar gehandicapte leerlingen. Bij alle zorgleerlingen bij elkaar is de groei veel lager, vijftien procent. Even voor u: dat onterecht koppelen deed de minister in ieder geval twee keer zelf, zonder dat de inspecteur-generaal haar dat voorzei. Dus de minister moet nóg een indringend gesprek hebben, maar dan met zichzelf.
Die rechtzetting bereikte de Kamer drie weken voordat er commotie ontstond. Waarom dan die late reactie? Was dat omdat nu pas sommige journalisten die antwoorden zagen en de buitenwereld ervan hoorde? Hadden de Kamerleden, ook de SP die tenslotte de vragen over de cijfers aan de minister had gesteld, de bewuste antwoorden eerder niet gezien, niet gelezen of mogelijk de passage over de 65 procent over het hoofd gezien? Of realiseerden sommige Kamerleden zich pas na publicatie in bepaalde media dat de indruk was ontstaan dat het aantal zorgleerlingen met 65 procent was gegroeid en dat daar politieke munt uit was te slaan, terwijl ze zelf best wisten hoe het echt zat?
Ik vrees dat we daar niet achterkomen. Navraag bracht alleen maar meer mist, met soms de indruk dat die politiek opportuner is dan helderheid.
Is de verwarring - om hier een nu zo neutraal mogelijke term te gebruiken - over de groei van het aantal zorgleerlingen aanleiding om de bezuinigingen terug te draaien? De minister vindt van niet, heeft ze al laten weten. Belangrijke reden is dat ze moet bezuinigen van het regeerakkoord.
Maar het is ook omdat er wel degelijk een categorie zorgleerlingen is die sinds 2003 is gegroeid met dat vermaledijde percentage van 65. Dat geldt uitgerekend de categorie leerlingen die zware zorg nodig heeft. Laat dat nou juist de zorg zijn die ongelimiteerd wordt betaald door het rijk, terwijl zorg aan leerlingen met een lichtere handicap aan vooraf vastgestelde budgetten is gebonden.
Maar de oppositie ruikt haar kans. En dat heeft de minister aan zichzelf te danken.