Het is ook moeilijk om niet aan geweld te denken bij de Rotterdamse haven. Op de kaart zie je een grijs gekleurde, nauwelijks van details voorziene drol die zich uit het Nederlandse polderlandschap wil persen. Een woedend ding van zichzelf. Op een van de scenario’s die de Rijksplanologische Dienst onlangs maakte voor Nederland in 2030, is te zien hoe die drol zich nog veel verder naar buiten heeft gewerkt: ver steekt de kop uit de kustlijn, daarbij een reeks nieuwe eilanden uitspugend. Dit is de vooruitgang. Rondom deze drol woont nu al een kwart van alle werklozen van Nederland en dat is nog maar het begin.
Het diepe, zwarte water tussen het oude Maassluis en het nieuwe Rozenburg heet maar al te toepasselijk Het Scheur. Aan de oude kant, op de grens met het Westland, ligt Maassluis. Het heeft een historische kerktoren en tegen de kade hangt een vervallen arbeidersbuurtje, waar ik daarnet nog twee onwennige junks op leeftijd zag schuifelen naar een van overheidswege toegewezen pand.
In Rozenburg, aan de overkant, heeft het begrip woonerf een nieuwe dimensie gekregen. Alles in Rozenburg komt van de tekentafel. Een verbluffende explosie van parken, grachtjes, achter struikgewas verborgen parkeerplaatsjes vanwaar je via artistiek krom aangelegde paadjes en via lollige houten bruggetjes op intieme wandelpleintjes komt, aan de randen versierd met een veelkleurige bloemenpracht. Men laat hondjes uit, groet buren. Hier wonen gelukkige mensen. Rozenburg ligt ingeklemd tussen de raffinaderijen van Botlek en Europoort, aan de noord- en de zuidkant water, het kan geen kant op. Maar daar valt niets van te zien. Bij de Calandbrug, waar de industrie begint, heeft men aan de bewonerskant nog een extra park aangelegd en aan de industriekant behalve een kolossale groenwal ook nog eens een soort kunstwerk van betonnen palen.
NA BRUGGEN EN groenstroken rondom de recreatiestrook Brielse Meer kom ik op een oude, inmiddels verbrede en geasfalteerde straatweg met populieren. Links en rechts strekken de onmetelijke aardappelvelden van het eiland Voorne-Putten zich uit. Ruilverkaveling heeft het oorspronkelijke landschap van iedere schoonheid ontdaan. Ook vestingstad Brielle biedt nauwelijks nog de schilderachtigheid waaraan het gezien zijn roemruchte geschiedenis verplicht zou zijn. Er is een groter nieuwbouwgezwel buiten de stadswallen gestulpt en het historische centrum is vermaakt tot een orgastisch shop-gebeuren. Het voordeel van de patatwalmen is dat de weemakende lucht die, komend vanaf Europoort over de aangelegde natuurwallen bij het Oosterlandse Rak, het weidse landbouwland in een benauwende greep houdt, hier aangenaam verdund raakt.
Maar hoe dan ook, dit oerlelijke agrarische land, horend bij de Voordelta die weer deel heet uit te maken van het kerngebied van de Ecologische Hoofdstructuur, maakt zo op het oog van deze oppervlakkig langsfietsende verslaggever een weinig historisch waardevolle indruk.
Ik zal me wel vergissen. Natuurbeschermers maken zich bijvoorbeeld zorgen over het duingebied bij Oostvoorne, waar zich een zeldzame, wilde vegetatie bevindt. Ondertussen staat Voorne-Putten op een van die scenario’s voor 2030 allang stilletjes als stedelijke ruimte ingekleurd. Behalve, inderdaad, dat ene duinstrookje. Dat mocht groen blijven. Maar hoe groen kan zoiets nog zijn? Recreatiegroen misschien, maar toch onmogelijk natuurbeschermingsgroen? Uncle-Tom-groen is dat. De natuur als wc-eend. Hoe dat eruit gaat zien, valt nu al af te lezen aan al die nieuw aangelegde natuurwallen en groenstroken.
Op de weg langs het met bomen toegedekte dorp Oostvoorne wordt de weeë lucht sterker. Tegelijk zie ik overal de tekenen van een bloeiend recreatief leven. Het onder Rotterdammers razend populaire huisjes- en bootjespark Kruiningergors aan het Brielse Meer ligt hier praktisch in het industriegebied gedrukt.
Maar waar is het industriegebied eigenlijk? De verkeersborden wijzen hier uitsluitend nog naar Maasvlakte en Europoort. Het kan dus niet ver meer wezen. Toch fiets ik door een dicht bos. Eksters. Rozebottels. Bramen. Hoe dichter je de haven nadert, hoe meer bomen je ziet. Het ziet eruit als oude duinen. Het is het niet. Eng.
Als ik enige uren later, op de terugweg, de lange Europaweg zal affietsen, die over de volle lengte van de haven loopt, zal ik me opnieuw aan beide kanten door buffers van groen ingesloten weten. Alleen af en toe, bij een zijweg, of op een brug, wordt een glimp van de industrie zichtbaar. Vanuit de auto zal je er helemaal niks meer van merken. Dat werkt natuurlijk ontstressend voor de arbeiders en de recreanten. Volgens de tekentafelplannen voor Maasvlakte II zal dit succesvolle camouflagemodel in de toekomst met nog meer voortvarendheid worden aangepakt: bijna de helft van het totale oppervlak voor de Tweede Maasvlakte is voor kersverse ‘excuusnatuur’ bestemd. Daar waar het NSB-bloempje geurt en de Peper-kikker brult.
DAN EEN KRUISPUNT. Linksaf loopt een lange rechte weg de Maasvlakte in. Eindelijk opent de eerlijke ruimte zich. Wind. Zeeschepen. Kolenbergen. Om de honderd meter een dood konijn op het asfalt. Auto’s met surfplanken zoeven voorbij. Roestende pijpleidingen in een oceaan van helgele schermbloemen. Ik passeer een groot blauw bord: ‘Achter de dammen/ gevaarlijk zwemmen/ zeer diep water.’(In het snel nog leger wordende land een recht watertje met wat schuldbewuste kokmeeuwen en wilde eenden. Nog meer borden. Onder andere: ‘Vogelvallei Maasvlakte. Een tijdelijk natuurontwikkelingsprojekt.’ Het gehoorzame gevogelte wordt dus slechts gedoogd. Een meer structurele toekomst wordt op het bord ernaast aangegeven: ‘Aanleg distripark Maasvlakte.’ Met daarbij een schilderij van vrachtschepen, vliegtuigen en wolkenkrabbers die uit pure wilskracht dwars door elkaar heen lijken te moeten.
Maar er is hier niets. Ontstellend, verblindend, verbluffend, zalig veel niets. Wit zand. Woestijn. Niets. Een blinkende kaarsrechte weg door het niets. En lantaarnpalen. En een fietspad. Nooit eerder had ik zo sterk de sensatie door een idee te rijden. Om de kilometer steken er drie plastic buizen uit de grond.
En er is een infocentrum. De helwitte rolluiken zijn gesloten. De vlag van Port of Rotterdam wappert, maar dat is ook alles wat beweegt. Geen mens hier. Geen dier ook. Een drang tot overleven maakt dat ik verder fiets. Maar waar ga ik heen? Er is hier niets om heen te gaan. Hier bestaat enkel achterlaten en losmaken en vergeten.
Een bord geeft aan dat ik me op een eenrichtingsweg bevindt. Er steken weer eens drie plastic buizen uit de grond. Zelfs de dode konijnen blijven achterwege. Geen gele bloemen meer. Geen helmgras. Alleen een gore zweem van bruin-groen. Minimal nature.
Het is een kwestie van stug doorfietsen.
Maar dan. Ik dacht dat ik tegen zand aankeek, maar ik nader een dijk. En op de dijk lopen drie naakte mensen. Ze kijken niet op of om. Ik denk: aboriginals. Eeuwenoude jagerspaden. Aardlijnen.
Onder aan de dijk zet ik mijn fiets op slot. Op de dijk zie ik heel dichtbij de Noordzee. En overal naakte mannen. Tientallen. Zittend. Slenterend. Sommigen dragen een zonnebril of een petje. Ze schatten elkaar op afstand in. Ze hebben de westerse cultuur van zich afgeworpen. Ze zijn helemaal vrij. Ikzelf sta er belachelijk gekleed bij.
VANAF DIT PUNT gaat de Tweede Maasvlakte beginnen. Nog net voor het zomerreces heeft het kabinet al een principebesluit genomen. Er zal nog veel gepraat en gemopperd worden, maar natuurlijk komt dit besluit erdoor. Tweeduizend hectare zee-inwaarts. Eerst wist ik niet wat ik daarvan moest denken, maar nu vind ik het gelijk een geweldig idee. Je begint met een geweldig stuk niets. En daaraan vast maak je minstens nog zo'n stuk niets. Ondertussen babbel je wat links en rechts over de Mainport Rotterdam, werkgelegenheid, Nederland Distributieland, misschien wel een vliegveld, dit en dat, maakt niet uit, niemand gaat toch kijken, zo ver in zee, alleen een paar naakte kerels en die houden hun mond wel. Het best bewaarde geheim van West-Europa: de Maaswoestijn.
Maak geen praatje met de naakte mannen. Wil de illusie niet verstoren. Ik stap op en fiets verder. Na vijf kilometer niets passeer ik restaurant De Maasvlakte, uiteraard gesloten. Ik vestig mijn hoop op ‘Snackwagen Kap’s Smultoren’ die al vanaf het begin van de Maasvlakte aangekondigd stond.
Men heeft hier trouwens sowieso iets met taal. Er valt geweldig veel te lezen: ‘Rotterdam 42 km. Ezh bulktransport. Maasvlakte olieterminal. Slag vuurtoren. Em-66. Strook gevaarlijke leidingen. Evacuation station no 843. Heliport.’
Ik voel gewoon dat er een punt moet zijn dat je zegt: nu ben je ergens. Ik passeer een lange lijn van windturbines die een geluid voortbrengen waar Hitchcock wel raad mee zou weten.
Opeens wel degelijk aanbeland bij Snackwagen Kap’s Smultoren. Het piepkleine caravannetje is nog open ook. Er ontrolt zich een scène die zo in de film De Noorderlingen had gekund. Een hologige man met een vlassige baard heeft de radio keihard aan. De alom aanwezige leegte lijkt geen indruk op hem te maken. Hij heeft de prijs van een blikje Cola Light stevig opgeschroefd. Een blikje en een ijsje samen, dat stelt hem voor een diepzinnig rekenprobleem. Hij lijkt bijna het bewustzijn te verliezen. Er stopt een zwarte motor. De bestuurder stapt af en vraagt om een Cola. De man met de vlassige baard zegt: ‘Nog een Cola dan maar?’ Hier klopt iets niet, maar je kunt je vinger er niet op leggen.
Honderd meter verder staat de lelijkste vuurtoren die ik ooit zag. Een betonnen paal, meer is het niet. Ernaast is een zandheuvel. Op de zandheuvel heb je een geweldig uitzicht. Zo zie je een subliem zandstrand waar niemand is. De loom verschuivende schaduwen van de wolken. Een dam van rotsblokken waar een pluk aalscholvers langsdwarrelt. Hier waait het altijd. Hier is het prachtig. Ook staat er een kolossaal bord: ‘Verboden toegang. Levensgevaarlijk terrein.’ Het laatste punt van Nederland en voor sommige schepen het eerste.
Een kolossaal science-fiction-vaartuig schuift over het water, het komt van outer space en het zoekt de Nieuwe Waterweg. Het heet HSS Stena Line. Dan, vlak boven mijn hoofd, een vliegtuigje dat niet meer is dan een stoel met vleugels. Je begrijpt niet dat zoiets ooit nog de grond kan vinden. Waar het ten slotte toch nog landt, daar is de heliport. Een grijze loods in een wit-zandlandschap. Ernaast een helikopter met blauwe strepen.
Het weinige dat hier is, lijkt hier slechts geschetst, bewust van een intense tijdelijkheid die maakt dat alles ieder moment weer op kan waaien en onder kan stromen. Dit is een geheel nieuw levensgevoel. Cyberspace, maar dan in het echt. Hier is men op Voorne-Putten nog lang niet aan toe.
Fiets de weg af, een kilometer of wat, sla linksaf bij het bord ‘Havens tot 9000’, kom langs de multi-windturbine Quadro, gebouwd in ‘89, die, volgens het infobord energie levert voor 260 gezinnen. Fiets weer drie kilometer.
Dan iets vreemds. Achter een hekwerk is alles verbrand. Helikopter. Containers. Tankwagens. Olietanks. Stenen gebouw. Precies tot aan het hek, tot en met de grond is alles zwartgeblakerd. Er wappert een vlag met de tekst 'Risc. education & training’. Het ruikt er naar benzine. Hier helemaal alleen te zijn en dan vlam te vatten, het grote niets in te rennen, brullend. Op te gaan.
FIETS NOG MAAR weer eens een kilometer of wat. De wolkenpartijen zijn subliem.
Twee oneindige rijen witte olietanks. Ze zijn gloednieuw. Er staat geen naam van een oliemaatschappij op. Misschien zijn ze nog niet eens in gebruik. Na de tanks weer een dijk en weer taalborden. Een tekst die met Nieuwe-Zakelijkheidachtige allure opgesteld is, en zo begint: ‘De Maasvlakte. De grootste olietankers ter wereld komen hier.’ Deemoed.
Ook is er een bord met alle vogels die hier te zien zijn. Het klopt wel zo'n beetje. Zag wulpen, veldleeuweriken, kluten, patrijzen. Zag niet de witte kwikstaart en de groenling. Ook vertelt een bord dat dit niet zomaar een dijk is, maar de Zuidwal, een beetje rommelig, zeg maar natuurachtig, aangelegd om de olietanks visueel af te schermen voor de bewoners van Hoek van Holland aan de overzijde van de Maasmond.
Heel ver, zeg maar landinwaarts, zie je inderdaad iets liggen wat dan wel Hoek van Holland zal zijn. Het infobord zegt dat de Zuidwal de mogelijke vestigingsplaats voor een kolonie zwaluwen zal zijn. Voor dit verradersklusje hebben zich dus biologen laten lenen.
Er staan wat autootjes op het strand. Rotterdamse gezinnen hebben de tuinstoelen uitgeklapt en turen door verrekijkers naar het inkomend en uitgaand verkeer op de drukst bevaren rivier ter wereld. Op een bankje zittend zie je hoe een wrakkige schuit er heel lang over doet om het ruime sop te kiezen en hoe de HSS Stena Line zich alweer ongeduldig losmaakt van het land, haast loskomt van het water, enige tijd gevolgd wordt door de helikopter van de heliport en dan arrogant koers zet naar de horizon. Zen gewoon.
NA WEER EENS zo'n tien kilometer gefietst te hebben, blijken er toch ook delen op de Maasvlakte te zijn waar bedrijvigheid heerst. De elektriciteitscentrale, die zo ver leek dat het aan de overkant van een water moest zijn, blijkt wel degelijk op de Maasvlakte te staan. De onechtheid van dit landschap maakt kennelijk dat je afstanden verkeerd inschat. Naast de vervaarlijk knetterende centrale staat een grijze loods in aanbouw met de tekst: ‘Bio-maas. Productie van bio-brandstof.’ Wauw. Achter de centrale ligt het vele hectaren tellende ECT-containeroverslagcomplex. Het terrein is zorgvuldig met dubbele hekken afgeschermd. Achter de hekken rijden security-wagentjes. Gek genoeg zitten daar nog mensen in; verder lijkt alles automatisch te gebeuren. Er arriveren onophoudelijk vrachttreinen uit Duitsland van honderden meters lang.
Ja, hier gebeurt het. En het is bovendien nog lang niet alles. Op de economiepagina’s in de kranten heeft men het over plan 2000-8, een miljardeninvestering voor nog eens nieuwe ECT-terminals op de Maasvlakte om twee miljoen containers per jaar extra over te slaan. Wat een energie. En het oogt nu al zo als de toekomst.
Kranen tillen in een sierlijke dans de containers van de treinen, zetten die op vrachtwagens, of halen ze weer uit binnenvaartschepen, of juist in zeeschepen, er rijden onafgebroken heftrucks van links naar rechts en van rechts naar links. Waar net nog die Evergreen-container stond, moet straks ruimte zijn voor een Hyundai die samen met een Maesk en een B&O in hetzelfde laadruim moet verdwijnen. Secondenwerk, zo te zien. Millimeterwerk ook. Daar kun je nog uren naar kijken. Maar ik draai de fiets en ga terug naar ‘alle richtingen’.