
Op een betonnen boog over de straat worden bezoekers in het Koerdisch, Arabisch en Assyrisch welkom geheten, naast een afbeelding van het lachende gezicht van Abdullah Öcalan. De pleinen zijn versierd met rood-groen-gele vlaggetjes – de Koerdische kleuren – en er hangen portretten van gesneuvelde Koerdische strijders, poserend met het logo van de strijdkrachten ypg. In Syrisch Koerdistan doet iedereen of dit heel normaal is. En in zekere zin is het dat ook wel. Welk volk eert niet de vader des vaderlands, welk volk eert niet degenen die voor het vaderland stierven, welk volk wappert niet met de nationale kleuren?
In een groot deel van de wereld staat deze vader des vaderlands echter bekend als de leider van een terroristische organisatie. In de Turkse stad Diyarbakir, waar ik als correspondent mijn standplaats heb, zijn de Koerdische vlaggen, de portretten van de gevallenen of de foto van Öcalan in het straatbeeld ondenkbaar. Ook al hangt ook hier een flink deel van de Koerden hetzelfde gedachtegoed aan. Bij demonstraties is een Öcalan-vlag soms wel en soms niet toegestaan – regelmatig leidt de beeltenis tot rellen met traangas, waterkanonnen, molotovs en stenen.
In de autonome regio Cizire, met steden als Qamishlo, Derik, Serekaniye en Amude, is de Koerdische beweging niet de onderdrukte maar de leidende macht. Dat waar Koerden in Turkije al decennia voor strijden, begint hier, in het kleine Syrisch Koerdistan dat doorgaans Rojava wordt genoemd, langzaam maar zeker vorm te krijgen. Idealen als respect voor religieuze en etnische minderheden en het doorvoeren van een democratisch systeem waarin lokale gemeenschappen werkelijke macht hebben, krijgen gestalte en kunnen een voorbeeld vormen voor de Turkse Koerden, als die binnen de grenzen van Turkije eindelijk zichzelf mogen besturen.
Het verhaal van Rojava begon in de zomer van 2012, toen de Syrische lente was ontaard in een allesvernietigende burgeroorlog. Het leger van president Assad trok zich terug uit Koerdisch gebied om zich op andere fronten te kunnen concentreren. De Koerden, lang onderdrukt door opeenvolgende Syrische regimes, grepen hun kans en vulden het machtsvacuüm. In november 2013 installeerden ze een eigen bestuur in drie autonome gebieden, ook wel kantons genoemd: Arfin, Kobani en Cizire.
In Turkije was 2012 een gewelddadig jaar. De geheime vredesbesprekingen tussen de staat en de pkk in de Noorse hoofdstad Oslo waren een jaar eerder mislukt en zowel onder Turkse soldaten als onder pkk-strijders vielen vele doden. Toen nog premier en nu president Erdogan reageerde woedend op de verwikkelingen in Syrië. Een Koerdische autonome regio in Syrië zou hij nooit accepteren, zo liet hij weten. Er werd daar gewerkt aan ‘een structuur’, klaagde de regeringsleider, die voor Turkije niets anders vertegenwoordigde dan ‘een structuur van terreur’.
Bij de installatie van de autonome regio’s beschuldigde toen nog minister van Buitenlandse Zaken en nu premier Ahmet Davutoglu de Syrisch-Koerdische pyd, de Democratische Unie Partij, die verwant is aan de pkk, ervan zich niet aan de ‘beloften’ te houden. ‘We hebben hun gezegd geen de facto bestuur te installeren want dat zou Syrië kunnen splijten’, zei hij tegen de Turkse commerciële zender ntv.
Hij verwees naar een bezoek van Salih Muslim, co-leider van de pyd (alle leidende politieke functies binnen de Koerdische beweging worden bezet door één man en één vrouw), aan de Turkse hoofdstad Ankara in de zomer van 2013. Muslim legde daar aan Ankara uit dat de ophanden zijnde autonomie geen voorbode was van afsplitsing van Syrië. Net zoals de Koerden in Turkije niet (meer) streven naar afscheiding, maar naar een ‘nieuwe orde’, zoals Muslim het noemde tegen het semi-officiële Turkse persbureau Anadolu: ‘Koerden zullen een status moeten krijgen in de nieuwe orde in Syrië. Tot dat is gerealiseerd regelen we iets tijdelijks. We schrijven geen grondwet, maar we hebben wel praktische regels nodig.’

Wat de Koerden proberen te realiseren in Rojava is ‘radicale democratie’, ook wel ‘democratische autonomie’ of ‘democratisch confederalisme’ genoemd. Een politieke theorie ontsproten aan het brein van pkk-leider Öcalan, geïnspireerd door Murray Bookchin, een Amerikaans politiek denker die de anarchie predikte en zich later in zijn leven toelegde op de theorie van het ‘libertarisch socialisme’.
In het democratisch confederalisme ligt de macht bij lokale gemeenschappen, die zelf het bestuur in handen nemen. Actief burgerschap dus. Om te voorkomen dat die lokale besturen zich alleen om hun achtertuin bekommeren, zijn de plaatselijke structuren met elkaar verbonden om overstijgende belangen te bespreken. Een horizontale structuur, die gelijkheid op alle niveaus nastreeft. Volwaardige participatie van religieuze en etnische minderheden is inherent aan het systeem, net als de gelijkheid van vrouwen en mannen. In het ‘sociaal contract’ dat in Rojava in 2014 het levenslicht zag – noem het toch maar gewoon een grondwet – is die gelijkheid vastgelegd. Een bestuur bestaat uit minimaal veertig procent vrouwen (of mannen) en ook minderheden als christenen, yezidi’s, Arabieren en Turkmenen zijn vertegenwoordigd.
In dit democratisch confederalisme is er geen plek voor de natiestaat. Afgelopen december benadrukte Salih Muslim tijdens een paneldiscussie in Brussel dat hij de samenleving die nu in Rojava wordt opgebouwd als model ziet voor de rest van Syrië, en zelfs voor het hele Midden-Oosten, van oudsher immers de bakermat van vele culturen en de geboortegrond van vele volkeren. De Koerdische leider zelf is gespeend van ieder populisme. Hij praat altijd rustig en bedaard, is onvermoeibaar in zijn inzet voor het ideaal en stelt zich op geen enkele manier boven het volk, waar hij gewoon deel van uitmaakt – een van zijn zoons stierf als ypg-strijder.
Begin 2013 kwam in Turkije het vredesproces op gang, officieus ingeluid tijdens de viering van het Koerdisch nieuwjaar, 21 maart, in Diyarbakir. Een speech van de nog altijd gevangen Öcalan werd in het Koerdisch en Turks voorgelezen door twee parlementsleden van de Koerdische partij. De tekst ademde het democratisch confederalisme, met veel aandacht voor de gelijkheid van volken en voor de gedeelde grond waarop niet alleen Turken en Koerden wonen maar ook Assyriërs, Armeniërs, Laz en Arabieren.
Turkije is tegen Koerdische autonomie. Je kunt je afvragen waarom de Turkse regering zich in een vredesproces werpt als ze niet bereid is de Koerden te geven waarop ze ook volgens internationale verdragen recht hebben: zelfbestuur.
De Turkse regering verstaat echter iets anders onder vrede dan de Koerdische beweging. Voor Erdogan, en voor veel Turken, is vrede het uitblijven van geweld. Voor de Koerden gaat het om het kunnen leven van hun identiteit. Selahattin Demirtas, de co-leider van de hdp, vaak de Koerdische partij genoemd maar vooral een linkse democratische partij, zei het laatst zo: ‘De regering wil de vredesdroom verkopen, wij willen de vrede presenteren aan onze mensen.’ De diepe Turkse afkeer van Koerdische autonomie bepaalt voor een groot deel het Syrië-beleid van de regering-Davutoglu, samen met een andere prioriteit: het aftreden van president Assad. Turkije beschuldigt de pyd ervan onder één hoedje te spelen met het Assad-regime. Bewijs zou het vertrek van het regeringsleger uit Rojava zijn, én de bescheiden aantallen regeringssoldaten die in Koerdisch gebied zijn achtergebleven. In het kanton Cizire wapperen hier en daar nog Syrische vlaggen en is een aantal straten in het centrum van de hoofdstad Qamishlo in handen van Assads troepen.
De Koerden zeggen dat ze die balans tussen hen en Assads troepen bewaren om de relatieve vrede in Rojava niet in gevaar te brengen. Ze wijzen op de innige vriendschap tussen de presidenten Erdogan en Assad en hun echtgenotes in de tijd dat Salih Muslim zijn dagen sleet in een Syrische cel.
De trip van mijn standplaats Diyarbakir naar Qamishlo, hemelsbreed 160 kilometer, duurt 24 uur. Eerst per bus naar de hoofdstad van Iraaks Koerdistan, Erbil, vandaar per taxi naar de grensovergang tussen Iraaks Koerdistan en Rojava, die wordt gemarkeerd door een rivier – een paar bootjes met Koerdische vlaggen erop pendelen tussen beide oevers.
Het zou sneller gaan als de grensovergang in Qamishlo, grenzend aan Nusaybin aan de Turkse kant van de grens, open was. Maar ja, Qamishlo is in Koerdische handen en de grenspost wordt door Assads troepen bewaakt. Turkije laat niets door, alleen af en toe een vrachtwagen met hulpgoederen die door de Koerdische beweging in Turkije zijn verzameld. De winkels liggen nog wel vol, maar sinds de oorlog is de werkgelegenheid ingestort en het prijsniveau omhoog geschoten.
De grensovergang bij Kobani opende Turkije pas onder grote internationale druk om peshmerga-troepen uit Iraaks Koerdistan via Turkije naar Kobani te laten gaan. Mede door de zwaardere wapens die zij meebrachten werd de overwinning op Isis veiliggesteld. Koerden in Turkije waren eerder, begin oktober, zó woedend over Turkije’s opstelling dat bij geweld en lynchpartijen bijna veertig mensen om het leven kwamen, voornamelijk in Diyarbakir maar ook in andere Koerdische steden.
Het is waarschijnlijk dat de Turkse regering niet door had hoe diep de Koerden in Turkije zich verbonden voelen met die in Syrië. De doden schudden de regering wakker. Eind oktober konden de peshmerga op weg. Maar voor de Koerden in Turkije was het too little too late. Zij zijn er, onder meer beïnvloed door hun media en politici, van overtuigd dat de regering-Davutoglu directe steun levert aan Isis.
Begin juni zijn er verkiezingen in Turkije. Als Erdogan Koerden wil overtuigen van zijn goede wil opent hij nu de grens naar Kobani ruimhartig. Niet alleen voor wat burgers uit Kobani die terug willen, maar ook voor goederen om de schoonmaak en wederopbouw van Kobani te ondersteunen. Maar Erdogan piekert er blijkbaar niet over. De afkeer van of angst voor Koerdische autonomie is groter dan zijn drang naar nog meer stemmen.

Op de vierde dag na de Koerdische overwinning in Kobani is de aanblik van de vernietigde stad verbijsterend. Hier en daar liggen onontplofte bommen op straat. In de westelijke wijken, waar de gevechten het minst heftig waren, staan nog wat gebouwen overeind; de rest van Kobani is weggevaagd. De daken van half weggeslagen gebouwen hangen als gordijnen van beton tegen resten van woonblokken aan, straten zijn veranderd in diepe kraters. De geur van rottende Isis-lijken is op sommige plekken verstikkend. De stad is vrij, maar goed beschouwd niet meer bestaand. Wat heb je aan zo’n overwinning? vraagt menigeen zich af.
‘We roepen onze jonge mensen op terug te keren. Ismet Sheikh Hasan, minister van Defensie van het kanton Kobani, staat met zijn voeten in de zompige klei op het verwoeste Vrijheidsplein. ‘De straten moeten schoon, de stad moet wederopgebouwd.’ En de jongeren staan klaar, als ik aan het eind van de middag de grens naar Turkije weer passeer. Een goedgemutste groep van zo’n honderd veelal jonge mannen popelt om terug te gaan naar hun stad. Ze hebben muziekinstrumenten bij zich en barsten uit in zang en dans.
Er moet echter eerst nog een Isis-lijk de andere kant op. De deksel gaat even van de sobere kist waarin de jonge bebaarde man wordt vervoerd. De defensieminister zegt: ‘Deze man komt uit Turkije, omgeving Kayseri. Zijn familie heeft om zijn stoffelijke resten gevraagd, en dus sturen we die zo snel mogelijk. Wij zijn niet zoals zij. Menselijkheid boven alles.’
Ministers in Rojava zijn burgers die zich inzetten voor de opbouw van hun maatschappij en het laten slagen van het experiment. De minister van Vrouwenzaken bijvoorbeeld (‘alléén van vrouwenzaken, niet ook van kinderen of familie’, zegt ze zodra het interview begint), Amena Oman, jaagt er niet alleen wetten doorheen die de positie van vrouwen verstevigen, ze geeft ook voorlichting aan burgers en onderneemt soms zelf actie om levens van vrouwen te beschermen.
Ze trok de minimumleeftijd om te trouwen op van zeventien, volgens de Syrische wet, naar achttien jaar. Naar eigen zeggen redde ze hoogstpersoonlijk vijf meisjes van een kindhuwelijk: haar contacten bij de lokale rechtbanken alarmeren het ministerie als ze vermoeden dat er iets niet in de haak is, en omdat een minister nu eenmaal gewicht in de schaal legt, gaat ze er dan even naartoe. ‘Eén keer hebben we de grens naar Iraaks Koerdistan voor een minderjarig meisje gesloten. Haar familie wilde haar daar laten trouwen omdat daar de regels makkelijker te omzeilen zijn. Dat ging dus niet door.’
Vrouwen in Rojava kunnen, in tegenstelling tot vrouwen in de rest van Syrië, een scheiding aanvragen, en mannen mogen maar één vrouw trouwen, niet vier, zoals volgens de Syrische wet. Na de scheiding blijven kinderen tot hun vijftiende jaar bij hun moeder, niet tot hun zevende (jongetjes) of hun negende (meisjes), zoals in Syrië. ‘Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst vroeg een man laatst waarom een man geen tweede vrouw mag trouwen als zijn eerste geen kinderen kan krijgen of ziek wordt. Ik zei: mag een vrouw dan ook een tweede man als hij haar geen kinderen kan geven of ziek wordt?’
Tijdens het interview belt een van de politiebureaus. Een vrouw is er haar toevlucht komen zoeken omdat haar man haar mishandelde, de man is nu ook op het bureau om verhaal te halen. Amena Oman geeft advies, en zegt daarna dat ze voorlopig geen nieuwe wettelijke aardverschuivingen op de rol heeft staan. ‘Dit is een revolutie, maar in een patriarchale maatschappij. De belangrijkste wetten zijn nu veranderd. Die gaan we eerst goed implementeren voor de volgende stap.’
De volgende dag zie ik de minister langs rennen in het parlementsgebouw in de naburige stad Amude. Ik heb er een interview met sjeik Mihemed El-Qadirî, minister van Religieuze Zaken. Niet te lang, zegt hij – hij is er tussenuit geknepen bij een vergadering en straks gaan ze met vrijwel alle 22 ministers van Cizire naar een afscheidsceremonie van vijftien gesneuvelde strijders van de ypg en ypj.
Hij heeft zijn handen vol aan de opvang van vluchtelingen uit christelijke dorpen aan de zuidelijke rand van het kanton, waar Isis huishoudt. Hij ziet met lede ogen aan hoe veel christenen besluiten hun thuis sinds eeuwen te verruilen voor Europa, omdat ze niet denken dat ze waar dan ook in het Midden-Oosten ooit nog veilig zullen zijn. ‘Wij zullen er alles aan doen om de christenen te beschermen’, zegt El-Qadirî, ‘en ze te laten terugkeren naar hun dorpen als het daar weer veilig is. Deze regio is van ons allemaal, we bouwen het kanton samen met hen op, ze zijn van groot belang.’
Even later achtervolgen we de sjeik als hij plankgas richting herdenkingsceremonie zoeft – hij weet precies waar het is, wij niet. Bij de vele checkpoints gaat het er zoals altijd gemoedelijk aan toe, ik zie de ypg- en ypj-strijders de sjeik/minister telkens respectvol met de hand op het hart groeten. Even later zie ik de toch niet meer al te jonge sjeik het podium op klauteren. Hij is net op tijd.
Rojin, een vrouw van 33 jaar, ontmoet ik op mijn eerste ochtend in Rojava op een kinderdagverblijf in Qamishlo. Het verblijf staat in dienst van de revolutie en wil kinderen stimuleren hun persoonlijkheid te ontdekken en te ontwikkelen. Ze leren samenwerken en elkaar te respecteren, hun moedertaal wordt onderwezen en ze krijgen handvatten om met de oorlog om te gaan. Ik vraag Rojin waarom ze in het kinderdagverblijf is gaan werken. Ze zegt: ‘Ik wil mijn rol als vrouw in de maatschappij opeisen.’ Haar collega geeft even later precies hetzelfde antwoord.
Rojin mist haar eigen kinderen, zegt ze een dag later bij haar thuis, in een langer gesprek tijdens de lunch. Dat blijkt de belangrijkste reden voor haar werk. Ze heeft een half jaar geleden haar man verlaten, na zeven jaar huwelijk. Ze praat erover op fluistertoon. Ze schaamt zich, en is niet gewend haar gedachten en emoties te delen. Sinds ze haar man verliet, ziet ze haar twee dochtertjes nog maar eens per maand. ‘Door mijn werk kan ik toch bij kinderen zijn.’
Haar broer Sami komt thuis voor de lunch, maar heeft eigenlijk geen tijd. Hij werkt én is revolutionair. Hij hurkt bij het kleed op de grond waarop de lunch staat uitgespreid. Als hij hoort waar het gesprek over gaat, wordt duidelijk hoe persoonlijk de revolutie is.
‘Mijn zusje’, zegt Sami, ‘was al jaren ongelukkig in haar huwelijk. Haar man trok zich helemaal niets aan van haar wensen, ze had nooit ook maar iets in te brengen. In deze familie gaan we niet zo met elkaar om, iedereen respecteert elkaar, zowel mannen als vrouwen. Wij zijn pkk-aanhangers, wij zijn voor vrouwenrechten. Toen mijn zusje aangaf dat het niet meer ging, konden we haar daarin alleen maar steunen. Wij wilden ook niet meer dat ze nog langer met die man getrouwd was. In feite mishandelde hij haar geestelijk.’
Rojin voelt zich door haar werk en door de steun van haar familie elke dag sterker, zegt ze. Ik vraag haar waarom ze haar kinderen niet opeist, en vertel over mijn gesprek met de minister van Vrouwenzaken. ‘Ik durf niet’, zegt ze zacht. ‘Straks krijg ik ze toegewezen en komt mijn ex-man ze later weer bij me weghalen. Ik zou het niet kunnen verdragen opnieuw van mijn kinderen gescheiden te worden.’ De nieuwe wetten van minister Amena Oman moeten Rojin meer zekerheid bieden.
Het gaat snel in Rojava, razendsnel. De Koerdische strijd is hier nog niet zo lang bezig als in Turkije. En de Syrische familiewetten waar de Koerden zo lang onder hebben moeten leven, zijn oneindig veel conservatiever dan die in Turkije, waar veelwijverij sinds lang verboden is en vrouwen al decennialang een scheiding kunnen aanvragen.
Ik heb volgens de Turkse staat een ‘terroristische structuur’ van dichtbij gezien. En met dit verhaal maak ik er in de ogen van de Turkse staat vast weer ‘propaganda’ voor. Mijn journalistieke werk is door de Turkse aanklager bestempeld als ‘propaganda voor een terroristische organisatie’. De rechtszaak begint op 8 april. In Rojava heb ik er geen moment aan gedacht, maar als ik de Turkse grens op weg naar huis weer nader, voel ik een zekere spanning opkomen: mag ik het land weer in? Tolereert Turkije mij nog even? Als me de toegang geweigerd wordt, is Qamishlo misschien wel een goede alternatieve standplaats om Koerdistan te verslaan, denk ik in een flits.
Maar Koerdistan is niet compleet zonder het deel dat in Turkije ligt. Dat deel waar de Koerden telkens de grenzen van de wet opzoeken – en er soms overheen kukelen – om hun visie alvast zo veel mogelijk in praktijk te brengen. We rijden onder de Koerdische vlag door die de grens van Iraaks Koerdistan markeert, dan onder de Turkse. Ik passeer de grens probleemloos en word welkom geheten. Het voelt niet alsof ik echt in het buitenland ben geweest.
Stateloze democratie
De foto’s zijn afkomstig uit de serie Anatomie van een revolutie – Rojava (2014) van beeldend kunstenaar Jonas Staal. Hij documenteert de ontwikkeling van het model van democratisch confederalisme in Rojava en interviewt kunstenaars, schrijvers en muzikanten die zich hebben aangesloten bij de revolutie. Eerder bezocht Staal revolutionairen die in het noorden van Mali hun nieuwe staat ‘Azawad’ bevechten. Op 30 mei 2015 wordt de fotoserie uit Rojava gepresenteerd als deel van de publicatie Stateless Democracy (gepubliceerd door BAK, basis voor actuele kunst) in De Balie in Amsterdam. Staal is tevens oprichter van het platform New World Summit, dat conferenties organiseert voor stateloze en als terroristen vervolgde politieke organisaties.
Beeld: (1) Bijeenkomst van de Democratische Unie Partij (PYD) in Qamishlo, Syrië, met rechts een portret van PKK -leider Abdullah Öcalan (2 Links: leden van de Women’s Defense Unit (YPJ ) kijken uit over hun trainingskamp bij Qamishlo; (3) een kunstwerk van de regering van Assad in Darbasiyah is overgeschilderd in de kleuren van de Rojavarevolutie