Tussen 2002 en 2008 maakte Wim de Bie zijn Bieslog, een ‘eigen krantje’, zoals hij dat noemde. In die periode gingen we weleens koffie drinken of een boterham eten. We deelden een aantal interesses: techniek, het onvermogen om overbodige gadgets te weerstaan, het internet, dat nog in statu nascendi verkeerde, literatuur en de opkomst van nieuw-rechts, wat we toen nog zagen als iets van voorbijgaande aard. Ik herinner me helemaal niets van onze gesprekken, behalve dan dat ik een keer opmerkte dat we ongeveer dezelfde leeftijd hadden, waarna hij mij geamuseerd bekeek en zei dat hij veel ouder was. Inderdaad, we scheelden achttien jaar. Het moet zijn jongensachtige enthousiasme zijn geweest dat mij het leeftijdsverschil deed vergeten. Toen hij ophield met Bieslog – overigens nog altijd te lezen op bieslog.nl, een aanrader – verwaterde ons contact en dat lag misschien wel aan mijn verlegenheid. Ik denk zo gauw dat ik andere mensen tot last ben dat relaties nauwelijks kans krijgen zich te ontwikkelen. Ik ben daarvoor behandeld, maar dat heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

Het was een merkwaardige periode. Influencers bestonden nog niet en mensen als Wim de Bie konden zo’n krantje maken en daarmee hordes bezoekers trekken zonder zich aan te stellen met privé-nonsens en opgeklopte filmpjes die geen ander oogmerk hebben dan ‘viral’ te gaan en advertentie-inkomsten te genereren. Ik wil het woord ‘onschuld’ niet gebruiken, want het internet is nooit onschuldig geweest, maar ‘amateurisme’ dekt de lading misschien.

Ik was ‘online’ vanaf de zeer vroege jaren negentig, toen de geïnteresseerde hobbyist alleen via de servers van universiteiten op internet kon of door een abonnement af te sluiten bij XS4ALL, dat toen nog Hacktic heette en het met een stapel modems in een meterkast in de Bijlmer deed. Wat nu een website is, was destijds een homepage en die kon je pas maken als je eerst HTML leerde. Stephen Fry was zo’n geïnteresseerde hobbyist en toen heel Engeland hem kwijt was omdat hij wegens muizenissen tijdelijk was ondergedoken kon ik hem via zijn homepage een mailtje sturen om hem sterkte te wensen in zijn Brusselse hotel en prompt te horen krijgen dat alles goed was.

Wat ik vooral gemeen had met De Bie was een melancholieke fascinatie voor overbodig geworden apparaten. Hij maakte op Bieslog een serie die hij ‘Apparaten die ik heb gekend’ noemde, terwijl ik schreef over ‘Trieste apparaten’. De fax, de dongle waarmee je televisie kon ontvangen op de computer, de eerste digitale tekentablet, het akoestische modem met rubberen oorschelpen waarin je de hoorn van de telefoon moest drukken als je het modem aan de andere kant had horen fluiten en piepen. Net als Wim de Bie was ik er als eerste bij als er iets nieuws was en zo kwam ik in het bezit van een telefoon waarmee je kon beeldbellen – wat ik nooit deed, want niemand anders had er een – de allereerste PDA, een handgroot computertje waarop je alleen met heel veel gedoe een agenda kon bijhouden en dat na een paar maanden in de lade met andere overbodige apparaten verdween. In diezelfde lade lagen laders die nergens meer op pasten, kabels die inmiddels uit de mode waren en e-readers die gisteren avant-garde waren geweest en nu alleen nog vertedering opriepen. Is nieuwe techniek ooit zo snel obsoleet geworden als in onze tijd?

Is nieuwe techniek ooit zo snel obsoleet geworden als in onze tijd?

Ergens, ik denk zo rond 2010, verdampte mijn honger naar het nieuwste van het nieuwste ineens. De nieuwe Apple kon geen enthousiasme wekken, gadgets kwamen en gingen en ik stond er bij en keek er nauwelijks naar. De eerste iPhone had ik in 2007 nog via grijze import over laten komen uit Engeland en eigenhandig moeten hacken voor ik hem kon gebruiken, maar daarna wachtte ik tot mijn exemplaar versleten was voor ik een nieuwe kocht of tot mijn dochter de hare weer eens had laten vallen. Het nieuwe van het nieuwste was er af. Lag het aan mij?

Misschien niet. Ik kan het verschil tussen een nieuwe telefoon en zijn voorganger niet duiden. De laptop die ik een paar maanden geleden kocht ziet er iets anders uit dan de vorige, maar in het gebruik is alles hetzelfde. Dat er elk jaar nieuwe apparaten verschijnen is een kwestie van mode geworden: elk seizoen een nieuwe collectie. Met vooruitgang of nieuwe ontwikkelingen heeft het nauwelijks nog iets te maken. Zelfs ChatGPT en DALL-E – dat beeld produceert aan de hand van tekstuele input – zijn niet erg nieuw. De technologische revolutie heeft het Prediker-moment bereikt: er is niets nieuws onder de zon. En zo hoort het.

Ik denk nog weleens met weemoed aan de digitale profeten die in die beginjaren lonkende vergezichten schilderden. De man die mij op een technologiebeurs bezwoer dat het internet, de computer en de rest van de digitale rataplan voor volksdemocratie, wereldvrede en in de mensen een welbehagen zou zorgen. ‘Echt?’ zei ik. En ik vroeg of mensen dat ook niet hadden gedacht over de drukpers, penicilline, de verbrandingsmotor, de Verenigde Naties en de wasmachine. Hij keerde zich op zijn hakken om en beende woest hoofdschuddend weg. Wat zou er van hem geworden zijn? Iets zegt mij dat hij en zijn soortgenoten een nieuw fata morgana hebben gevonden.

Van Wim de Bie hoefde je dat soort gezwets niet te verwachten. De apparaten die hij had gekend lagen niet voor niets in een la overbodigheid te verkondigen. Ze zeiden dat alles voorbijging en dat dat goed was.