In het stalinisme kwamen utopie en dystopie samen en werden tegelijkertijd van droom annex nachtmerrie tot werkelijkheid. Alle dystopieën gaan over angst, wreedheid, slaafse volgzaamheid, ontmenselijking. Het zijn beschrijvingen van algemeen voorkomende verschijnselen in de geschiedenis van de mensheid. De dystopie representeert angst voor de toekomst en komt dus in wezen voort uit een romantisch verlangen naar een volmaakte oertijd, een verlangen dat zich vertaalt in vijandigheid jegens wetenschappelijke en technologische vooruitgang.
Ook utopieën willen terug naar een volmaakt verleden, een Gouden Tijd. Dystopie en utopie zijn gericht op vernietiging van al het voorgaande om de samenleving compromisloos in een alomvattend model te gieten. Het samenkomen van de uitersten van terreur en gedroomde heilstaat in één synchroon verhaal is kenmerkend voor het stalinisme. Daarin verschilt het van andere vormen van politiek banditisme.
Dit brengt mij op The Death of Stalin. Al een tijdje vraag ik me af waarom ik geen enkele keer heb kunnen lachen tijdens de persvoorstelling van Armando Iannucci’s als ‘zwarte komedie’ aangekondigde film. En waarom ik niemand van de verzamelde filmcritici zelfs maar zachtjes heb horen grinniken. Naderhand las ik de recensies en interviews met de regisseur. Hem werd de vraag gesteld: ‘Mag je lachen om een dictator die tientallen miljoenen mensen vermoordde?’ Zijn antwoord: ‘Natuurlijk, anders heeft Stalin toch gewonnen? Humor is vrijheid. Je kan me doodschieten, maar ik kan jou uitlachen.’ En ook: ‘Ik geloof niet dat ik mensen bespot die met hun koffer gepakt ’s nachts wachten op de klop op de deur. De grappen gaan niet over de paniek, de massamoorden, de goelag.’
Allemaal waar. Het is geen film over slachtoffers maar over daders die zichzelf in Monty Python-achtige dialogen en slapstick te kijk zetten. Het absurdistische zit ’m niet in de overdrijving of uitvergroting van situaties maar in de wrange wetenschap dat de terreur – voor, tijdens en na de dood van Stalin – wreder, wanstaltiger en waanzinniger was dan topacteurs als Steve Buscemi (Chroesjtsjov), Simon Russell Beale (Beria), Michael Palin (Molotov) ons laten zien. ‘Ik zwak de zaken vaak eerder af dan dat ik ze aandik’, zegt Iannucci. Misschien komt het door die afzwakking dat ik er niet om kon lachen.
De regisseur vergelijkt de machtsstrijd over de opvolging van Stalin in 1953 met Game of Thrones, The Godfather, The Sopranos, Shakespeare. ‘Wie grijpt de macht? En wie gaat er vervolgens aan? Zoals in het oude Rome: het eerste wat de nieuwe keizer doet, is al zijn broers ombrengen.’ Tegelijkertijd wil hij met The Death of Stalin ook iets zeggen over de tegenwoordige politieke toestand. Een televisieserie als West Wing gaat volgens hem over politiek zoals die zou moeten zijn, maar: ‘komedie gaat over politiek zoals het is’. Daarbij doelt hij op leiders als Poetin, Trump, Erdogan en Orbán, vertelde hij in Rolling Stone. Bij het maken van de film dacht hij aan verschijnselen als nationalisme, populisme en de onvoorspelbaarheid van het electoraat. Redenen genoeg om te waarschuwen dat de democratie kwetsbaar is. Maar daarmee heb je nog geen politieke satire. Je moet kunnen lachen om de monsters aan de macht – maar wat valt er te lachen bij Chroesjtsjov in een pyjama of maarschalk Zjoekov als operettegeneraal?
In zijn biografische roman The Noise of Time (Het tumult van de tijd – vertaling Ronald Vlek) kruipt Julian Barnes in de huid van Sjostakovitsj, de in ongenade gevallen componist, die Stalins bewind ervaart als ‘een enorme waslijst van kleine kluchtjes culminerend in een immense tragedie’. Opmerkelijk is dat Iannucci, bewonderaar van Sjostakovitsj’ muziek, zich door dit boek heeft laten inspireren, terwijl de sleutelzin ervan luidt dat ‘niets rond Stalin ooit een komedie was’.
The Noise of Time draait om de zelfverloochening en zelfverachting van een door de staat gekwelde kunstenaar. De menselijke ziel kan op drie manieren worden verwoest, concludeert hij: ‘door wat anderen je aandoen, door wat anderen je jezelf laten aandoen en door wat je jezelf vrijwillig aandoet’. De ‘waslijst van kleine kluchtjes’ beschrijft Barnes van binnenuit door zich te verplaatsen in Sjostakovitsj’ immense tragedie. ‘In plaats van hem te vermoorden hadden ze hem in leven gelaten en door hem in leven te laten hadden ze hem vermoord.’ Iannucci stelt zich op als buitenstaander en maakt er in The Death of Stalin een grote, hilarische klucht van. Een ‘very British story’, zoals The Independent schreef.
De satire Animal Farm van George Orwell, en zijn dystopische roman 1984 – ook inspiratiebronnen van Iannucci – zijn geen ‘British stories’, maar universele waarheid. Ze gaan over de angst voor en wreedheid van een regime, maar ook over slaafse volgzaamheid en opgezweepte geestdrift als kenmerken van het totalitarisme en het menselijk tekort.
Satire houdt ons altijd ook een spiegel voor. Dat mis ik in deze film.