Je zou verwachten dat het gaat om ogenblikken waarop heftige emoties de boventoon voeren. Ook de fotograaf zou zich makkelijk kunnen laten meeslepen door angst en zorg in de ogen van de geportretteerden. Maar de foto’s zijn kalm, registrerend, zonder pathos. Ze laten alleen maar zien. En het merkwaardige is: er is haast niets te zien. Er is geen enkele poging gedaan te stileren, te intensiveren. Wellicht heeft deze terughoudendheid ook te maken met de beperkte toestemming die verleend werd. Ook het feit dat subsidie werd genoten van het ministerie van Justitie zelf, kan wijzen op een subtiele censuur.
Maar de aard van deze fotografie neutraliseert zulke bedenkingen. De gelatenheid die van de mensen afstraalt, is een keuze die het onderwerp duidelijker voor het voetlicht brengt dan welk spektakel ook. Everhard is met zijn fotografie op het niveau gekomen waarop de iconografie van het leed het cliché voorbij is. Het standaardverdriet à la World Press Photo, moet het altijd hebben van huilende vrouwen met hoofd- doekjes op, hals over kop vluchtend voor oprukkende artille- rie, met paard en wagen voortjagend langs modderige wegen met lijken in de berm. Of van ouders in bange afwachting van nieuws over de dood van hun kind, slachtoffertje van een massamoordenaar. Zulke fotojournalistiek is geheel gevangen tussen het uitbaten van leed en het zwijgen in de eigen ziele- rust: ‘gelukkig is mij dat niet overkomen’. Stilaan is de sociale fotografie die zich heeft toegelegd op de obscene meat shots van ‘schrijnende toestanden’, geheel asociaal geworden. Met pijnlijke discussies over de vraag of een fotograaf zich soms met de gefotografeerde situatie moet bemoeien, tot ge- volg. De retoriek van die beelden gaat alleen nog over zeIf- rechtvaardiging, van fotograaf en zijn publiek. En daar krijg je dan nog een prijs en wereldfaam voor ook.
Everhards werk heeft niets van het amechtige van het ultieme moment. Zon hij enkele minuten later zijn ontspanner indrukken, het zou niet echt uitmaken. Hij zoekt niet naar de heftigste plaatjes, maar naar beelden die het meest zeggen. Die ook wat laten zien van de context waarin de afgebeelde situatie begrepen moet worden. Daarmee is zijn fotografie, hoe uitzonderlijk, niet retorisch en niet geposeerd. Niemand die roept dat ‘de wereld niet langer mag toekijken’. Een verademing.
De tekst van Daan Bronkhorst is enigszins in tegenspraak met deze aanpak. Het is prettig de feiten over het vluchtelingenbeleid op een rij te krijgen, maar het moralisme waarmee dit gebeurt, is te expliciet en werkt averechts. Alle denkbare angst, terecht of niet, over de ‘stroom’ asielzoekers, krijgt bij Brinkhorst een badinerend onthaal. Racisme en domheid, andere oorzaken zijn er niet. Daarmee staat de auteur iets te nadrukkelijk aan de goede, dat wil zeggen, barmhartige kant.
De foto’s van Everhard staan ook ‘aan de goede kant’. Toch zijn ze niet gemaakt om dat te bewijzen. Onnadrukkelijk als ze zijn, geven ze een indruk van de per definitie moeizame weg waarlangs sommige vluchtelingen hier opnieuw beginnen en integreren, terwijl anderen het niet halen, teruggestuurd worden of in de illegaliteit verzeilen. Ik denk dat iedereen die bij het vluchtelingenwerk betrokken is, steun kan hebben aan deze foto’s. Zij erkennen eerder dan ontkennen het feit dat dit werk nooit succes heeft. Solidariteit kan lelijk zijn.
Dichters & Denkers
Niets te zien
Jan Everhard (foto’s) en Daan Bronkhorst (tekst): Een vrijplaats voor een vluchteling. Uitg. Instituut voor PubIiek en Politiek, 120 blz., 3 39,90
Een vrijplaats voor vluchtelingen is een belangrijk boek. Fotograaf Jan Everhard laat zien hoe het toegaat in de aanmeldcentra, opvangcentra, asielzoekerscentra. Dat ambtelijk jargon zegt het al: het zijn de uiterlijke beelden van de bureaucratische procedures waarmee problemen beheersbaar worden gehouden. Opgelost wordt er niets. Op de foto’s staan mensen, allen in een doorslaggevende fase van hun leven. Het is erop of eronder, een nieuw bestaan kan beginnen. Of juist niet…
www.groene.nl/1996/22