De laatste tijd probeer ik mij te herinneren hoe een en ander verlopen is. Soms raak je in verwarring. Maar om bij het begin te beginnen, eerst dit. Enige tijd geleden schoot mij dat schitterend stralende schilderij New Amsterdam Painting van Robert Motherwell te binnen. Ik bedacht dat, nadat het Stedelijk Museum na jaren in de wildernis weer heropend was, daar vooral werken van Willem de Kooning op volle kracht (en in volle kleurenpracht) aanwezig waren. Ineens is niet helemaal het juiste woord: ook voor die tijd, in de periode De Wilde, was de Rotterdamse Amerikaan steeds prominent te zien, en terecht. Alles wat er van De Kooning in het museum is, werd onder De Wilde verworven. Een echte schilder, zei die altijd. Hij bedoelde, denk ik, de vet gekrulde oppervlakte van kleurige olieverf. Zoals bekend zijn ook de werken van Barnett Newman door De Wilde aangekocht – van een andere geweldige schilder. Voor diens radicale kunst was vooral ontzag, herinner ik me. De schilderijen waren te onverbiddelijk om voluit van te houden. Het laten zien van Newman was jarenlang en tot voor kort eigenlijk niet mogelijk, vond men, vanwege allerlei gedonderjaag dat rond twee schilderijen had plaatsgevonden. Maar daarover wil ik het nooit meer hebben. Het gevolg was dat daardoor De Koonings schilderijen (waar er wel acht van zijn) meer gewicht kregen en plotseling highlights waren in het museum. Een highlight is daar een nieuw marketing-concept. Bedoeld worden werken die altijd te zien moeten zijn (omdat je ervan kunt houden) en waarvoor andere kunst maar plaats moet maken. Zelf hoop ik in een museum ook verrassingen te zien.

Ik herinner me nog dat ik het zag: een schilderij met een zwierige helderheid en een mooie brede ruimte

Motherwell is kennelijk geen highlight want ik heb zijn schilderij al jaren niet meer gezien. Voor een hele generatie zou het nu nieuw zijn – zoiets als Jeroen Bosch, die immers ook herontdekt is. Dat New Amsterdam Painting kwam kort nadat het in 1966 gemaakt was het museum in. Ik herinner me nog dat ik het zag: een schilderij met een schitterend zwierige helderheid en een mooie brede ruimte. Van onder naar boven: eerst bleek grijsblauw waarop de golvende baan van zwart. Daarboven in wit een strakke streep geel zo klaterend als ik geel nog nooit gezien had. Het straalde als de dageraad. Misschien was het inderdaad een gezicht op Nieuw Amsterdam: water, land, de zon, en in twee rigoureuze halen de hoge stad. De opwinding was: het was een Amerikaans schilderij. Het eerste ongeveer dat ik te zien kreeg. Want vergeet niet: een eerste De Kooning, Rosy Fingered Dawn, werd verworven in 1964, net als een kolossaal schilderij van de toen zeer geliefde Sam Francis. Het brutale werk Charlene van Robert Rauschenberg volgde in 1965. In datzelfde jaar ook het nu klassieke drieluik van Roy Lichtenstein. Toen werd in 1966 een schilderij van Jasper Johns verworven en ook dus die prachtige Motherwell. Het eerste schilderij van Barnett Newman, The Gate, kwam in 1967 in de collectie. In dat jaar ook Ellsworth Kelly voor het eerst. De Wilde heeft goed verzameld: met aankopen van bewust verschillende kunstenaars bracht hij het nieuwe gebied Amerika in kaart. De echte concentratie toen op waar hij het meest mee had (De Kooning, Newman en Kelly) verdiepte zich dan later in de jaren zestig en zeventig. Dat was ook goed.

Maar ik mis Motherwell. Voor mij in 1966 was dat brede schilderij met die onvergetelijke gele horizon nu juist wat Amerikaans toen betekende: nieuw, open, helder. Het is ook overzichtelijk. Ik wil dat een enkel highlight plaatsmaakt zodat ik zijn leerzame schilderij weer kan zien hangen. Het was namelijk een gebeurtenis dat er hier dingen binnenkwamen waarbij vergeleken onze kunst ouderwets ging lijken. Daar was veel discussie over. Kunstenaars hier voelden zich verwaarloosd. Daarom maakte Markus Lüpertz in 1977 dit opgewonden Stilbild om te laten zien hoe volgens hem een schilderij eruit moest zien. Een compositie van scheefgetrokken rechthoekige vormen, met stijl in elkaar geplooid en gevouwen. Bijna niets is Amerikaans helder. Zwart wordt geel en bruinrood alsof het schaduwen zijn van zwart. Wit is niet licht maar schemerachtig. Dat is de melancholie waarmee een Europese meester een schilderij maakt. Want aan de andere kant van Motherwell was er van Asger Jorn het donkere Im Flügelschlag der Schwäne – in het Stedelijk sinds 1965.


Beeld: (1) Robert Motherwell, New Amsterdam Painting, 1966 (Collectie Stedelijk Museum Amsterdam); (2) Markus Lüpertz, Stil: Fliegen Weiss mit Raster, 1977. Olieverf op doek, 147,5 x 210,9 cm (Peter Cox / Collectie van Abbemuseum, Eindhoven)