«De nachtverzorger sprong over het tuinhek. De dagverzorger zei dat hij vroeg was.» Shakespeareaans begin van de roman Politiek en liefde van Nachoem Wijnberg: deze twee verder onbetekenende figuren zorgen in een dialoog voor de eerste informatie over wat we kunnen verwachten. Er is een president van een Afrikaans land en er is een ziekte. Vervolgens een uitweiding over deze merkwaardige ziekte die je als lezer met aids in verband brengt, maar die dat niet is. De president van het Afrikaanse land is naar Nederland overgebracht en wordt verzorgd door «jonge mannen die geweigerd hadden hun dienstplicht te vervullen». Dat weten we nu ook: in Nederland bestaat weer dienstplicht. Wijnberg werkt in deze roman met middelen van de klassieke roman: er is een verhaal, een ontwikkeling, een ontknoping, er is liefde, er zijn filosofische uitwijdingen, vrijscènes, beschrijvingen van feesten, discussies, er zijn personages. Laat ik zeggen: we zijn vanaf het begin thuis bij waar we ons thuis plegen te voelen wanneer we een roman lezen. Gelukkig, dit is dus een roman.
Maar dit gevoel wil niet beklijven. Want we hebben wel te maken met vertrouwde romaningrediënten, maar het vertrouwde menu komt niet op tafel. Wijnberg heeft in zijn borrelende, gistende en van ideeën overlopende keuken eerder iets gebakken dat ik geneigd ben een niet-roman te noemen: eentje die op geen enkele manier de normale eerbied tentoonspreidt die wij voor het genre plegen te hebben. Het is zeker geen «experimentele» roman, dit boek heeft niet de pretentie «de» roman te «veranderen» of hem van binnenuit «op te blazen». Dit boek is een logistieke operatie geschreven in de terminologie van de roman.
Er bloeien overigens een flink aantal relaties op tussen de personages, die soms veelbetekenende namen hebben als «de opvolgster», «de generaal», «de filmmaker», «de schoonmaker», «R» en «Wrangel». Zou er iets met die namen bedoeld zijn? Maar ook min of meer gewone namen komen voor: Nicolai, Andrei, Ceecee en de Afrikaanse vrouw Douanine. Wanneer je naar diepzinnige symboliek op zoek bent, kom je bij Wijnberg niet ver, dat is niet zijn opzet. Hij brengt figuren en gebeurtenissen tussen figuren in kaart, met de precisie van iemand die bezig is een militaire operatie voor te bereiden of te reconstrueren. Beeldspraak ontbreekt vrijwel, de personages denken niet, ze zijn neergezet, doen en praten. Er is geen verwilderde vertellersblik die alles stuurt of een monomane visie op maatschappelijke verhoudingen opdringt. Dit is een roman die ernaast is gaan staan.
Wie erop hoopt te worden ondergedompeld in een zinderende geschiedenis over liefde en politiek waarin bijvoorbeeld liefde in termen van politiek is beschreven, of andersom, komt bedrogen uit, ook al schemert de relatie tussen beide begrippen af en toe wel door het boek heen. De vader van Andrei formuleert het aldus en dan weten we nog niks: «'Op een bal ontmoet politiek liefde, en ik ontmoet er mijn zoon’, zei hij tegen het buurmeisje.»
Mijn favoriete figuur in dit boek is «de generaal». Ik merkte dat ik hem miste wanneer andere personages een passage gaande hielden. Hij heeft een paar prachtige betogen in huis die veel van onze «normale» inzichten over literatuur, relaties, strafrecht en keuzes fors op de tocht zetten. Hij houdt zich vooral bezig met het maken van keuzes, en misschien schuilt hier dan iets van een kern in deze geestige en uiterst concrete roman. «Ik denk dat het goed is voor een generaal om regelmatig romans te lezen. Het oefent hem in beslissen of hij verder leest en hoe hij verder leest! als hij de helft van de roman uit heeft ( ). Vooral de grote romans van de negentiende eeuw laten zich lezen als uitwerkingen van aan- en afvoerproblemen. Om te bereiken dat de begrafenis van een held plaatsvindt op dezelfde dag als het huwelijk van een andere held moeten erg veel treinen op tijd rijden.» Hier heb ik om geschaterd, nu trouwens weer, maar het heeft me ook fors aan het peinzen gezet. Wijnberg strooit via deze generaal wel meer met mooie betogen. En mij lijkt het een vruchtbaar idee de romans van Jane Austen op te vatten als strategische spelen die eventueel bij oorlogvoering goed bruikbaar zijn: wie slaagt erin de beste echtgenoot te verwerven?
Deze roman spettert en sist aan de lopende band van de krankzinnigste ideeën en beschrijvingen. Bijvoorbeeld van de worstelclubs die het in het Afrikaanse land steeds meer voor het zeggen krijgen. Of de jacht op het «nieuwe dier», waarbij de deelnemers zich flink overgeven aan debatten over wat het nieuwe dier zou kunnen zijn. Of de leeuw die op een eiland verblijft en via de lucht met paarden wordt bevoorraad. Of de merkwaardige betogen rond het dragen van ritssluitingen bij togas. Of de beschrijvingen van oorlogsspelen en van feestelijke bals. Of de fraaie zinnen die Wijnberg door zijn boek strooit. En je kunt er godzijdank niet van zeggen of het een goed of een slecht boek is. Er bestaat gewoonweg geen vergelijkings materiaal. Wijnberg schreef een geheel nieuw genre.