Tachtig jaar scheiden de toespraak van Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels, waarin hij een opgezweept gehoor vroeg of ze ‘de totale oorlog’ wilden, van de toespraken waarmee de Russische president Vladimir Poetin vorige week de eerste verjaardag van zijn inval in Oekraïne markeerde. De functie van beider toespraken was in grote lijnen dezelfde: na een jaar van militaire tegenslag verder escaleren, en hun land en bevolking op verdere intensivering van de oorlog voorbereiden.
‘Wollt Ihr den totalen Krieg?’ was Goebbels’ retorische vraag op 18 februari 1943 in het Sportpalast in Berlijn. Het was kort nadat de Duitse veroveringsveldtocht aan het oostfront tot staan was gebracht en bij Stalingrad een heel Duits legerkorps door het Rode Leger gevangen was genomen. Het filmfragment, waarin een uitzinnige menigte Goebbels met een donderend ‘ja’ antwoordt, ontbreekt in bijna geen enkele documentaire over de Tweede Wereldoorlog.
Er is een groot verschil in stijl met de bijna twee uur durende toespraak van Poetin, vorige week in het Kremlin. Na een jaar tegenslagen op het slagveld legde de Russische president geen vragen voor, laat staan dat er ruimte was voor uitzinnigheid in de zaal. Van Poetins gehoor werd niet meer verwacht dan 53 keer beschaafd applaus, waarvan vijf keer een staande ovatie. De tv-reportage van de gebeurtenis laat een paar honderd neutraal kijkende prominenten op stoelen zien, een enkeling vechtend tegen de slaap.
Anders dan bij Poetin bestaat er geen volledig beeldverslag van Goebbels optreden op 18 februari 1943. We moeten het, afgezien van dat ene filmfragment, doen met een geluidsopname. Toch weten we iets over de achtergronden omdat Goebbels dagboeken bijhield. Volgens de Duitse historicus Peter Longerich, die over de toespraak een zeer verhelderend boek schreef (Die Sportpalastrede, 2023), achtte Goebbels het moment rijp om in de slangenkuil van de nazi-elite zijn positie te verbeteren. Adolf Hitler zelf bleef in die weken na de val van Stalingrad, die voor het naziregime achteraf gezien het begin van het einde zou betekenen, zoveel mogelijk uit beeld. Goebbels kon juist nu andere naziprominenten passeren met dynamische ideeën over hoe de oorlog kon worden voortgezet door hem ‘totaal’ te maken.
Omdat we weten hoe dat in 1945 zou aflopen, zien wij in 2023 vooral de belofte tot de laatste man en het laatste huis door te vechten. Maar dat was niet wat Goebbels in 1943 voor ogen had. Met ‘totale oorlog’ bedoelde hij volledige omschakeling van de economie en de belevingswereld van de Duitse bevolking voor oorlogsdoeleinden. Bedrijven zonder belang voor de oorlog moesten dicht. Er moest een dienstplicht voor vrouwen komen. Bars en nachtclubs moesten dicht, net als chique restaurants en winkels in luxeartikelen. Bioscopen en theaters konden, uit propagandistische overwegingen, open blijven. Niemand mocht zich voortaan meer met slappe smoezen aan de oorlogsvoering onttrekken − ook ambtenaren niet, waarvan er trouwens sowieso al te veel waren.
Poetin deed in zijn rede juist zijn best het te doen voorkomen alsof de ‘speciale militaire operatie’ in Oekraïne economisch weinig gevolgen zal hebben voor het leven van de Russische burger. ‘Geen kogels in plaats van boter’, zei hij, om de indruk weg te nemen dat hij uit is op een oorlogseconomie naar stalinistisch model. Hoeveel Russen dat geloven is een tweede: het staatsbudget 2023, waarvan een kwart geheim is, gaat voor bijna de helft op aan het leger en de veiligheidsdiensten.

Een frappante overeenkomst tussen Goebbels en Poetin is dat beiden poogden nieuw leven te wekken in hun aanvalsoorlog, door deze niet als een mislukt offensief, maar als een door de tegenstander uitgelokte defensieve oorlog voor te stellen. En wel eentje die een strijd op leven en dood is, waarbij een nederlaag het einde van het Duitse respectievelijk Russische volksbestaan zou betekenen.
Goebbels’ radiopropaganda had de nederlaag bij Stalingrad zo lang mogelijk stil gehouden, maar nu hield Goebbels zijn gehoor voor dat het alle hens aan dek was. Er dreigde een invasie van de ‘bolsjewistisch-joodse horden’, zoals Goebbels het Rode Leger omschreef. Slechts een Duitse overwinning kon dit gevaar voor heel Europa afwenden. De toekomst van een heel continent en zijn cultuur stond op het spel. In dit licht moesten de laatste nog in de hoofdstad Berlijn wonende joden versneld worden gedeporteerd.
Poetin stelde zijn invasie van een buurland eveneens voor als een defensieve oorlog. De ‘speciale militaire operatie’ die bedoeld was om binnen een paar dagen in Kyiv een marionettenregering te installeren, is uitgedraaid op een moeizame strijd in de loopgraven. Met een vermogen om de waarheid in zijn tegendeel te doen verkeren dat tegenwoordig niemand de Russische propaganda nadoet, is de strijd bij toverslag een aanval op Rusland en de Russische beschaving door de Verenigde Staten en de Navo geworden. De ‘spetsoperatsia’ stelde Poetin op één lijn met de eerdere, roemrijke ‘vaderlandslievende’ oorlogen tegen de troepen van Napoleon en Nazi-Duitsland.
Ook omdat de president met geen woord repte over hoe het verder moet, lijkt het alsof hij de oorlogstoestand als permanent ziet, als een welkome gelegenheid voor Russen van nu in het krijgshaftige voetspoor van hun voorvaderen te treden. Overigens beloofde Poetin de honderdduizenden Russen die het afgelopen jaar hun land zijn ontvlucht met rust te laten. Zulke landverraders zullen zelf met hun geweten in het reine moeten komen, aldus de president.
Goebbels had zijn publiek in de Sporthalle nauwkeurig uitgekozen: zoveel SS’ers, zoveel Wehrmacht-soldaten, zoveel nsdap-partijkaders et cetera. Op de eerste rij zaten wat oorlogsinvaliden in uniform, om aan te geven dat het Duitse volk zich door tegenslagen niet van vaderlandslievend enthousiasme liet afhouden. Uit Goebbels’ dagboeken blijkt dat de propagandaminister zijn in het ganse rijk over de radio uitgezonden toespraak als een groot succes beschouwde. De talrijke enthousiaste uitroepen en het gejuich van het door hemzelf geselecteerde publiek achtte hij voldoende bewijs dat na de sombere berichten van het oostfront de Duitsers bereid waren de oorlog met verdubbelde ijver voort te zetten.
Historicus Longerich citeert rapporten van nazifunctionarissen in de provincie waaruit blijkt dat die geestdrift tegenviel: veel radioluisteraars hadden uit Goebbels’ toespraak voor het eerst begrepen dat het aan het oostfront niet goed ging, en dat er voor de natie langdurige ontberingen in het verschiet lagen.
Ook bij Poetins toespraak in het Kremlin was het gehoor zorgvuldig uitgekozen. Formeel ging het om de jaarlijkse toespraak van de president voor beide kamers van het parlement, maar er was een keus gemaakt uit de afgevaardigden − vermoedelijk met bewezen loyaliteit aan de spreker als criterium. Poetin spreekt als een bureaucraat van het sovjettype, niet als een volksmenner van het genre Goebbels.
In een poging tot ‘business as usual’ ging het bij Poetin een uur lang over stroperige onderwerpen als achterstallig onderhoud aan schoolgebouwen, of de nieuwe autoweg Moskou-Kazan. De rede zat vol met cultuurkritische stokpaardjes van de president − die zich het afgelopen jaar steeds meer ontpopt heeft als iemand die graag een historicus en diepe denker over internationale relaties wil zijn. Voor Poetin is de oorlog ook de verdediging van ‘traditionele waarden’, waarvoor Rusland pal heet te staan, terwijl het Westen aan decadentie ten prooi is gevallen. Uit de gezichtsuitdrukking van de toehoorders viel moeilijk op te maken of iedereen in de zaal net zo verontwaardigd was als Poetin toen hij zei dat de Engelse anglicaanse kerk God voortaan als ‘genderneutraal’ beschouwt.
Een serieuze poging tot volksmennerij deed Poetin pas de dag na zijn Kremlin-toespraak, toen in het Moskouse Loezjniki-stadion tweehonderdduizend jongeren bij elf graden onder nul met Russische vlaggetjes moesten zwaaien, per bus van heinde en ver aangevoerd met de belofte van vijfhonderd roebel en warme thee. Het programma behelsde zangers en zangeressen in wier tekst de woorden ‘overwinning’, ‘bloed’ en ‘aarde’ domineerden. Een rapper in uniform dichtte dat het tijd was om, net als in 1945, de rode vlag in Berlijn te planten. Ter afwisseling was er de getuigenis van gewonde soldaten vol dankbaarheid, en ook waren er ‘dankbare’ weeskinderen die door het Russische leger uit de veroverde Oekraïense stad Marioepol waren meegenomen.
Poetins toespraak in het stadion duurde slechts zeven minuten. Hij vergeleek het instituut ‘gezin’ met het instituut ‘moederland’ − beide moeten verdedigd worden. Voor een Rus is overwinning de enige optie. Daarna ging hij voor in een driewerf ‘hoera’ voor ‘onze jongens’ aan het front.
Goebbels’ vraag in het Sportpalast in 1943 duikt in films meestal op tegen de achtergrond van al die Duitse steden die in mei 1945 in puin lagen. Goebbels’ ‘totale oorlog’ lijkt dan de aankondiging te zijn geweest van bereidheid tot totale zelfvernietiging. Dat was niet waar Goebbels bij zijn beroemdste toespraak het oog op had. Tenslotte geloofde hij in 1943 nog in de overwinning. Niet voor niets hing achter de spreker de leus ‘de totale oorlog is de kortste oorlog’.
Zou Poetin net zo zelfverzekerd zijn? Van hem hebben we geen dagboek, en over de machtsverhoudingen in het Kremlin kunnen we alleen maar speculeren. Er is een theorie dat Poetin weinig keus heeft: rivalen aan de top zouden korte metten met hem maken wanneer de president zou toegeven dat de ‘spetsoperatsia’ mislukt is of wanneer hij de inval in Oekraïne, die nu al meer Russische militairen het leven heeft gekost dan tien jaar sovjet-operatie in Afghanistan, zou afblazen.
Zweren bij een overwinning lijkt voor Poetin de enige uitweg. Gelukkig voor hem liggen de met de grond gelijk gemaakte steden niet in zijn eigen Rusland, maar in buurland Oekraïne. Dat maakt het voor de president eenvoudiger om in een voor Rusland glorierijke afloop te geloven. Misschien is het lot van elke dictatuur dat de leiders op den duur in hun eigen propaganda gaan geloven.