Als een pragmatische bijstelling van de wilde, dynamische diagonalen in de bruisende sovjetfotografie, verschijnt daar weer die licht dalende lijn, nu zachtjes sjorrend aan een planken vloer. Het is 1936 en we zijn in het theater van Covent Garden, waar society-fotograaf Cecil Beaton naast de balletdanseres Rjaboesjinska wacht op de door hem ontworpen kostuums, hun benen uitgestrekt op de toneelvloer. Ondanks zijn geaffecteerde dandy-pose en haar professionele zit lijkt het toeval dan wel onbewust beroepsconformisme dat ze hun benen parallel hebben gelegd aan de naden in de vloer. Rafelige decorstukken omlijsten de dandy en de danseres, balancerend op hun subtiele diagonaal. Het ene hoofd stil, het andere bewogen: candid-fotografie in het interbellum.
Weer buiten, nu op straat. Onmiskenbaar Londen. Een oude heer is drie foto’s lang op weg naar de winkel, zijn winkel, een fotowinkel. Rug en leden kaarsrecht, gestoken in de volwassen padvinderskledij van de Britse jaren dertig: het is George Bernard Shaw, verwoed amateurfotograaf, die door brede, lege Londense straten loopt, recht op Kodak House af. Het is april 1938.
Een maand eerder. Iedereen lijkt zich naar de aangrenzende ruimte links achter te begeven waar op de muur een schilderij met Venus en Amor hangt. Rechts op de voorgrond blijft het portret van een kale man in uniform die ons schuin aanvorst, alleen achter. De fotograaf is nu nog welkom op deze receptie, maar bij de volgende gelegenheid laat de Italiaanse ambassade in Londen weten geen prijs meer te stellen op joodse bezoekers.
Het is net of de blaag in rokkostuum piano speelt voor een bijpassende witte jurk, maar bij nader inzien doet hij achter haar stoel iets onduidelijks op een secretaire. Uit de foto spreekt duidelijk dat deze twee gasten zijn op een partij, hoewel de spiegels geen andere mensen reflecteren - of het moet een vampierfeestje zijn. 22 Juni 1939, vermeldt het bijschrift. Otto Salomon fotografeert deze keer op de Britse ambassade, waar ambassadeur Joseph Kennedy de achttiende verjaardag van zijn dochter luister bijzet met driehonderd genodigden. En warempel, de blaag blijkt haar broer, de toekomstige president van de Verenigde Staten.
Drie maanden later is het oorlog. Een jaar later, als hij als Duits ingezetene uit een Australisch kamp komt, verandert Salomon zijn naam in Peter Hunter. Handig in geval van krijgsgevangenschap, want hij neemt dienst in het Engelse leger. Ook om afstand te nemen van zijn beroemde vader Erich Salomon, die dan al in Nederland op transport is gesteld. Het zou tot 1996 duren vooraleer er een overzichtstentoonstelling van zijn eigen werk te zien is. In Amsterdam, waar hij sinds 1952 woont en werkt aan de nalatenschap van zijn vader. Diens archief droeg hij in 1980 over aan de Berlinische Galerie. Zijn eigen archief ging drie jaar geleden naar het Nederlands Fotoarchief in Rotterdam. Een flinke selectie nieuwe afdrukken prijkt nu in het Joods Historisch Museum. Oud nieuws, maar hier overzee kunnen we er eindelijk kennis mee maken.