Komt de docent in beeld: magazijnbediende met tongval en lijzig-Mokumse toon van de gebroeders De Boer. En wat gaat hij voor ons vereeuwigen? Milkshake, hamburger en frites van de beruchte keten. Op zondag, de tv-kunstdag van operales met Lieuwe Visser (Zauberflöte), Tibetaanse monniken en harpspel bij Han Reiziger, tweemaal Hildegard von Bingen bij KRO én NCRV (stijgt met stip), Noel Coward, Henk van Os met landschap van Ruysdael en Edgar Varèse en Le Corbusier bij de VPRO - krijgen we McDonald’s bij Teleac/NOT! Lamgeslagen vergat ik de knop in te drukken.
Waardoor ik godlof kan adviseren: kies Klashorst. Want de gek die bedacht een ‘Nieuwe Wilde’ schilderles te laten geven blijkt toevallig wel geniaal. Of Peter Klashorst dat is, dat gaat mijn beoordelingsvermogen te boven. Maar schilderen kan de man. En al penselend en lullend een leuk programma maken ook. De vraag is of de amateur-schilder er wat van leert. Maar dat doet hij even veel of weinig van Bob Ross of van Rembrandt indien gecontracteerd door Teleac.
De formule is traditioneel: nagenoeg live zien we een schilderij ontstaan terwijl we tussendoor uitstapjes maken naar verffabriek, atelier en museum. Tweede les: ‘landschap’. Klashorst bij de molen van Rijnsburg omdat Monet daar ooit stond. Tussen hem en het object de provinciale weg vol autoverkeer en ter weerszijden een sinds Monet met gebouwen en kassen dichtgemetseld landschap. De regie begint met een kans voor open doel te missen: Klashorst kijkt door een piepschuimen kader om de plek voor de molen op zijn doek te bepalen. Waarom niet de verschillende mogelijkheden getoond - dat heet bij film toch ook kadreren? Het doek geel. In grote halen rood zet hij de molen en andere contouren neer, ‘lekker uit het lood’. Ondertussen maakt hij technische opmerkingen (driekleurensysteem; niet mengen op palet maar op doek; van transparant naar dekkend; koele en warme kleuren); ziet dingen die de leek niet ziet (in groen gras zit rood); onderwijst kunstgeschiedenis in even grove halen als hij schildert (landschap pas sinds impressionisten zelfstandig onderwerp?); reageert op de omgeving (regen hoort erbij, hoe meer hoe leuker; daar gaat de eenzame fietser); filosofeert ironisch over het vak (schilderen is een gevecht tegen jezelf); verzorgt de variarubriek (die molen is gekocht door Disneyland, dit is de laatste vereeuwiging); en net als je denkt dat het wel erg in ongein blijft hangen: ‘Bij het impressionisme zie je dat het licht het landschap opvreet. De vormen lossen op in een overdaad aan licht. Bij mensen als Rembrandt worden de vormen juist benadrukt door de schaduwen, dus het licht benadrukt de vormen.’
Als dat niet leerzaam is. Fascinerender nog zijn reacties met penseel. De zon breekt door: ‘Je kan wel een nieuw doek opzetten maar ik schilder effe met het licht mee.’ Met wat halen klaart het ook op het doek op. Even later: ‘Dat zonnetje schilder ik er effe bij.’ Helaas, zonder was mooier. ‘Ik zal er nog effe een autootje bij proberen te schilderen. Hupsakee.’ In vijf seconden staat het er en het is dit keer een verrijking. ‘De onvermijdelijke vraag: wanneer is het af?’ Nooit eerder beseft hoezeer dat een centrale vraag is, voor elke schilder. ‘Kijk jongens, het belangrijkste van schilderen is natuurlijk dat het leuk is, weet je.’ Met Klashorst is het dat, ook voor wie alleen maar kijkt.