En weer is Mariss Jansons tijdelijk offline. Vorige maand werd bekend dat de Letse chefdirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest én het orkest van de Beierse Radio om gezondheidsredenen tot nader order al zijn concerten moet annuleren. Wanneer hij terugkomt is onduidelijk, al heeft hij het kco bezworen op 9 juni weer present te zijn.
Het is niet voor het eerst dat Mariss Jansons verstek moet laten gaan. Zijn fysieke conditie is al geruime tijd labiel. Sinds hij in 1996 tijdens een concertante uitvoering van Puccini’s Bohème werd geveld door een infarct is Jansons, drager van een pacemaker, zwaar hartpatiënt. Eind 2008 werd bekend dat hij de aangekondigde uitvoeringen van Bizets Carmen met het kco in juni en juli 2009 moest annuleren. Eerder dit jaar kondigde Jansons aan dat hij in het seizoen 2011-2012 geen tournees zal maken. En nu dit weer. Hoe bezorgd moet je zijn?
De dirigent van een van ’s werelds beste en meest ambitieuze symfonieorkesten mag geen bedrijfsrisico zijn. Zeker als hij aankondigt in zijn reisschema’s te snijden wordt het lastig: tournees vormen de core business van het exportproduct kco. Hoe Jansons ook van zijn ziekbed herrijst, in het licht van zijn medische geschiedenis zal zijn actieradius eerder af- dan toenemen. Zo wordt het opvolgingsvraagstuk plotsklaps onaangenaam acuut. Ik kan me voorstellen dat ze daar bij het kco liever niet aan denken. Sinds Jansons in 2004 aantrad als opvolger van Riccardo Chailly geldt in de relatie met de geliefde chefdirigent het carpe diem. De musici zijn terecht zielsblij met hem. Maar morgen kan het allemaal voorbij zijn en om alle mogelijke plaatsvervangers wordt gevochten. Er zijn dagen dat je liever niet de leiding van het kco zou willen zijn.
Aan welke eisen moet de kandidaat voldoen? Hij moet een grote naam hebben, minder kan het ‘beste orkest van de wereld’ (The Gramophone, 2008) zich niet veroorloven. Hij moet beschikken over een groot repertoire. Hij moet zijn baan niet als een carrièrestap beschouwen en als het even kan lang genoeg willen blijven om zijn verbintenis met het orkest tot unique selling point te laten uitgroeien - al had ook Jansons daar geen eeuwigheid voor nodig. Gezien de Mahler- en Bruckner-traditie van het orkest lijkt affiniteit met beide componisten wenselijk. Verder moet hij niet te oud en niet te ziek zijn.
De kans dat het een Nederlander wordt acht ik minimaal. De enige Nederlandse dirigent van voldoende curriculair gewicht om in Jansons’ voetsporen te kunnen treden, Jaap van Zweden, is een voortreffelijke dirigent, die in de VS de toporkesten dirigeert en wiens repertoire snel groeit. Maar hoezeer het orkest sinds zijn vertrek als concertmeester ook is verjongd en veranderd, tot een duurzame relatie met zijn ex-werkgever zie ik het niet komen. Incompatibilité des humeurs.
De afgelopen jaren heeft het kco een handvol jonge sterren uitgetest, vaak met succes. Andris Nelsons (1978), chef in Birmingham. De spectaculaire Gustavo Dudamel (1981), chef in Los Angeles. Vladimir Jurowski (1972), chef London Philharmonic. Ouder, en een regelmatige gast bij het kco, is de flamboyante Italiaan Daniele Gatti (1961), chef Orchestre National de France. Een fascinerende nieuwkomer is de Canadees Yannick Nézet-Séguin (1975), die door de huidige kco -directeur Jan Raes naar het Rotterdams Philharmonisch Orkest werd gehaald en daar fascinerend werk verricht. Het kco heeft nog niet onder hem gespeeld. Maar hij kan wat.
Om uiteenlopende redenen - te jong, te weinig uitgerijpt, te druk, te hongerig, te weinig compatibel - zie ik ze geen van allen stante pede komen. Net zo min als Daniel Harding, die bij het kco eerder dit seizoen diep teleurstelde met een vlakke en slonzige Eerste van Mahler, of een van de zonen Järvi. Gut feeling.
Ik zie iets anders. Afgelopen maand hoorde ik bij het kco een fabuleus goede Vierde symfonie van Mahler onder leiding van de Hongaarse dirigent Iván Fischer (1951), die zich zonder veel ophef heeft ontwikkeld tot een van de grote dirigenten. Als gastdirigent kent hij het kco door en door. Hij is de verpersoonlijking van de grote centraal-Europese muziektraditie. Zijn repertoire reikt van Bach tot Bartók. Zijn banden met Nederland zijn sterk. Zijn gezag en communicatieve gaven staan buiten kijf. Hij is een man van duurzame betrekkingen. Jammer genoeg heeft hij geen zin meer in grote klussen. Mocht Jansons evenwel onverhoeds wegvallen, dan kan het kco niet om hem heen - in welke rol dan ook.