
Er zijn taalkundigen die de rond 840 geschreven Heliand beschouwen als de oudste Nederlandstalige tekst. Volgens sommige Diepfriezen gaat het hier echter om een werk van de mythische bard Bernlef, van wie geen regel is overgeleverd, maar die geldt als de vaandeldrager van de Friese literatuur. In de jaren dertig van de twintigste eeuw presenteerden de nazi’s dit zesduizend verzen tellende Christusgedicht zelfs als een Germaans heldenepos. Wie de werkelijke auteur van de Oudsaksische tekst is geweest, zal wel altijd gehuld blijven in de nevelen waarmee de vroege Middeleeuwen nu eenmaal zijn omgeven. Dat doet echter niets af aan de betekenis van dit boek, dat nu door Jaap van Vredendaal op voorbeeldige wijze is vertaald en bezorgd en door SUN prachtig is uitgegeven. De Heliand is een zogenoemde ‘evangeliënharmonie’, een verhaal van het leven van Jezus waarin de vier officiële evangeliën zijn verwerkt tot een doorlopende tekst. Waarschijnlijk is het boek gebruikt om de nog maar kort daarvoor gekerstende Saksische edelen te onderrichten in de christelijke leer. Dat een dergelijke omvangrijke tekst in de volkstaal bewaard is gebleven, is opmerkelijk, omdat Karel de Grote en zijn opvolgers juist het gebruik van het Latijn propageerden. Eenheid van taal zou in hun ogen de eenheid van het rijk bevorderen. Het gebruik van de volkstaal bij de verkondiging van het geloof werd alleen getolereerd als een soort overgangsmaatregel. Op het moment dat het gezag van de kerk was gevestigd, verdween dit soort teksten en het zou tot na 1000 duren eer er weer langere niet-Latijnse teksten werden geschreven.
Het aardige van de Heliand is niet alleen dat de tekst heel beeldend is – ‘Ze sloegen koud ijzer, nieuwe nagels, nijpend scherp, hard met hamers door zijn handen en voeten, bittere boeien’ – maar ook dat dit verhaal van Jezus een beeld schetst van het Karolingische rijk. Jezus is geen timmermanszoon op een ezeltje, maar de allaro cuningo craftigost, de ‘krachtigste aller koningen’, die zich voortbeweegt op een fier strijdros, vergezeld door even fiere apostelen. Zo wordt Simon Petrus aangeduid als snell suerthegan, ‘de snelle zwaarddrager’. Jezus trekt van kasteel naar kasteel, en wanneer de bijbel vermeldt dat hij de woestijn intrekt, kan de Saksische dichter zich hierbij niets anders voorstellen dan een onherbergzaam en ondoordringbaar woud. Ook duiken hier en daar elementen uit het Germaanse, voorchristelijke wereldbeeld op. Behalve een in zijn naïviteit ontroerende versie van het leven van Jezus is de Heliand een tekst die onze kennis van de vroege Middeleeuwen vergroot.