
Een tante van mij kijkt graag naar Dr. Phil, vertelde ze onlangs op een verjaardagsfeest van een nicht. De psycholoog heeft verstand van zaken én recht van spreken, want zelf is hij gezegend met een goed huwelijk: aan het eind van elke aflevering loopt hij naar zijn vrouw, trouw in het publiek, en samen verlaten ze de studio, hand in hand. Amerikaanser wordt het niet, dat weet mijn tante ook wel, maar onlangs deed Dr. Phil iets onverwachts. Hij keek in de camera en zei: ‘Ik sta op het punt om iets te doen wat ik nog nooit heb gedaan in mijn show: ik ga mijn ware zelf onthullen, wie ik echt ben.’
Daarop haalde hij een doosje te voorschijn, een dna-kit van het merk MyHeritage, en ging eens goed zitten voor de resultaten die een representant van het commerciële platform voor genealogie (103 miljoen gebruikers, 1,75 miljoen dna-tests) live bekend kwam maken. Het dna van Dr. Phillip McGraw bleek deels Iers, Schots en Welsh, deels Engels en deels Iberisch. Via een database kon hij gelinkt worden aan twintigduizend andere gebruikers, verdeeld over 64 landen. En afgezet tegen de beschikbare historische bronnen was er een plek voor hem in de wereldgeschiedenis: Dr. Phil is een elfde neef, driemaal verwijderd van George H.W. Bush, de 41ste president van de Verenigde Staten.
De uitzending met de onthulling vond plaats een paar weken voor Kerst en prompt werd het platte doosje, met daarin een plastic buisje en een wattenstaafje, een veel gegeven geschenk. Wat mensen elkaar met een dna-test cadeau geven is een andere blik op henzelf, een spiegel die op abstract niveau iets zegt over wie zij wérkelijk zijn, etnisch gesproken: voor zoveel procent dit, voor zoveel procent dat. Wie dan nog meer wil weten, kan gaan graven in de geschiedenis die de dna-bureaus, tegen betaling, beschikbaar stellen – bij MyHeritage op dit moment in 9,6 miljard historische gegevens – en een eigen stamboom opzetten. Er zijn mensen die hun hele familie een dna-test cadeau doen. De kit wordt dan een ware schatkist, of een doos van Pandora: geschat wordt dat twee procent van de bevolking een andere vader heeft dan gedacht, en een achteloos ingestuurd wattenstaafje kan genoeg zijn om dat aan het licht te brengen.
Maar wat mensen elkaar met een dna-test vooral willen geven, is een lot met vele kansen. De kans op een exotische voorouder die je zonder dat te weten al heel je leven met je meedraagt. De kans op een roemrucht verleden, aan de goede kant van de geschiedenis, met wellicht een druppel koninklijk bloed. Geen mens is volledig wie hij denkt dat hij is. ‘Verbaas uzelf’, is daarom de slogan van MyHeritage, ‘learn amazing things about… you’ het motto van de grootste website voor genealogie. Met een dna-test geef je een lot met altijd prijs. Maar hoe te leven met de resultaten?
Honderd jaar geleden werd genealogie nog gezien als een kleinburgerlijk tijdverdrijf. In Op zoek naar de verloren tijd, de roman van Marcel Proust die drijft op onderlinge relaties, beschreef de verteller Odette en haar gebrek aan kennis van de adellijke connecties van haar man Swann als ‘zo anders dan burgermensen die ieder genealogisch feit op hun duimpje kennen en met het lezen van oude memoires hun honger naar aristocratische relaties stillen, waar ze in het werkelijke leven geen kans op maken’. Genealogische feiten waren een houvast, een middel om mee te klimmen, maar dan toch via de diensttrap, want volwaardig deel van de hogere kringen werd je nooit. Mensen waren aan elkaar verbonden op basis van status, familie of niet: uit de romans van Louis Couperus weten we hoe er met uit de gratie gevallen familieleden werd omgegaan.
Aan de motivatie voor genealogisch onderzoek van toen is niet veel veranderd, men hoopt nog altijd op de historische jackpot, maar de starre inrichting van het sociale leven is omver geworpen. Massa’s mensen bewegen vandaag langs elkaar heen zonder dat zij elkaar kunnen plaatsen. Ze wanen zich vaak anoniem wanneer ze in de rij staan op het vliegveld of surfen over internet. Ze kiezen hun eigen vrienden en spreken anderen veelal van achter een masker van profielfoto en schermnaam.
Toen in 2000 de eerste dna-test voor consumenten op de markt kwam, viel die technologische ontwikkeling samen met een knagende behoefte: wij willen wel eens weten wie wij zijn, waar we staan in een wereld die, met de komst van internet, uiteenviel in miljarden kleine stukjes en toen samenklonterde tot een grote, ondoorzichtige bal.
Sociale netwerken bieden hier tot op zekere hoogte houvast: ze maken de wereld ogenschijnlijk platter, met in plaats van mensen boven of onder ons, zoals in de wereld van Proust, een mondiaal netwerk van ‘vrienden’ in horizontale verbanden, de wereldbevolking arm in arm. Maar uiteindelijk hangen zulke netwerken van willekeur aan elkaar: vrienden, kennissen, vage bekenden, ze kunnen op een dag aankloppen als vriend, maar zonder opgaaf van reden ook weer uit het zicht verdwijnen. Voor een gevoel van verbondenheid zullen we dieper moeten graven.
Het lijkt niet zozeer de honger naar aristocratische relaties die miljoenen consumenten naar een dna-test drijft, maar een zoektocht van existentiëlere aard. Een massaal uitgebroken nieuwsgierigheid wordt zowel opgewekt als bevredigd door kennis die voortkomt uit nieuwe technologie. Je zou kunnen zeggen dat genealogie de verticale variant is van een netwerk als Facebook. Op Facebook zijn mensen aan elkaar verbonden op vrijwillige en tijdelijke basis, een familiegeschiedenis bestaat uit een lijst namen met wortels diep in de grond. Als Facebook harken is, dan is een stamboom spitten. Samen vormen ze het ultieme sociale netwerk.
Je kunt de televisie niet aan zetten of precies op die zoektocht wordt ingespeeld. Duistere familiegeheimen van de gewone Nederlander worden aan de hand van een dna-test ontrafeld in het avrotros-programma DNAonbekend, de latex handschoen die gebruikt wordt om het dna bij deelnemers af te nemen benadrukt het wetenschappelijke karakter. In Eindelijk thuis van kro-ncrvreist een kind met een adoptieouder naar het land van herkomst. dna speelt hier geen rol, het nalopen van betekenisvolle historische stappen des te meer. Datzelfde geldt voor Who Do You Think You Are?, op de bbc en ook in de Verenigde Staten al jaren populair, net als Finding Your Roots. Daar bestaat ook een podcast gemaakt door iemand die zich uitgeeft voor ‘genealogie-detective’, met als motto: ‘Your ancestors want their stories to be told.’
Verborgenverleden, het programma van de ntr, beleefde onlangs het twaalfde seizoen. Zo’n honderd bekende Nederlanders werden inmiddels aan de hand genomen in de zoektocht naar hun familiegeschiedenis. Allemaal stelden ze zichzelf min of meer dezelfde vraag: wie ben ik? Mooi was de aflevering met Gerrit Zalm, voormalig minister van Financiën. Hoe hij aan het begin van zijn zoektocht vertelde in ieder geval geen buitenlands bloed te verwachten, en aan het eind van het programma een traan stond weg te pinken bij het graf van een Schotse koning. ‘Je weet niet precies wat zoiets betekent voor je’, zei hij over de ontdekte verwantschap. ‘Je kan er óf meer bescheiden van worden, dat hoop ik dan maar, omdat er een enorm rijke traditie al in je voorouders zit. Je kan er natuurlijk ook hoogmoedig van worden. Kijk eens, ik stam af van koningen.’
Zalm opperde wat hij op basis van het verleden voorstelt in de maatschappij een beetje te relativeren. Maar de kennis over zijn voorouders raakte hem in het hart.
Datzelfde overkwam de Amerikaanse schrijver Dani Shapiro, maar dan een graad erger. Toen zij meedeed aan een dna-test, aangeschaft door haar man die een interesse voor genealogie had opgevat, kreeg ze een schok die kwam in drie golven: eerst door het resultaat van de test, die aantoonde dat zij slechts voor de helft Asjkenazisch joods was in plaats van volledig. Vervolgens door een volle neef die in haar lijst met ‘familieleden’ verscheen, van wiens bestaan ze niet wist. En toen door de enig mogelijke conclusie van dit alles: dat haar vader haar vader niet kon zijn. En dat voor een schrijver van memoires die gaan over haar familie. Het was een kwestie van logisch nadenken, losse eindjes uit de geschiedenis aan elkaar knopen en een paar uur googelen, voordat Shapiro naar een YouTube-filmpje van haar biologische vader zat te kijken, ene Ben Walden, ooit een strikt anonieme zaaddonor. Ze opende haar laptop en schreef hem meteen.
Interessant aan het verhaal van Shapiro, dat zij optekende in het boek Inheritance: A Memoir of Genealogy, Paternity, and Love (2019), is niet de achteloos uitgevoerde dna-test die de grond onder iemands voeten wegslaat, of de gegevens die iemand vandaag in no time over iemands leven kan vergaren. Dat zijn kwesties die de eerste pagina’s beslaan. Waar het in deze memoir werkelijk om draait is de vraag wat Shapiro met die kennis wil doen. Wat betekent het om dna met iemand te delen, zelfs wanneer dat een biologische vader betreft, zonder dat er sprake is van een gedeelde geschiedenis?
Op sociale media vindt Shapiro haar halfzus. Ze ziet op Twitter dat er overeenkomsten zijn in de mensen die ze volgen, en dan volgen ze elkaar. ‘Daar zweefden we allebei, digitale geesten, onze twee avatars tussen miljoenen avatars die een universum bewonen dat gemaakt is van pixels en bits die mij verbonden met de Waldens, en de Waldens met mij – die niet alleen de vlugheid van ontdekking mogelijk maakten, maar de ontdekking zelf. ’ Shapiro en de Waldens raken elkaar op internet voorzichtig aan. Wat willen ze nog meer?

Verleid door enkel de mogelijkheid om de geschiedenis aan een test te onderwerpen, niet eens nieuwsgierig naar familie, stopte ik, wortels in Stampersgat en Ooltgensplaat, een monster van mezelf in een envelop met bestemming Houston, Texas, een straat met huisnummer 1445 en een suite 820. Op de achterkant van de envelop stond in kleine letters gedrukt: ‘Contains cheek swabs from a healthy human not known or suspected to have infectious substances.’ Ik gooide hem in een brievenbus aan de gracht en zes weken later kwam er bericht.
De resultaten stonden klaar op een website, gegoten in een staafdiagram en ingevuld op een wereldkaart. Luttele tientjes had de test gekost (ik meen een vaderdagactie) en daar was ik, opgeknipt in stukjes. Voor zoveel procent dit, voor zoveel procent dat. En daar was mijn plek in de wereld, mijn territorium, een persoonlijke geografie. Niet precies wat ik had gedacht, niet helemaal wat ik had geweten. Verhalen over voorouders uit het zuiden en oosten van Europa werden tegengesproken door dna dat wees naar het noorden en westen van het continent. Hier stond een vorm van waarheid die ik nog niet kende.
En daar waren de familieleden. Neef Geoffrey, een man met een gedistingeerde snor, derde- tot vijfdegraads familie met wie ik 0,6 procent van mijn dna deel. Nicht Laure H. met een overeenkomst van 0,7 procent. Thirza en Egbert. Maar ook René in Duitsland en Ronda in de Verenigde Staten, Ingrid in Venezuela, Carola in Israël, Björn in Thailand, Henriëtte in Macedonië, Roosmarijn in Kenia en Maxo in Panama, hoewel die laatste het label ‘weinig betrouwbaar’ draagt omdat het gedeelde dna erg klein is. Een diplomaat in Angola is wel met redelijke zekerheid aan mij verwant, en wel via een mysterieuze Scandinavische lijn in mijn dna. Op dit moment heb ik 2966 matches in 37 landen en de familie groeit gestaag. Van nieuwe leden word ik op de hoogte gebracht via e-mail.
Op een dag duikt een man op met de (weinig voorkomende) achternaam van mijn moeder. Hij heet Jacques, een man van in de tachtig, en in de directe familie doet zijn naam geen bel rinkelen. Als ik een abonnement afsluit, zou ik in de geschiedenis kunnen duiken en, wie weet, eens bij hem op de thee kunnen gaan. We zouden kunnen spitten in ons gedeelde verleden, een middag puzzelen met namen en samen de stamboom invullen. Hij zal aan een andere tak van dezelfde boom hebben gehangen.
Naast de vele ‘succesverhalen’ die aan de dna-test voor consumenten kleven – van de website van MyHeritage: ‘Het doen van een dna-test heeft me geholpen bij het bevestigen van mijn genealogie en heeft me verbonden met meer neven en nichten, inclusief een lang verloren gewaande oom’ – is kritiek op de methode en de toepassing van de techniek niet van de lucht. Voor de hand liggend zijn zorgen over privacy, veiligheid en ethische vraagstukken. Inhoudelijk wordt er gesproken over het gebrek aan nauwkeurigheid. Hoe meer mensen de test doen, hoe betrouwbaarder het resultaat. Dat volgens de test het overgrote merendeel van mijn verre familie woonachtig is in de Verenigde Staten lijkt gek, totdat je beseft dat nergens zoveel mensen hun dna hebben afgestaan als daar, in het land zonder koningen. Misschien komt mijn Oost-Europese overgrootmoeder niet uit de bus om dezelfde reden, maar dan omgedraaid.
Er doen verhalen de ronde over nationalisten en racisten die met een dna-test vooral willen aantonen van wie ze níet afstammen. Een zogenoemde autosomale dna-test, zoals die van MyHeritage, neemt de mix van voorouders van beide kanten. Maar de rol van gender bij genealogie in het algemeen is niet te onderschatten: met name de mannelijke lijn bleef in de archieven bewaard, in stukken over de eigenaren van land en handel, deelnemers aan oorlogen, dragers van de familienaam zelf, koningen van wie een mens zoal kan afstammen. Vrouwen worden vaak pas aangekeken wanneer blijkt dat vaders geen vader zijn, zoals de moeder van Dani Shapiro.
Vanuit sociaal oogpunt kon genealogie in het algemeen een ietwat narcistische hobby genoemd worden en het voyeurisme dat er vandaag bij komt kijken is niet mals: een volle nicht van mij woont naar het schijnt om de hoek, en ik heb nog nooit overwogen het precieze adres te achterhalen, maar haal wel geestdriftig verwanten uit Angola door de zoekmachine. En dat alles in een tijd waarin wereldwijd meer mensen op drift zijn dan ooit tevoren.
Uiteraard zijn er ook de shady praktijken die komen met commercie. MyHeritage ontwikkelt momenteel een methode om dna van postzegels en enveloppen te weken met als doel het dna van onze overleden voorouders tot leven te wekken. De oprichter en directeur van het bedrijf, Gilad Japhet uit Israël, waar momenteel een rel woedt over het testen van dna om joodsheid aan te tonen, verkondigde onlangs hoe hij probeert het dna van Albert Einstein en Winston Churchill te onttrekken aan brieven in zijn eigen bezit. Hij beloofde dat hun gegevens dan spoedig zullen worden toegevoegd aan de database, beschikbaar voor anderen om zich op te testen.
De geschiedenis is in de toekomst niet meer veilig, anonimiteit van toen staat voor niets en nog even en ook de doden zullen we niet met rust laten. ‘dna uit spuug koppelt oude tabakspijp aan slavin’, kopte NRC op 1 april 2019, en dat was geen grap.
Een andere tak van MyHeritage is Tribal Quest, omschreven als een ‘missie’ om stammen van over de hele wereld in kaart te brengen. ‘Mensen die wonen op afgelegen locaties met beperkte toegang tot moderne technologie beschikken niet over de mogelijkheden om hun rijke familiegeschiedenissen te digitaliseren, en die blijven vaak ongedocumenteerd.’ Op dit moment kun je inzoomen op families in Namibië, Papoea-Nieuw-Guinea en Siberië. Druk je op de knop ‘Meet the families’, dan verschijnen portretten van verschillende families in beeld. Je leert hen kennen, eerst als een stamboom, dan als individuele leden. Je leest over hun leefwijze (nomadisch) en tradities (meer dan één vrouw) die het in kaart brengen van een familie als deze tot een uitdaging maken. Het verhaal werkt toe naar de rol van de voorouders en wat je van hen kunt leren. Voorouders zijn heilig, zo heilig dat het de familie niet is toegestaan om zelfs maar de naam van hun vader uit te spreken. Denk erom, lijkt het bedrijf te willen zeggen, dat mogen ‘wij’ gelukkig wel, en voorouders zijn van levensbelang. Zij willen dat jij hun verhaal vertelt.
Aan de positieve kant: dna liegt niet en we delen nu eenmaal meer met elkaar dan we weten. In het beste geval kan dat inzicht een mondiaal gemeenschapsgevoel opwekken. Op de website WikiTree groeit sinds 2008 één grote stamboom met inmiddels ruim twintig miljoen namen (waarvan ruim een kwart tot stand kwam op basis van dna) met als doel de wereldbevolking aan elkaar te knopen. En in 2015 vond in New York een Global Family Reunion plaats.
Initiatiefnemer daartoe was A.J. Jacobs, een Amerikaanse schrijver die na het doen van een dna-test een e-mail ontving van een onbekende neef en toen het plan opvatte een reünie te organiseren. Vanuit de gedachte van verbondenheid was héél zijn familie uitgenodigd: de hele wereld was welkom. Dat klinkt zo flauw als het was, maar het boek dat Jacobs erover schreef, It’s All Relative: Adventures Up and Down the World’s Family Tree (2017), plaatst het bestaan van verre familieleden aardig in perspectief.
Hij komt tot de conclusie dat genealogie inclusief zou moeten zijn in plaats van exclusief. Op de reünie kwamen uiteindelijk 3700 mensen samen in de New York Hall of Science in Queens. Ze droegen bordjes met de tekst ‘I am a cousin’. En er werd een mooi bedrag opgehaald voor een goed doel: onderzoek naar de ziekte van Alzheimer, symbool tegen het vergeten en een familieziekte van Jacobs.
Zo gezien zijn mijn 2966 verwanten in ieder geval mensen met wie ik de tijd deel. Maar familie? Op de dag van het verjaardagsfeest, toen mijn tante over Dr. Phil vertelde, bleek achteraf onduidelijkheid over de aanvangstijd te zijn geweest. Familieleden die elkaar graag hadden gezien, liepen elkaar daardoor mis, anderen waren blij dat ze daarmee weer anderen hadden ontweken. De familie die het ooit was, die van de familiefoto – grootouders op de trap van het hotel waar zij hun zestigjarige huwelijk vierden, kinderen en kleinkinderen om hen heen, als een levensgrote stamboom – bestaat nog steeds, maar in afzonderlijke stukjes.
Luister naar De Groene
In De Groene Amsterdammer Podcast interviewt Kees van den Bosch Roos van der Lint over de populariteit van genealogische zoektochten. En wat vond ze van haar eigen test? Onze podcast is elke vrijdagochtend gratis beschikbaar via groene.nl/podcasts en via de andere bekende podcastkanalen
De geschiedenis is als een koord gespannen tussen twee wolkenkrabbers. We staan erop en moeten vooruit, stapje voor stapje. Te ver naar voren kijken kan ons doen duizelen, nadenken over de kinderen van de kinderen van onze kinderen. Maar over onze schouder kijken, achterom, heeft hetzelfde ruimtelijke effect: het is moeilijk een voorstelling te maken van alle mensen die ons mogelijk hebben gemaakt zonder naar beneden te tuimelen, in het gat van de geschiedenis.
En toch is achterom kijken aantrekkelijker, want in het verleden ligt alles tenminste vast. Behaalde successen, tragische ongevallen, ze liggen in de geschiedenis verankerd. Het leed van toen is geleden, het werk is verricht. Dat persoonlijke erfgoed oprakelen, al dan niet gestaafd met dna, is meestal een onschuldige hobby (25 april is Wereld DNA Dag!), vele malen aantrekkelijker geworden door de komst van internet, de troebele vijver waar we met z’n allen in zitten te vissen.
Maar aan deze vorm van lineair denken, de drijvende kracht achter het succes van de dna-test en de tv-programma’s, ligt meestal een valse aanname ten grondslag. Die begint al bij de vorm van een stamboom, zoals verbeeld in bijvoorbeeld Verborgen verleden. Het programma volgt per verhaal steeds een lijn die de deelnemer via voorvaders de geschiedenis in trekt.
Familie is, zo bekeken, als een lange estafetterace: we nemen het stokje over van onze ouders, zoals zij dat voor ons deden. En natuurlijk loopt er een lijn, maar die lijn loopt niet recht. Een stamboom moet gezien worden als een reeks botsingen waar niet steeds twee mensen, maar twee familiegeschiedenissen samenkomen. Daar sta jij, in het staartje, resultaat van al die ontmoetingen, maar je staat er samen met alle andere mensen die deel uitmaken van dezelfde geschiedenis. De koning van Schotland is een voorouder van Gerrit Zalm, maar mogelijk ook van Dr. Phil, en waarschijnlijk ook van mij.
Onlangs kwam mijn persoonlijke familiegeschiedenis onverwacht tot leven. Ik werd moeder en de baby droeg een pakje met een print van boten, want was haar overgrootvader van vaders kant geen binnenschipper geweest? Ze kreeg een pluchen knuffel cadeau die vernoemd werd naar het legendarische huisdier van haar betovergrootmoeder van moeders kant. En wat waren haar haren donker – dat moesten mijn Spaanse roots wel zijn, ook al bleek daar geen spoor van in mijn dna. Want verhalen zijn hardnekkig. Ze zijn uiteindelijk wat telt. Het is daarom dat ik neef Jacques laat voor wat hij is: verre familie.