De Iraakse grootayatollah Ali al-Sistani, een invloedrijk man in zijn vaderland en vermoedelijk een tegenstander van IS, waarschuwde daarna tegen westerse inmenging. De strijd tegen IS mag geen voorwendsel worden om Irak te beroven van zijn onafhankelijkheid. Een paar dagen eerder had een groep sjiitische leiders die nauwe banden hebben met Iran zich in dezelfde trant uitgelaten.

Terwijl we aan dit soort nieuws over de strijd tegen onze doodsvijand gewend raken en Amerikaanse diplomaten en militairen aan de vorming van een coalitie werken, werden we aan het begin van deze week opnieuw verrast. Amerikaanse inlichtingendiensten hebben bekendgemaakt dat IS een concurrent heeft die misschien nog veel gevaarlijker is voor het Westen. Deze groep, die zich Khorasan noemt, wordt geleid door Moehsin al-Fadhli, volgens het State Department een belangrijk lid van al-Qaeda, oude vriend van Osama bin Laden en een van de weinigen die van tevoren op de hoogte was van de aanslagen op 9/11. De Amerikaanse geheime diensten beschouwen al-Fadhli als een van de gevaarlijkste terroristen.

Khorasan is ontstaan in de chaos van de Syrische burgeroorlog. De Amerikanen identificeerden de 33-jarige al-Fadhli in 2012 als een van de leiders van al-Qaeda. Er werd een beloning van zeven miljoen dollar uitgeloofd voor degenen die inlichtingen verschaften die tot zijn arrestatie zouden leiden. Intussen hield al-Fadhli zich bezig met het werven van fondsen bij rijke jihadisten in Koeweit, waar hij geboren is. Al-Fadhli blijft aan zijn Khorasan werken.

Syrië is meer en meer de leerschool van het jihadisme

Nog één verrassing. Van de mensen in de straten van Bagdad tot in de hoogste regeringskringen zijn Irakezen ervan overtuigd dat de Islamitische Staat een geheime schepping van de CIA is. Vorige week is in Bagdad onder leiding van de sjiitische leider Muqtada al-Sadr (die we nog uit de oorlog van Bush tegen Irak kennen) een demonstratie gehouden tegen de mogelijke terugkeer van Amerikaanse grondtroepen in Irak. Dat is een deel van de westerse erfenis waarmee aan deze kant van het nieuwe front weinig tot geen rekening wordt gehouden: de verwoestingen die het Westen na de mislukte oorlog in Irak heeft achtergelaten. Het is niet verwonderlijk dat die daar een politieke rol blijven spelen. In de International New York Times van 22 september wordt een geestverwant van al-Sadr geciteerd: ‘Het is voor iedereen volkomen duidelijk dat de IS een schepping van de Verenigde Staten en Israël is.’

Dezelfde krant heeft een lang hoofdartikel, ‘Het onwaarschijnlijkste van alle bondgenootschappen’, waarin na de schok van de onthoofdingen de voorlopige balans wordt opgemaakt. Ook leerzame lectuur voor onze ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Van de naties die we misschien als bondgenoot zouden kunnen beschouwen, zijn er sommige op voet van bijna-oorlog, andere verdeeld in godsdienstige haat, in hun binnenlandse politiek bedreigd door onophoudelijke stromen vluchtelingen, en in het centrum van deze kolkende chaos ligt Syrië, niet meer alleen het toneel van een ongeneeslijke burgeroorlog, maar ook meer en meer de leerschool van het jihadisme.

Op dit front is het Westen de oorlog begonnen om de Islamitische Staat te vernietigen. Of misschien zijn het er twee, dat weten we nog niet zeker. De mislukking van onze oorlogen in Afghanistan en Irak heeft twee oorzaken. Ten eerste gebruikte de tegenstander strijdwijzen waarop onze oorlogstechniek niet is berekend: bermbommen, autobommen, zelfmoordaanslagen. De tegenstander heeft die techniek in de loop van de strijd ontwikkeld en we hebben er geen doeltreffend antwoord op gevonden. Ten tweede hebben de duur en de uitzichtloosheid van de strijd het moreel van de troepen en het thuisfront aangetast. Zo zijn Afghanistan en Irak tot onoplosbare problemen geworden.

We hebben geen voorstelling van het warnet van vraagstukken waarin we door deze nieuwe oorlog terecht kunnen komen. Hoe staat het met het westerse uithoudingsvermogen, de strijdvaardigheid? Na twee mislukte oorlogen, een doorvretende economische crisis, een omvangrijke permanente werkloosheid en vooral een aangetast politiek zelfbewustzijn lijken we niet meer op de macht waarmee George W. Bush in 2001 de eeuw van de oorlog begon. In 2003 is onder Amerikaanse leiding geprobeerd het Irak van Saddam Hoessein van de kaart te bombarderen, om te beginnen door shock and awe. Niet gelukt. Daarvoor hebben we IS in de plaats gekregen. Zal het nu met drones wel lukken? Over een paar jaar weten we meer.