VENDA. Hees, laag gefluit klinkt door Makula, een dorp in het hart van Venda. Op de rode aarde midden in het dorp stappen en springen tientallen mannen rond enorme houten trommels, waarop enkele vrouwen de maat slaan. Elke danser blaast dwars op een pijp die hij tegen zijn tong en lippen heeft geklemd.
Vandaag wordt een nieuw dorpshoofd geinstalleerd in Makula en dat wordt groots gevierd. De meeste belangrijke clanleiders uit Venda zijn naar het dorp gekomen, evenals tientallen nieuwsgierigen uit de verre omtrek, om te kijken naar de tshikona-dans en te luisteren naar de lange redevoeringen in het Venda, de taal van het VhaVenda-volk, over de geschiedenis van de clan. Het nieuwe dorpshoofd zelf komt pas na verloop van tijd op, geheel bedekt door een deken en begeleid door tien halfnaakte vrouwen, elk met een grote rieten mand in haar armen. Enkele uren later zal hij plechtig aan zijn volk worden getoond.
De ceremonie verloopt al eeuwen op dezelfde wijze. Nieuw dit keer is echter dat af en toe een bord met het hoofd van ANC-leider Nelson Mandela boven de dorpsbewoners opduikt. Ook het geisoleerde Venda is in de greep van de verkiezingen, die het einde inluiden van deze ‘onafhankelijke’ republiek. ‘Tot nu toe konden we altijd met onze problemen naar een hoofdstad’, zegt een van de gasten, chief P. T. Makuya uit het dorp Makuya, enigszins bezorgd. Maar, laat hij daar meteen op volgen, hij is een groot voorstander van het einde van de onafhankelijkheid. ‘Dat is beter voor de economie. Venda is te klein om alleen te overleven.’
De traditionele leiders in Venda werden altijd betaald door de regering in de hoofdstad Thohoyandou. Ondanks hun rol als ‘collaborateur’ hebben ze nog steeds veel gezag onder de VhaVenda. Wat voor hen verandert is voornamelijk dat ze hun salarissen voortaan betaald krijgen door Noord-Transvaal, de provincie waarin Venda zal opgaan. Hun posities zijn niet in gevaar, al was het maar omdat de interimregering heeft beloofd ambtenaren niet te zullen ontslaan.
Maar wat vindt iemand als Frank Ravele van het verscheiden van de republiek? In 1969 trad hij aan als minister van Venda, dat toen nog slechts een ‘zelfregerend’ thuisland was. In 1988, negen jaar na de met veel vertoon uitgeroepen onafhankelijkheid, werd hij president, om twee jaar later te worden afgezet bij een door Pretoria goedgekeurde coup.
Inmiddels is Ravele de 68 gepasseerd en leeft hij teruggetrokken in zijn huis in oostelijk Venda, slechts bereikbaar via een lange, onverharde weg vol stenen en kuilen. Hij is maar al te bereid over het verleden te praten. En, nee maar, zelfs hij blijkt altijd al voorstander te zijn geweest van de hereniging van Venda met Zuid-Afrika.
‘Dat wij onafhankelijkheid hebben aanvaard, betekent niet dat wij voor de apartheid waren’, zegt de ex-president zachtjes. ‘Maar het was de enige manier om het land te kunnen ontwikkelen. In 1969 was er in Venda helemaal niets. Nu hebben we een moderne hoofdstad, een universiteit en een agrarische sector van betekenis.’
Ravele prijst De Klerk en Mandela vanwege hun ‘harde werk’ voor de hereniging van Venda met Zuid-Afrika. Maar als hij even later het jaarboek van 1979 erbij pakt en uitlegt wat de vierkleurige vlag van Venda symboliseert, klinkt ongewild enige nostalgie door in zijn stem. ‘De kleuren zijn afkomstig van de kralen die onze voorouders meenamen vanuit Centraal-Afrika: het blauw vertegenwoordigt de lucht, het geel de bloemen, het groen het mooie landschap en het bruin de vruchtbare aarde.’
Dat Venda altijd een deel van Zuid-Afrika is gebleven, blijkt al uit het ontbreken van internationale erkenning: ‘Alleen Hong Kong en Israel stonden toe dat we in hun land een vertegenwoordiger vestigden. Onze jeugd was het ook niet eens met de onafhankelijkheid en daarom trad ik af’, vat hij de golf van protesten die zijn val inluidde samen. ‘Wij volgden de wens van het volk. In mijn ontslagbrief schreef ik dat vrede het enige was dat ik nog wilde voor mijn volk. Mijn opvolger, de militaire leider Ramushwana, heeft daarvoor gezorgd.’
Ravele behoort tot het verleden van Zuid-Afrika en benadrukt dat zelf herhaaldelijk. Hij houdt zich bezig met zijn vruchtenboomgaarden en wil elke politieke stellingname vermijden. ‘Ik ben een gepensioneerd politicus. Alle partijen zijn mijn vrienden’, zegt hij. ‘Ik wens ze allemaal geluk.’ Waarna hij het bezoek verzoekt het gastenboek te tekenen, een oud kasboek dat hem ooit nog is geschonken door de Nationale Partij.
Ravele liet een land na waarvan de meeste van de 600.000 inwoners in bittere armoede leven. Goed, de in korte tijd uit de grond gestampte hoofdstad Thohoyandou -wat staat voor ‘het hoofd van de olifant’ - heeft een modern en goed uitgerust winkelcentrum. Maar de meeste wegen in Venda zijn onverhard en het onderwijs is bedroevend slecht, met vaak vijftig leerlingen per leraar en lessen die soms onder een boom plaatsvinden. De armoede onder de inwoners is schrikbarend hoog. In Noord-Transvaal, de provincie waartoe Venda sinds vorige week behoort, leeft 77 procent onder de armoede grens, waarmee het gelijk de armste provincie van Zuid-Afrika is.
‘Wat denkt Ravele wel om te suggereren dat de onafhankelijkheid de manier was om het land te ontwikkelen’, zegt dichter en vermaard anti-apartheidsactivist Rashaka Ratshitanga (61) hoofdschuddend. Als iemand in Venda blij is met de hereniging met Zuid-Afrika, dan is hij het wel. Verscheidene keren werd hij in de gevangenis gezet wegens zijn verzet tegen de thuislandregering: tot de vrijlating van Nelson Mandela trachtte de ‘eigen’ politie van Venda die van Zuid- Afrika te overtreffen in wreedheid.
‘De onafhankelijkheid van Venda’, zegt Ratshitanga terugkijkend, ‘was de ultieme vorm van kolonialisme. Zelfs de veertien procent land die de blanken in Zuid-Afrika overlieten aan de zwarten, kwamen ze nog exploiteren. De Bantu Investments Corporation - bij ons later de Venda Development Corporation - legde grote plantages aan in Venda en bouwde Thohoyandou. De pseudo-regering van Venda kreeg er niets voor terug; ze moest maar blij zijn dat de VDC werkgelegenheid kwam scheppen. De topmanagers van de VDC waren natuurlijk blanke Afrikaners. Ze kregen nog een extra bonus op hun salaris, omdat ze met zwarten moesten werken, de zogeheten tolerance fee. Die bonus bestaat nu nog.’
De universiteit van Venda, waar Ratshitanga in het verleden werkte en nog steeds kantoor houdt, beschrijft hij als een plek waar de hersens van de studenten werden gekoloniseerd, als ‘gevangenissen van de geest’: ‘De universiteit was efficienter dan de echte gevangenissen, omdat je geen bewaarders of agenten nodig had. De professoren en leraren functioneerden als zodanig, zij waren geselecteerd op hun conservatisme.’
Niet ver van Thohoyandou liggen de plantages waar Ratshitanga aan refereert, zoals de 1500 hectare grote Mukumbani Tea Estate. Onder leiding van vijf blanke managers werken hier in totaal elfhonderd lokale bewoners, vooral vrouwen. Om zes uur ‘s-ochtends begint de pluk. Het maandloon: 228 rand, ongeveer 135 gulden - minder dan een derde van het absolute minimum dat een gemiddelde familie in Zuid-Afrika nodig heeft om te kunnen overleven.
De plantage ligt in een vallei, met in het midden de fabriek waar de thee wordt versneden, gedroogd en verpakt. Bij de poort staat een bewaker, die in de houding springt zodra hij een blanke ziet. De manager binnen vertelt dat het uiteindelijk weinig uitmaakte of de plantage nu in Venda lag of in het 'buitenland’, elders in Zuid-Afrika. ‘Ja, de corruptie was hier wat erger. De weg tussen de plantage en de hoofdweg zou al jaren geleden zijn geasfalteerd - daar schijnt al voor betaald te zijn - maar tot nu toe is het niet gebeurd.’
Van de nieuwe tijden verwacht hij vooral dat de arbeiders loonsverhogingen gaan eisen. ‘Dat is onvermijdelijk. Het ANC heeft mensen het hoofd op hol gebracht met al hun beloften. Mijn chauffeur heeft het al over een maandloon van duizend rand per maand! Er zullen zeker enkele maanden van stakingen volgen, maar echt veel zal er niet veranderen. Het bedrijf kan zich geen hogere lonen veroorloven, dan gaat het failliet.’
En ach, met die lage levensstandaard valt het heus wel mee. ‘Bijna elke plukster heeft wel een paar twintigers in huis die op haar zak teren. Als ze die eruit schopt, dan gaat ze er vanzelf in koopkracht op vooruit.’
De topambtenaren van Venda waren aanmerkelijk beter af. Pretoria - later Thohoyandou - betaalde grif enkele duizenden randen per maand aan wie bereid was de pseudo-regering legitimiteit te verschaffen. ‘Bij de onafhankelijkheid werden lukraak ministers en topambtenaren benoemd, en hoge salarissen verstrekt, zonder dat was uitgezocht of ze wel voldoende om handen hadden. Naar opleiding werd amper gekeken: was je vandaag een simpele leraar, morgen kon je wakker worden en aan het hoofd staan van een heel departement.’
Tshifhiwa Maumela, rechter van beroep, is nog zo iemand voor wie het einde van Venda als apart land niet snel genoeg kan komen. Je zou hem kunnen beschrijven als iemand die aan stervensbegeleiding van Venda doet: als coordinator van de verkiezingsvoorlichting in Venda leert hij de vaak analfabete plattelandsbewoners hoe ze moeten stemmen. ‘Zo dood je de apartheid’, is een geliefde uitspraak van hem tijdens dergelijke bijeenkomsten als hij toont hoe je een stembiljet vouwt.
Maumela wordt nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van de thuislandenpolitiek, van de gedwongen verhuizingen van etnische groepen naar hun eigen gebieden. Zo verwijt het ANC in Venda de Onafhankelijke Verkiezingscommissie (IEC), waar Maumela voor werkt, te veel mensen van buiten Venda te hebben aangenomen die niet op de hoogte zijn van de plaatselijke situatie. ‘Dat verwijt is deels terecht’, zegt Maumela. ‘We wilden geen team hebben dat slechts uit een etnische groep bestaat, om het verwijt van tribalisme te voorkomen. Maar in Venda wonen sinds de gedwongen volksverhuizingen alleen nog maar VhaVenda, dus we moesten wel mensen van buiten nemen. Apartheid is daar de oorzaak van.’
De IEC heeft het vroegere parlementsgebouw als kantoor in gebruik genomen. Voormalige politieke activisten, voor wie het parlementsgebouw altijd verboden terrein was, lopen nu in en uit met verzoekschriften, plannen en boodschappen. Verkiezingswaarnemers worden gebrieft in de parlementszaal. Stoelen staan door elkaar, waardeloos geworden dossiers liggen op de banken op het balkon. Nog steeds hangen er echter de trotse symbolen van de staat Venda: een immens relief van brons dat een olifantenhoofd uitbeeldt, omlijst door twee rechtopstaande olifantstanden. Het wapen van Venda zelf is voorzien van twee staande olifanten en een olifantenhoofd, om de macht van het VhaVenda-volk uit te drukken. De symbolen zullen straks een plaats krijgen in een museum, weet een bewaker.
Die middag bezoekt Maumela het gehucht Lufule. Het dorpshoofd Mhpephu, in de verte familie van Venda’s eerste president, kijkt toe hoe de dorpsbewoners ‘nep’-verkiezingen houden, ter oefening. Het gezag van het dorpshoofd is groot, vertelt hij, wat hem in de verkiezingstijd in een lastig parket brengt. Mhpephu: ‘Als ik zeg: stem op die partij, dan stemt iedereen op die partij. Dus zorg ik ervoor dat ik neutraal ben. Maar tot nu toe is geen partij hier langs gekomen om de dorpsbewoners te vertellen over hun programma. De mensen weten de verschillen niet, en ik mag het ze niet uitleggen.’
Hij zal zijn eigen politieke voorkeur niet uiten, wat een andere traditionele leider in een ander dorp wel wil: ‘Ik stem op de Nationale Partij. De Klerk heeft Mandela vrijgelaten en is echt veranderd. Het is nu eenmaal zo dat wij zwarten nog niet in staat zijn een land te leiden. Kijk maar naar Mozambique en Zimbabwe. Zoiets moeten we hier voorkomen. En met het ANC weet je niet wat je te wachten staat.’
Het stamhoofd, dat net als zijn collega’s tot gisteren zijn loon ontving uit Thohoyandou, behoort volgens de voorspellingen tot een absolute minderheid. De meeste partijen voeren amper campagne in Venda omdat iedereen ervan uitgaat dat het ANC er gaat winnen. De gedwongen verhuizingen en de repressie hebben er te kort geleden plaatsgehad.
Het toekomstbeeld van Venda na de verkiezingen is voor iedereen in het landje weer anders. Sommigen dromen zich fabrieken met een overschot aan arbeidsplaatsen. De blanke manager op de plantage vreest arbeidsonrust, maar zijn collega elders vindt het wel best als het ANC de macht krijgt, want: ‘De Nationale Partij heeft het hele land naar de kloten geholpen; het ANC kan het in ieder geval nooit slechter doen.’ Een zwarte onderopzichter op de plantage, die daar nu drie jaar werkt, zegt nu hij het Zuidafrikaanse staatsburgerschap weer heeft, naar Johannesburg te vertrekken om beter betaald werk te zoeken.
Maumela denkt dat hij in ieder geval actief blijft in de christelijke organisatie waar hij voor de verkiezingstijd werkte en die in de jaren tachtig door het bewind van Venda als een ‘terroristische’ organisatie werd beschouwd. ‘Drie keer ben ik gevangen gezet, en een keer zo gemarteld en geslagen dat drie dagen geheel uit mijn geheugen zijn gewist. Het ironische is dat ik op het gerechtshof sommige van mijn beulen tegenkom als ze een verdachte moeten begeleiden. Sommigen help ik zelfs met hun avondstudie. We hebben het maar niet over het verleden. Er is gewoon geen ruimte, geen tijd voor wraak.’
Nieuwe tijden: thuisland venda begraaft het verleden
De verkiezingen in Zuid-Afrika deze week betekenen ook het einde van de tien gebieden waar zwarten zichzelf mochten regeren - onder toeziend oog van Pretoria. Het in het uiterste noorden gelegen thuisland Venda laat geen traan om de verloren onafhankelijkheid. Zelfs de voormalige ‘president’ niet. Verslag uit een stervende pseudo-republiek.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/17
www.groene.nl/1994/17