Kahlil Joseph: Wildcat (Aunt Janet), 2016. Motion picture still © courtesy of Kahlil Joseph / Bonnefantenmuseum

Wie de ‘New Suns’-expositie van Kahlil Joseph (1981, Seattle) betreedt, stapt een ondoorgrondelijke wereld in: de ruimtes zijn donker, de geluiden zijn hard, de beelden indringend en nadere toelichting ontbreekt. Alleen al deze grote eerste zaal, die vrijwel geheel bestaat uit twee enorme schermen die diagonaal tegen elkaar staan opgesteld en verschillende beelden vertonen uit Compton, Los Angeles – een armoedig, typisch Amerikaans getto dat wereldwijd bekend is geworden omdat hiphopgrootheden als Dr. Dre, The Game en Kendrick Lamar er vandaan komen. Maar hier, op deze schermen, zien we niet per se het verval en de drugs die deze rappers beschrijven wanneer hun geboortegrond ter sprake komt, we zien evenzeer een stad die er het beste van probeert te maken na de rellen begin jaren negentig. Armoedig, zeker, maar toch: er wordt gelachen, de bedwelmend traag gefilmde straten liggen er rustig bij, de hemel is fonkelend blauw, en de met gewichten slepende mannengroepjes op straat ogen ook vrij opgewekt.

Alleen is er ook steeds een vreemde, bijna David Lynch-achtige dreiging, door de vele stiltes – er wordt in dit filmpje van een kwartier bijna niets gezegd en de helft van de tijd klinkt er keiharde muziek van Kendrick Lamar – en ook door de trage cameravoering, die af en toe wordt opgeschrikt door harde montages. Soms spreken de twee schermen, die vlak daarvoor nog vrijwel synchroon liepen, elkaar daardoor ineens tegen en zien we links een rustige, opgewekt kijkende baby en rechts een donkere, vervallen steeg. Wat hebben ze met elkaar te maken, is rechts een voorspelling van waar het kind zal belanden? Op een ander moment kijken we ineens naar een beeld van zwarte jongens vol adrenaline – gaan ze naar een feest, een deal, iets totaal anders? – dat bruut wordt afgekapt en verspringt naar een eenzame grafkist. Het tussenliggende geweld hoeven we niet te zien om het ons voor te stellen.

Zo gaat Joseph vaak te werk, ook wanneer hij gebruik maakt van fotografie in plaats van film: steeds lijkt het belangrijkste bijna te gaan plaatsvinden of juist al gebeurd te zijn, net buiten beeld. Wie grootse gebeurtenissen, lineaire verhalen of duidelijke antwoorden verlangt is bij New Suns aan het verkeerde adres: Joseph suggereert en laat weg, hij zoomt in op individuen die je nooit eerder hebt gezien, hij springt van film naar fotografie naar tekeningen naar zelfs een gipsen beeld, van het ene op het andere moment klinkt er weer keiharde hiphop of ineens duistere ambient – en nergens vormt zich een duidelijke rode draad of een alomvattend verhaal.

Het is een opvallende zet, deze expositie in het Bonnefantenmuseum. Joseph is geen bekende binnen de beeldende-kunstwereld. Hij volgde in Los Angeles een filmopleiding en werkt als regisseur vooral in de hiphopscene: de afgelopen jaren heeft hij naast korte films onder meer veelgeprezen videoclips gemaakt voor Flying Lotus, Beyoncé en Kendrick Lamar. Dat werk viel op door de zorgvuldige, gestileerde aard en het voortdurend gebruik maken van contrasten: Josephs filmwerk was duidelijk geënt op het leven in Amerikaanse achterbuurten, vaak werden die letterlijk vastgelegd, maar steeds deed hij dat op een zeldzaam stijlvolle manier, vol opgepoetste decors, slowmotions, zwart-wit en expliciete tegenstellingen. Uit alles bleek dat hier niet zomaar iemand met een camera bekende artiesten en achtergestelde buurten vastlegde, maar dat hij een eigen verhaal wilde vertellen aan de hand van beeld. Iemand, ook, die de videoclips geen moment als eindpunt zag. Nadat hij met Beyoncé de grote lijnen van haar conceptalbum Lemonade (2016) had uitgedacht – dat onaangekondigd verscheen en bij elk nummer een videoclip had – verklaarde Joseph tegen The Guardian doodleuk dat hij het eindresultaat niet had bekeken omdat hij toen alweer volop bezig was met nieuwe projecten.

Veel van die nieuwe projecten komen nu samen bij New Suns, een overzichtstentoonstelling, Josephs eerste in Europa. Het is verfrissend, Josephs jeugdige en volstrekt eigen blik op onderwerpen die in musea gewoonlijk niet aan bod komen. Soms is Josephs kunst vooral overweldigend, met alle harde geluiden en springerige beelden, soms vervreemdend, soms een tikkeltje aanstellerig, soms irritant, soms nietszeggend en soms gewoonweg mooi. Al klinkt dat laatste woord te vrijblijvend voor deze expositie, te ongevaarlijk ook: schoonheid lijkt geen moment een doel van Joseph te zijn, hij is niet het soort kunstenaar dat wil geruststellen of behagen. Nee, hij wil juist steeds weer wakker schudden en net als in zijn videoclips, die overigens geen onderdeel zijn van de tentoonstelling, doet hij dat door veelvuldig gebruik te maken van contrasten: tussen licht en donker, zowel letterlijk qua belichting als qua thematiek, tussen vreugde en pijn, tussen het drukke stadse leven en juist shots van uitgestrekte natuurvlaktes, tussen overzichtsbeelden en close-ups.

Joseph is op zijn best wanneer hij inzoomt op dat anonieme, weinig flatteuze bestaan in de getto’s van Los Angeles

Over dat laatste gesproken: het is opvallend hoeveel close-ups Joseph gebruikt, ook in zijn tekeningen en foto’s. Vrijwel steeds worden toeschouwers van dichtbij vastgelegd, ook als we bijvoorbeeld pal na die film over Los Angeles op foto’s het verlaten Freetown, Sierra Leone zien afgebeeld, of enkele andere prachtige, uitgestrekte Afrikaanse landschappen. Op de voorgrond staat veelal een afgezonderde twintiger, een wat onbestemde blik in de ogen, wegkijkend van de lens. Iemand die iets te zien krijgt wat wij ons hooguit kunnen inbeelden.

Dat intrigeert, het werkt. Niet eens hoofdzakelijk omdat het enkele fraaie beelden oplevert, maar vooral omdat het raakt aan een van de kernthema’s van de expositie: buitenstaanderschap. Afzondering. Van de directe omgeving, van de rest van de maatschappij. Bij Josephs werk draait het voortdurend om de hedendaagse Afro-Amerikaanse identiteit: nagenoeg alle geportretteerden in de tentoonstelling zijn zwart, de wereld die hij weergeeft bestaat steeds uit zogeheten zwarte buurten, en hij legt niet vast als buitenstaander die eenmalig langskomt met een camera in de hand, hij kijkt zelf als onderdeel van dit systeem, een Afro-Amerikaanse dertiger die onvermijdelijk is opgegroeid tussen zwarten, in de periferie van de samenleving, en die ons net zo abrupt in die wijken dropt als hijzelf daar ooit werd geboren.

Kahlil Joseph: Motion picture still from m.A.A.d., 2014 © courtesy of Kahlil Joseph / Bonnefantenmuseum

Dan is Joseph op zijn best: wanneer hij inzoomt op dat vaak anonieme, weinig flatteuze bestaan in de getto’s van Los Angeles. Vooral omdat hij nergens over gaat op duiding of oordelen. Zo’n film op twee schermen: je kunt het beschouwen als een kritische beschouwing op het leven in het getto en tegelijkertijd als een langgerekte liefdesverklaring. Joseph laat het gewoon zien, hij laat ons dichtbij komen, dichterbij dan we ooit zijn geweest. Met de bruuske overgangen, zowel in scènes als tussen de verschillende zalen, met de vele close-ups, met de flarden van gesprekken die we opvangen, met de beukende muziek, die natuurlijk daarom af en toe zo explosief hard klinkt, ongetwijfeld te hard voor een gemiddelde museumbezoeker: het gaat hier om hedendaagse zwarte jongeren, dit is hoe hun wereld eruitziet. Kendrick Lamar, groepjes op straat, zowel armoede als triomf.

New Suns is gemaakt om zo veel mogelijk te ervaren: niet alleen door de muziek en de thematische contrasten, ook doordat de ruimtes onderling vrijwel volledig van elkaar afgesloten zijn, er is steeds andere nogal nadrukkelijke belichting, nu eens felroze dan weer helemaal zwart, er zijn afzonderlijke installaties ingericht voor zo goed mogelijk geluid, er is zelfs een afgesloten, enorme driehoek met drie schermen waar je van alle kanten doorheen kunt kijken. ‘Multidimensionaal’ is het woord dat vaak valt als het gaat om zulk werk en dat duikt ook veelvuldig op in omschrijvingen van Josephs kunst – en ja, alleen al door die extreem doorgevoerde zintuiglijkheid is de expositie de moeite waard. Nog een hoogtepunt in dat kader: de zaal die is ingericht als kleedkamer. Een tafel met shagresten erop, een bordje waarop het podium met een pijl staat aangegeven, een gitaar, trommels, rijen stoelen waarop bezoekers kunnen plaatsnemen. Op de muur worden filmbeelden vertoond die, leert enig online naspeurwerk, een gefictionaliseerde versie zijn van een scène uit 1979 – een ontmoeting tussen Bob Marley, nog bezweet en zwijgend na een concert, en de beduidend minder bekende artiest Henry Taylor, op wiens herinneringen Joseph zich baseerde. De twee raken aan de praat, een interessant gesprek ontvouwt zich, wat extra indringend wordt omdat je er als toeschouwer praktisch onderdeel van bent, omdat even het idee ontstaat dat jij daar zelf met Marley in een kleedkamer uit 1979 zit.

Heeft dit iets te maken met die film over het moderne Los Angeles? Of met al die andere beelden, staat het voor het contrast tussen vroeger en heden? Het is passend dat zulke vragen nergens expliciet behandeld worden, maar toch: op den duur verlangde ik als bezoeker te midden van al die toonwisselingen en indrukken wel naar iets van een handvat, zeker omdat het een overzichtstentoonstelling is en omdat een deel van de museumcollectie bestaat uit kunstenaars met wie Joseph verwantschap voelt. Waar berust die verwantschap op, wie heeft wat gemaakt? In New Suns wordt niets ook maar enigszins toegelicht. Al is het misschien ook Josephs bedoeling: dat je niet alleen kijkt naar indrukwekkend en beklemmend werk, maar dat je je af en toe ook echt onderdeel voelt van deze vreemde wereld. En dat je net zo aan je lot wordt overgelaten als veel van de afgebeelde figuren.

Kahlil Joseph – New Suns is tot 25 maart te zien in het Bonnefantenmuseum, Maastricht