
Het onderwerp ‘gemengde relaties’ lijkt presentator Iris van Lunenburg op het lijf geschreven: haar huidskleur donker, haar vriendjes steevast wit. Dat vond ze, als adoptiebaby uit Haïti, opgegroeid in melkwit Emmen, tamelijk vanzelfsprekend, tot ze besefte dat ze eigenlijk sowieso alleen maar op ‘wit’ viel. ‘Heb je wel eens met een zwarte jongen gezoend?’ vraagt een vrouwenstem (de regisseur?). ‘Nee, ik vind ze niet zo aantrekkelijk’, zegt aantrekkelijke Iris. Oei. En raar, vindt ze zelf, want ‘niks Bounty, ik houd veel van donker, van buiten en binnen’.
Op naar Zwolle waar ze een good looking muzikant spreekt van ongeveer haar eigen tint. Ze kunnen elkaar de hand schudden: zijn vriendinnetjes zijn uitsluitend blond. Maar die hand komt er niet, want hij begrijpt niets van Iris. Sterker, hij is op zijn pik getrapt: is zwart te min? Hij overweegt zelfs even zijn shirt uit te trekken als doorslaggevend argument voor zijn begeerlijkheid. ‘Je zou dus nooit op mij kunnen vallen?’ vraagt Iris, op haar beurt licht verontwaardigd. ‘Nee’, zegt hij. ‘Dat geloof ik niet’, zegt ze. Allebei dus vervuld van benijdenswaardig zelfvertrouwen en van verbluffende inconsequentie. Hij probeert uit te leggen waarom hij haar voorkeur bizar vindt: ‘Ik wil niet sentimenteel doen, maar in de slavernij verkrachtten blanke mannen donkere vrouwen. Niet dat ik racistisch ben, ik heb witte vrienden.’ Als hij een witte jongen met een donker meisje ziet denkt hij prompt: heeft hij wel respect; is het wel vrijwillig; waarom blijft dat meisje niet in the culture? Hij verklaart zijn eigen partnerkeuze: donkere vrouwen zijn ‘heilig’ en niet voor niets ‘sisters’. Hij wil dat ze voor hem koken en knuffelt ze. Maar blond, tja, ‘let’s dance’ – oftewel ‘materiaal om te fixen’ (zoals een vriend het formuleert). ‘Is er wel respect?’ denkt de kijker.
Dan verlegt Iris het gesprek naar een kapsalon in Amsterdam-Zuidoost. Geen van de Surinaamse dames heeft een witte vriend gehad. Een meisje zou het wel eens willen meemaken, ook al omdat ze dan een keer gezellig kaaskoekjes kan eten. Iedereen giert het uit: wit is toch echt een heel andere wereld. Allemaal zijn ze argwanend als ze witte man/zwarte vrouw zien en hebben ze hun bedenkingen over succesvolle zwarte mannen die opeens met ‘een blanke dame’ aan komen zetten: ‘Hoezo? Zijn wij niet goed genoeg?’ Maar vooral tantes adviseren vaak: neem toch een witte vriend, die zijn liever, je hebt meer communicatie. En ze generen zich een beetje dat ze ook nooit een Afrikaanse vrijer wilden, ook al omdat die Ghanezen zich zo ouderwets kleedden.
Het is vast verboden culturele toe-eigening dat ik, wit, man, oud, hierover schrijf. Het thema is sowieso een mijnenveld en de vrolijke openhartigheid van presentator en gesprekspartners zal aanstoot geven op de uitersten van het kleurenspectrum, ideologisch gezien. Maar alleen al het item over Mokumse Ellen (1966), kind van Surinaamse vader (in de buurt denigrerend ‘verstekeling’ geheten) en witte moeder (‘negerhoer’), die een winkeltje met louter gekleurde poppen en ander niet-wit speelgoed drijft en die, net als haar Surinaamse vriend, de wijsheid en strijdbaarheid zelve is, maakt kijken echt de moeite waard.
Iris van Lunenburg (presentatie), Iris onderzoekt: Gemengde relaties, NTR, 3Lab, dinsdag 15 augustus, NPO 3, 21.00 uur