Het voorlopige akkoord over het referendum is om meer redenen verrassend. De afgelopen jaren is er immers alles aan gedaan om de invloed van burgers en belangengroepen juist te verkleinen. De democratisering van de jaren zestig en zeventig is veel te ver doorgeschoten, de besluitvorming is veel te ‘stroperig’, leve de daadkracht - dat is de stemming. In deze gedachtengang zijn lastige burgers prompt nimby’s, mensen die lijden aan het not-in- my-backyard-syndroom.
Zelden zal een scheldwoord, want dat is het goedbeschouwd, zo algemeen gebruikt zijn in nota’s en toelichtingen bij wetteksten. Van nimby’s hoeft de overheid, die immers hoeder is van het algemeen belang, zich niets aan te trekken. Het zijn egoistische, kortzichtige, ja calculerende lieden. Toen twee jaar geleden de anti-nimbywet (ook in officiele stukken zo genoemd) in de Tweede Kamer kwam, stemden alle fracties dan ook voor.
De wet beperkt niet alleen de invloed van burgers, maar ook van lokale overheden - ook die kunnen immers flink dwarsliggen. De nimby houdt vuilverbrandingsinstallaties tegen, kerncentrales, autowegen, vliegtuigen, maar ook asielzoekerscentra en woonwagenkampjes. Met name asielzoekerscentra zijn in trek als bestuurders toelichten waarom burgers minder inspraak moeten krijgen. Behalve de anti-nimbywet werden ook de tracewet en de Deltawet Grote Rivieren aangenomen, de eerste bedoeld om grote infrastructurele projecten sneller door te kunnen drukken, de tweede om de inspraak bij de dijkverzwaringen tot een minimum te beperken.
Maar tezelfdertijd doen overheid en politiek wanhopig hun best om met de burger ‘in gesprek’ te komen. Phone-ins, stadsgesprekken, lokale referenda, enquetes, contact! Er zijn twee mogelijkheden: of de overheid weet werkelijk niet wat ze met de burger aanmoet en rommelt daardoor maar wat aan, of ze wil in theorie de beruchte kloof graag dichten, maar heeft er in de praktijk gruwelijk de pest aan. Lelijker gezegd: burgers mogen, ja moeten meepraten, maar zodra ze roet in het eten der plannenmakers gooien, zijn het eendimensionale belangenbehartigers.
Neem Amsterdam. Onder druk van de afwijzende referendumuitslag over de vorming van een stadsprovincie vindt er deze weken een ‘gesprek met de stad’ plaats. Maar wil men eigenlijk wel weten wat de bevolking vindt? Want tegelijkertijd dreigt het Amsterdamse gemeentebestuur alle beslissingen die er echt toe doen (over de Noord-Zuidlijn bijvoorbeeld) ‘niet referendabel’ te verklaren, om te voorkomen dat de bevolking het bestuur opnieuw terugfluit. Datzelfde zal op landelijk niveau gebeuren als, zoals met name de VVD wil, grote planologische beslissingen ‘niet referendabel’ worden verklaard.
Het is niet moeilijk om de politici af te doen als potentaten die als het erop aankomt niet bereid zijn macht af te staan. Maar het zijn niet alleen bestuurders die het beeld van de egoistische, kortzichtige burger koesteren. Het leeft ook in de media. Vroeger, in de goede jaren zestig en zeventig, toen werd er nog uit idealisme geprotesteerd, maar tegenwoordig…
En inderdaad, op het eerste gezicht is het allemaal reuze burgertruttig. De omwonenden van het Bimhuis in Amsterdam die vinden dat dit centrum voor geimproviseerde muziek weg moet, de Friezen die bang zijn dat windmolens hun uitzicht verpesten, de bewoners van de Betuwe en het Groene Hart die geen trein door hun achtertuin willen. Overigens is ook hier sprake van ambivalentie. Want is het juist niet prachtig dat de gewone man en vrouw nu ook in verzet komen, dat protest is gedemocratiseerd?
MILIEUMINISTER Winsemius was degene die voor het eerst het begrip nimby in het parlement gebruikte, en wel in 1984, om het Drentse verzet tegen de opslag van radio-actief afval te diskwalificeren. Dit terwijl de gemeente Gasselte - een van de gemeenten die zich verzetten - nota bene een heel plan had ontwikkeld voor een alternatief energiebeleid, opdat kernenergie en dus de opslag van afval niet nodig zou zijn.
Politicoloog en hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam Maarten Wolsink onderzoekt al jaren het fenomeen nimby, of beter gezegd: het gebruik van dat begrip door politici en bestuurders. Nimby’s bestaan eigenlijk niet, meent hij. Wat bestuurders nimby’s noemen, zijn in veel gevallen niaby’s: not in anybody’s backyard. Ze zijn niet alleen tegen project X in hun eigen achtertuin, ze vinden het uberhaupt een slechte zaak. Ze pleiten dus niet minder voor een algemeen belang dan de overheid of plannenmaker in kwestie. Wel verdiepen mensen zich pas in een probleem als ze er aan den lijve mee te maken krijgen. Maar is het oordeel van Bijlmer-bewoners over vliegverkeer minder waard omdat ze zich er pas na 4 oktober 1992 in gingen verdiepen?
En ook als mensen niet in het algemeen tegen een bepaalde voorziening zijn maar slechts tegen de voorgestelde locatie, wil dat nog niet zeggen dat ze allleen oog hebben voor hun eigenbelang. Meestal hebben ze zeer afgewogen ideeen over de vraag waar het betreffende project veel minder overlast zou geven. Het verzet tegen de bouw van windmolens langs de Friese kust is op het eerste gezicht smullen voor cynici: iedereen is voor windenergie, maar blijkbaar niet in de eigen achtertuin. Zelfs de Friese milieufederatie is tegen! Maar de critici geven precies aan waar die windturbines dan wel moeten komen, namelijk bij elkaar, zodat ze niet de hele kustlijn bepalen.
Het voorbeeld van de windmolens toont ook hoe verwarrend het is om natuur, milieu, leefmilieu en landschap als synoniemen van elkaar te beschouwen. Windmolens zijn goed voor het milieu, zoveel is zeker. Maar als er al te veel vogels in de wieken blijven hangen, is dat slecht voor de natuur. Wat weer iets heel anders is dan de slagschaduw en de geluidsoverlast, die het leefklimaat aantasten. En de aantasting van het landschap, ten slotte, is een kwestie van smaak. KENMERK VAN HET zogenaamde nimby-dom is dat de nimby altijd tegen is en nooit voor. Daardoor ligt het verwijt van conservatisme en behoudzucht voor de hand. Maar er gaan steeds meer stemmen op die stellen dat progressiviteit in deze tijd neerkomt op behoud van veel van het bestaande.
Wie het verzet tegen de nieuwe Amsterdamse metrolijn, die Amsterdam-Noord met het World Trade Center moet verbinden, afdoet als nimby-protest is slecht geinformeerd. Natuurlijk zijn er mensen die bang zijn dat hun huis verzakt, maar het overgrote deel van de critici heeft het over de kwaliteit van het openbaar vervoer - als de Noord-Zuidlijn klaar is, dreigen andere openbaar-vervoerverbindingen, juist op de broodnodige korte afstanden, opgeheven te worden -, over de noodzaak van een lijn daar waar nu al een spoorlijn loopt, over het gevaar van speculatie en wolkenkrabbers langs de geplande route, over een eenzijdige ontwikkeling van het stadscentrum et cetera.
Eenzelfde verhaal gaat op voor het verzet tegen de hoge-snelheidslijn van Schiphol naar Belgie en voor de Betuwelijn. Treinen mogen dan in principe goed zijn voor het milieu, de aanleg van nieuwe spoorlijnen kan wel degelijk onzinnig en zelfs slechts voor natuur en milieu zijn. De hoge-snelheidstrein is in z'n huidige vorm vooral bedoeld als aanvoerroute voor nog meer Schiphol-passagiers en kan bovendien vrijwel even snel over verbeterd bestaand spoor rijden. De Betuwelijn betekent slechts extra gesleep met goederen zolang niet tegelijkertijd het vrachtverkeer aan banden wordt gelegd.
Zoals verzet tegen vuilverbrandingsinstallaties ook minder ‘nimby’ is dan het lijkt, in een tijd dat de overheid wel hergebruik en afvalpreventie predikt maar daar niets aan doet. Het aantal vuilverbrandingsinstallaties zal de komende vijf jaar meer dan verdubbelen.
Protest is slechts ‘nimby’ als iedereen het nut van de betreffende voorziening inziet, maar er zelf niets mee te maken wil hebben. Opvangcentra voor zwervers bijvoorbeeld, tippelzones, asielzoekerscentra. Het Amsterdamse GroenLinks-raadslid Annelies Schutte heeft al voorgesteld om voor dergelijke ‘ongewenste gewenste voorzieningen’ een beurs te houden, om ze zo goed mogelijk te verdelen over de stad. Ze deed dat voorstel overigens uit schaamte over de hetze van een stadsdeelwethouder van haar partij tegen de komst van een tippelzone. Binnenkort is er in de Amsterdamse Balie een ‘Tombola’ van de ongewenste gewenste voorzieningen, met alle stadsdeelwethouders.
Het typische is dat de politiek, hoe badinerend ze ook doet over het nimby-dom, meer oor heeft voor achtertuinprotest dan voor principiele kritiek. Geen discussie over de vraag of de Betuwelijn wel nodig is, maar wel een paar extra tunnels geven. Op nimby-gebied valt er altijd wel een compromisje uit te persen. De groepen die zich organiseerden tegen de Betuwelijn stelden zich lange tijd vrij principieel op. Toen echter bleek dat de lijn er sowieso zou komen maar dat er bij VVD en D66 wel ruimte was voor aanpassingen, gingen ze op de pragmatische toer.
De discussie over de dijkverzwaring was opmerkelijk omdat critici daar juist het verwijt kregen en krijgen dat ze te weinig ‘nimby’ zijn: u woont er niet (of u woont er nog te kort), dus bemoeit u zich er niet mee. Weliswaar zijn het vooral de ‘autochtone’ dijkbewoners die dit zeggen, maar de bestuurders maken dankbaar gebruik van die sentimenten.
TROUWENS, HOE VER rijkt de achtertuin? Heette het begin jaren tachtig niet dat een Rus in de keuken minder erg is dan een raket in je achtertuin? Uiteindelijk is vrijwel alles terug te voeren op eigenbelang. Protesten tegen kernwapens en kernenergie, acties voor minder collegegeld en meer invloed op de universiteit, kraken: allemaal eigenbelang. Alleen de anti-apartheidsbeweging en het protest tegen de oorlog in Vietnam waren daarop een uitzondering, maar die bewegingen kregen juist weer het verwijt dat ze een ver-van-m'n-bedshow opvoerden.
Toch is het onmiskenbaar waar dat protest vroeger een meer ideologisch karakter had. Behalve met de algehele ontideologisering heeft dit ook te maken met de opstelling van de partijen ter linkerzijde. Vroeger hielden die zich meer bezig met buitenparlementaire actie, waardoor ze nimby-protest een politieke kant op trokken. Inmiddels gaan partijen nauwelijks meer de straat op, terwijl de mensen dat massaler doen dan ooit.
De overheid zet zelf aan tot een ‘Raad- van-Statedemocratie’‘, vindt Maarten Wolsink. Omdat de overheid, met name waar het gaat om de zogeheten grote projecten - Schiphol, Betuwelijn, HSL, Rotterdamse haven - geen ruimte laat voor een inhoudelijke afweging, grijpen tegenstanders naar juridische middelen. Die altijd tijdwinst opleveren en soms tot afstel leiden. Wolsink: 'Actievoerders gaan dan, in navolging van de overheid, strategisch opereren in plaats van inhoudelijk. En door mensen dan ook nog eens af te doen als nimby’s jaag je ze nog verder de gordijnen in.’
Je zou kunnen zeggen dat Vereniging Milieudefensie met de aanleg van het Bulderbos bij Schiphol een achtertuin heeft gecreeerd, zodat iedereen zich als juridisch belanghebbende kan opstellen. Ook gaan duizenden omwonenden schadevergoeding eisen bij Schiphol. Niet omdat ze nimby’s zijn (al is een enkeling dat zeker), maar als drukmiddel om een inhoudelijke discussie over vliegverkeer af te dwingen. ‘De enige manier om een juridische loopgravenoorlog te voorkomen, is om het hele plan ter discussie te stellen en niet alleen de kleur van de bloembakken’, zegt Wolsink.
Dat het huidige, tijdrovende inspraakcircuit failliet is, is vrijwel iedereen duidelijk. Maar er zijn eerder meer dan minder mogelijkheden nodig om betrokkenen in een vroegtijdig stadium mee te laten denken en beslissen, zo constateerde planoloog en PvdA'er Maarten Hajer jaren geleden al in zijn boek over ecologische modernisering.
Opmerkelijk is het verband, internationaal bezien, tussen de aard van het protest en de reactie van de overheid. In Nederland en Duitsland, waar actievoerders goed zijn in het benutten van de juridische mogelijkheden, worden deze zoveel mogelijk beknot. In Engeland daarentegen bestaat het protest tegen bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe wegen vooral uit blokkades en bezettingen. Daar liet de regering de beroepsprocedures ongemoeid, maar werd begin dit jaar de Criminal Justice Bill ingevoerd, waardoor samenscholingen van meer dan tien mensen verboden zijn.
Wat is overigens het algemeen belang? Om maar weer een voorbeeld uit Amsterdam te geven: het gemeentebestuur besloot onlangs de bouw van 1800 woningen af te blazen omdat een bedrijf met vierhonderd werknemers dreigde te zullen vertrekkken als, door de komst van die woningen, de milieu-eisen zouden worden verscherpt. En hoewel de Amsterdamse bevolking, geplaagd door de geluidhinder, meer dan wie ook tegen de uitbreiding van Schiphol is, werpt het gemeentebestuur zich op als grootste voorstander. Niet de nimby’s, maar de pimby’s hebben het vooralsnog voor het zeggen: please in my backyard.
Er zijn vele voorbeelden van dwaze plannen die dank zij het verzet van nimby’s of niaby’s werden afgeblazen en waarover iedereen nu maar al te blij is dat ze niet zijn doorgegaan: de Markerwaard bijvoorbeeld, of de inpoldering van de Waddenzee, de snelwegen door Amsterdam, de afbraak van de Nieuwmarktbuurt. Enige bezinning, al dan niet geinitieerd door hen die er zelf nadeel van ondervinden, kan nu eenmaal geen kwaad. WAT DAT BETREFT zijn niet de nimby’s een gevaar voor de samenleving, maar de prowby’s: projects without a backyard. Dan staat er plotseling, zonder enig debat, een wolkenkrabber bij het Amstelstation. We mogen blij zijn dat Nederland zo vol is dat er vrijwel altijd direct gedupeerden zijn, die met onzinnige maar ook met zinnige kritiek komen. En niet voor niets zijn het de problems without a backyard waar veel minder aan gebeurt dan nodig is; neem bijvoorbeeld het broeikaseffect.
Hoewel er alle reden is voor cynisme, lijkt zich de afgelopen jaren op beperkte schaal toch een kleine kentering af te tekenen in de benadering van burgers door overheid en politiek. In Groningen mocht de bevolking middels een huis-aan-huis verspreide enquete zelf een ontwerp voor het nieuwe stadhuis kiezen. In Rotterdam ging de politiek na het referendum over de stadsprovincie om de tafel zitten met rabiate tegenstanders en dacht een compromis uit. Over een paar dagen start milieuminister De Boer ‘open gesprekken’ over de toekomst van het Groene Hart (zie elders in deze krant). Weliswaar gaat het hier allemaal om kwesties waar de politiek ofwel werd gedwongen tot overleg (de stadsprovincie) ofwel zo weinig mening over heeft dat ze wel baat heeft bij ideeen van burgers (het Groene Hart), maar het is een begin.
Rijkswaterstaat experimenteert met het ‘Infralab’. In plaats van met uitgewerkte plannen te komen, worden eerst alle betrokkenen (bijvoorbeeld de gebruikers en de omwonenden van een weg) om de tafel gezet om alle problemen te inventariseren. Vervolgens worden er deskundigen bij gehaald om te helpen oplossingen te verzinnen. En uiteindelijk neemt de politiek een beslissing over die oplossingen. ‘Het doel is niet consensus, want er zijn nu eenmaal tegenstrijdige belangen, maar we stellen wel de dialoog, de creativiteit en de eindgebruikers centraal’, vertelt projectleider Ad de Rooij.
Het correctieve referendum waarover nu gebakkeleid wordt, zal vooral de functie hebben dat het politici en ambtenaren dwingt om zich meer aan het oordeel van het volk gelegen te laten liggen. Niet voor niets ruziet het kabinet vooral over de vraag of grote infrastructurele projecten wel referendabel mogen worden: men weet maar al te goed dat de bevolking juist daar anders over denkt dan het kabinet.