Srebrenica Onderzocht
Eind oktober 1995 Het debriefingsrapport verschijnt. Een kamermeerderheid had op het rapport aangedrongen om de rol van Dutchbat bij de verdediging van Srebrenica en het afvoeren van de vluchtelingen vast te stellen.
Februari 1996 De Militaire Inlichtingendienst verhoort vier Dutchbatters wegens vermeend extremisme. Het rapport blijft geheim, zelfs voor de minister. Als Voorhoeves opvolger Frank de Grave lucht krijgt van het rapport, ontslaat hij de mid-top (juni 1999).
Juli 1997 Justitieel onderzoek naar het mislukken van het ontwikkelen van een fotorolletje. Op de fotos zouden lijken zijn te zien én Dutchbatters die helpen bij het scheiden van mannen, vrouwen en kinderen. Conclusie: geen opzet.
Eind september 1998 Commissie-Van Kemenade concludeert dat er geen sprake is van een doofpot rond Srebrenica.
November 1999 VN-rapport over de val van Srebrenica. Dutchbat deels vrijgepleit; wel had het bataljon meer moeten doen om de vluchtelingen te beschermen. De VN concluderen dat luchtsteunprocedures faalden en toekomstige operaties robuuster moeten.
Maart 2000 Het Joegoslavië Tribunaal begint aan het Srebrenica-proces. De Bosnisch Servische generaal Radislav Krstic krijgt 46 jaar wegens zijn aandeel in de genocide. Nog altijd voortvluchtig: Ratko Mladic en Radovan Karadzic.
November 2001 Frans parlementair onderzoek naar de val van Srebrenica. Conclusie: Dutchbat beschermde de vluch telingen onvoldoende, maar de Franse generaal Janvier (opperbevelhebber van de VN-macht) had veel eerder luchtsteun moeten bieden.
Het Bosnische stadje Srebrenica is gezwollen tot enorme proporties. In het collectieve geheugen wel te verstaan. De genocide vaak aangeduid als «de grootste massamoord in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog» die er zou hebben plaatsgevonden, is een internationaal trauma. Voor de Bosnijakken, voor de Nederlanders, voor de Navo, voor de top van de Verenigde Naties; eigenlijk voor de gehele al te goedwillende internationale gemeenschap. En zoals dat gaat met traumas woekert ook Srebrenica door. Met ontzag wordt de naam van het stadje uitgesproken in diplomatieke wandelgangen. Dan rechten zich de ruggen en verhardt de blik. Sinds het debacle in de Bosnische enclave zijn de vredesmissies robuuster geworden, en is sneuvelbereidheid in Navo- en VN-kringen geen vies woord meer.
Sinds de blauwhelmen van Dutchbat zich in juli 1995 lieten overrompelen door Servische troepen heeft vooral Nederland geworsteld met het geweten. De Nederlanders dienden in naam van de Verenigde Naties de safe haven Srebrenica te beschermen, een van de «veilige gebieden» in Bosnië, volgestouwd met vluchtelingen. Maar toen de Bosnische Serven aanvielen, lieten Dutchbat, de VN en de Navo (die de vliegtuigen leverde voor eventuele luchtsteun) het afweten. Dutchbat stond beteuterd toe dat mannen werden gescheiden van vrouwen en kinderen. De meesten van hen werden door de Serven afgevoerd in bussen en vrachtwagens, deels onder Nederlandse begeleiding. In de dagen na de val van het «veilige gebied» bleek dat duizenden Moslimmannen spoorloos waren. Volgens het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) zijn het er nog altijd ongeveer 7400. Dat is 42,5 procent van het totale aantal vermisten in Bosnië. Er wordt nauwelijks aan getwijfeld dat ze in koelen bloede zijn afgemaakt door eenheden van de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic.
Volgens een woordvoerder van het Joegoslavië Tribunaal zijn tot nog toe ongeveer drieduizend lichamen gevonden die met de executies rond Srebrenica in verband gebracht kunnen worden. «Er zijn nog achttien massagraven die moeten worden onderzocht. We vermoeden per graf tussen de vijftig en tweehonderd lichamen te zullen aantreffen.»
In Nederland worden nationale traumas eindeloos gerekt. Zie de Bijlmerramp, de politionele acties en de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Er wordt gediscussieerd, geconspireerd, van alles verzwegen wat door de media wordt opgerakeld en vervolgens wordt er onderzocht. Jarenlang, desnoods. In november 1996 kreeg het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie van de Nederlandse regering de opdracht de omstandigheden van de ramp te onderzoeken. Op 10 april, bijna vijfeneenhalf jaar later, presenteert het eindelijk zijn studie. De publicatie omvat maar liefst 3400 paginas, gevat in twee banden, en is getiteld Srebrenica, een «veilig» gebied: Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area. Het omslag prijkt reeds op de website, maar de inhoud wordt angstvallig geheim gehouden. Het weinige wat men kwijt wil is dat het «een aangrijpend relaas» betreft «over de complexe tragedie van een veilige enclave» en dat ook aandacht zal worden besteed aan «de nasleep, die in Nederland tot een politieke affaire zou uitgroeien».
Dat is nu juist wat niet is gebeurd. Omtrent Srebrenica is reeds van alles onderzocht en uitgeplozen (zie kader), maar op geen enkel moment was er sprake van een heuse politieke affaire.
Geen minister kwam ooit werkelijk in de knel door de gebeurtenissen. De toenmalige minister van Defensie Joris Voorhoeve houdt staande dat de VN op het cruciale moment weigerde luchtsteun te verschaffen aan de belegerde Dutchbatters. Volgens hem was de enclave, gelegen in een dal, onverdedigbaar. Dat hij na de gevechten en deportaties overwoog af te treden, had niets te maken met politieke druk. Hij bleef uiteindelijk op zijn post omdat hij vreesde met zijn aftreden de indruk te wekken dat Nederland voor de ramp verantwoordelijk was.
Ook premier Kok heeft altijd ontkend dat Nederland iets te verwijten viel. Toen de Franse minister van Buitenlandse Zaken De Charette publiekelijk verkondigde dat de Nederlanders zich te weinig verzetten tegen de Bosnische Serven ontstak hij in woede. «Ik accepteer niet dat de indruk wordt gewekt dat Nederland daar de zaak verkwanseld heeft!» Het voorstel van de Franse president Chirac om de enclave terug te veroveren, deed hij af als «spierballentaal» en «gekkenwerk». De Franse ambassadeur werd op het matje geroepen en een diplomatiek schandaal kon slechts worden afgewend doordat de Fransen haastig inbonden.
Hier botsten twee culturen. De Fransen zetten ruimhartig hun Vreemdelingenlegioen in en keken niet op een dode meer of minder. Weken voor de val van Srebrenica bestormden Franse troepen bijvoorbeeld een brug bij Sarajevo die hun was ontfutseld door de Serven. Die hadden zich in gestolen VN-uniformen vermomd en namen zonder een schot te lossen de legionairs, die dachten dat ze werden afgelost, bij de neus. Op bevel van Chirac persoonlijk besloot het Franse peloton de brug te bestormen, zonder enige dekkingsmogelijkheid. Daarbij sneuvelden twee Fransen en vier Serven. Negen Fransen raakten zwaargewond. Maar de brug behoorde weer tot de VN, en de Franse eer was gered. Van dergelijke onbezonnen gevechtsacties ingegeven door irrationele argumenten houden Nederlandse politici en militairen zich doorgaans verre.
En dat is nu juist wat Mient Jan Faber, voorzitter van het Interkerkelijk Vredesberaad Nederland, hen lijkt te verwijten. Vorige week presenteerde het IKV een door Faber hoogstpersoonlijk geschreven rapport over de val van Srebrenica, getiteld Srebrenica: De genocide die niet werd voorkomen. De studie is bedoeld als tegenwicht voor het komende Niod-rapport, dat wordt uitgevoerd in opdracht van de regering.
En een tegenwicht is het: het IKV constateert dat de daders van de genocide genoeglijk bekend zijn, maar dat Dutchbat en de Nederlandse regering, met name de minister van Defensie, verantwoordelijk zijn voor het niet voorkomen ervan. Het IKV roept op tot een gesprek tussen de «verantwoordelijken (en ons allen) en de overlevenden van Srebrenica». Zo bezien is het rapport het product van het nationale trauma. Niet alleen de Dutchbat-militairen en Nederlandse bewindslieden maar «wij allemaal» zijn schuldig. Het rapport is voornamelijk geschreven vanuit het perspectief van de slachtoffers (het IKV heeft al jarenlang goede contacten met de Vrouwen van Srebrenica), maar over het algemeen goed gedocumenteerd. Op verschillende plaatsen wordt echter uiterst selectief met bronnen omgesprongen: herhaalde malen worden beschuldigingen aan het adres van Dutchbat niet gestaafd.
Kern van het verhaal is dat door de weigering van Dutchbat om tegen de Serven te vechten luchtsteun uitbleef. Die kon immers pas gegeven worden als formeel aan de absurde eis was voldaan dat op Dutchbat werd geschoten. Bovendien faalde Dutchbat in het snel op gang brengen van een VN-evacuatie van de vluchtelingen, waardoor Mladic het maar zelf deed, en en passant besloot de mannen op gevechtsleeftijd te vermoorden. De Nederlandse regering liet het erbij zitten door vage richtlijnen uit te vaardigen en niet zoals wél afgesproken in de ministerraad een lotsverbondenheid tussen Dutchbat en de vluchtelingen aan de eenheden op te dragen.
Op de conclusies van het IKV valt veel af te dingen. De Nederlandse neiging om de verantwoordelijkheid te leggen bij de VN en de Navo, die keer op keer luchtsteun weigerden, wordt afgedaan als «misplaatst» terwijl Dutchbat wel degelijk, ook volgens het rapport, werd beschoten. Dat Mladic op zeker moment meer dan vijftig Dutchbatters krijgsgevangen had gemaakt en dreigde die te doden en tot bombardementen over te gaan als de compound in Potocari, waar het bataljon en duizenden vluchtelingen zich hadden teruggetrokken, niet werd ontruimd, wordt afgedaan met de opmerking dat «aan eerdere dreigementen, tegen de VN, door de Serviërs nooit was voldaan».
De alternatieve scenarios die aan het eind van het rapport worden geschetst, bevatten dan ook niet de mogelijkheid van honderden gedode Dutchbatters en duizenden door granaten uiteengereten Moslims. Noch het scenario van door de VN opgetrommelde voertuigen waarmee Mladic alsnog zélf de deportatie zou regelen, gevolgd door executie. Hij beschouwde de meeste Moslimmannen immers als «oorlogs misdadigers» in het begin van de oorlog begingen Moslims in Oost-Bosnië wreedheden die in het rapport niet worden genoemd. En zo zijn er wel meer inconsistenties in het stuk te vinden.
Premier Kok deed het IKV-onderzoek af als eenzijdig. Bert Bakker (D66), die het parlementaire onderzoek leidde naar de vredesmissies, vond het gekleurd. Het Niod, dat prat gaat op grondigheid en onpartijdigheid, is aan zet. De roep om een parlementaire enquête met als inzet de schuldvraag zal na de Niod-presentatie op 10 april waarschijnlijk nog luider klinken dan nu. Maar vóór de verkiezingen van 15 mei zal daar weinig meer van terechtkomen. Koppen zullen er zeker niet rollen. Het is ook maar de vraag of dat iets bijdraagt aan het verwerken van het verleden. Schuld bekennen soms wel. Milieuminister Jan Pronk, die ook ten tijde van het Srebrenica-drama deel uitmaakte van de ministersequipe, deed dat onlangs. «Terug blikkend hebben we gefaald: ik, de politiek. Niet de militairen, want die werken op basis van instructies en die zijn kennelijk onvoldoende duidelijk geweest», zei hij in Nova. Dat was dapper. En dat was alles. Hij trok geen politieke consequenties.