Zondag de tweehonderdste uitzending van Podium Witteman. ‘Ik kan die grijze kop van Witteman niet meer zien’, voegde een bejaarde (!) kennis van weleer mij (witte kop) uit het niets toe, in het voorbijgaan in het café (pre-corona). Ze wist kennelijk uit De Groene dat ik niet zo een beetje fan van Podium Witteman ben – wat overigens aan oneindig veel meer dan de naamgevende presentator te danken is. Zozeer fan dat Renate van der Bas (verre van oud) van Trouw en ik nu al jaren proberen de Nipkow-jury tot een schijf voor dit mooiste aller muziekprogramma’s, ook internationaal (!), te bewegen. We krijgen een enkeling mee maar de lauwerkrans blijft ver uit zicht. Deels, vermoed ik, omdat een deel van de jury nou eenmaal niet van de ‘klassieke muziek’ is, want inhoudelijke argumenten tegen hoor ik eigenlijk nooit of het zou alweer de leeftijd van Witteman moeten zijn (over inhoudelijk gesproken). En als je echt niet van het genre bent, dan kijk je misschien zelfs niet als collega’s het voordragen – als iemand André Rieu zou nomineren zou ik ook niet plichtsgetrouw Uitzending Gemist raadplegen.

En ja, dan houdt ons nobel streven op. Want ‘klassiek’ vormt een essentieel onderdeel van een programma dat tegelijk juist óók de randen van het genre systematisch en principieel overschrijdt. ‘Cross-over’ is een integrerend bestanddeel, alleen al schuilend in de naam van hun verrukkelijke, briljante huisband/ensemble Fuse, dat voor jazz, folk, wereld- en avant-gardemuziek (voor veel ‘klassieke’ melomanen stopt de muziek bij de Letzte Lieder van Richard Strauss – Baudet staat niet alleen) de hand niet omdraait.

Er wordt veel, verhelderend en vaak geestig gepraat in het programma, maar nooit gaat dat ten koste van het substantiële muzikale deel. En al helemaal nooit gaat dat ten koste van de liefde voor muziek. Integendeel: eigenlijk is elk gesprek een ode aan beschermvrouwe St. Cecilia – kleine navolging van Nicholas Brady’s lofzang op de macht van de muziek, door Purcell schitterend van klank voorzien: Hail! Bright Cecilia (1692). Saai, al die odes? Integendeel: kwaliteit, schoonheid en geluk kun je nooit genoeg delen.

Maar wacht even: is er niet toch iets ernstig mis met Podium Witteman? Beginnen we opnieuw: Witteman oud. Zeker, maar kom op zeg: kundig in het kwadraat. Kundig als interviewer, gespreksleider, gesproken columnist; en kundig als bovenmodaal muziekkenner. Zijn Engels inderdaad niet dat van jongere generaties; zijn stijl licht gereserveerd, soms wat stijfjes (verademing vergeleken bij selfkickende presentatoren), maar juist door die afstandelijkheid werkt zijn incidentele emotie – door muziek, door muzikanten, door hun uitvoeringen – wanneer die door de lichte ironie heen kiert, extra sterk. En dan: hij wordt gestut door twee generaties onder hem. Het middensegment in persoon van Mike Boddé; de jeugd in Floris Kortie.

Wat nog weinig zou zeggen, ware daar niet de chemie tussen het trio in de loop der tijd alleen maar is toegenomen. Wederzijds respect en bewondering tussen Boddé en Witteman knalt ervanaf, nog versterkt door vriendschappelijk jennen. Wij hebben hier met liefde van doen. In de eerste uitzending van dit seizoen zette Mike Paul op het verkeerde been. In de repetitie had hij een liedje gedaan, maar in de uitzending legde hij uit dat dat volgende week wel zou komen: nu speelde hij zijn compositie Voor Paul. Cadeautje voor een vriend dus. Paul luisterde, wat ongemakkelijk want juist bij zoiets krijg je de camera op je harses, naar een knap stuk, knap gespeeld. Applaus. Zegt Paul dat Mike goed naar Schumann heeft geluisterd, of zoiets. Wat waar mag zijn maar als eerste reactie toch wat koeltjes is. Zegt Mike, ook niet mis, dat nog menig ander componist ter inspiratie had gediend. En zie je pas daarna dat Witteman wel degelijk even moet bijkomen van het geschenk.

Maar een programma over een muze (per definitie vrouwelijk), gebracht door drie mannen!? Zie je dan niet hoe absurd dat is in een tak van kunst waar steeds meer vrouwen niet alleen de orkesten en ensembles bemensen maar ook als componist, dirigent en solist floreren? Neem alleen al het verbluffend aantal jonge vrouwelijke violisten van eigen bodem met internationale carrière. Daar heeft u een punt. Maar Witteman eruit? Nee. Boddé? Ondenkbaar vanwege unieke combinatie van muzikale en perform-talenten en vanwege hartveroverende, warme persoonlijkheid. Ik had het, bij begin, verstandig gevonden een Florien Kortie te zoeken als representant van de jonge generatie. Maar die jongen is na aarzelende opening zo gegroeid en veelzijdig dat ‘never change a winning team’ zich opdringt.

Belangrijker rechtvaardiging voor het programma zoals dat er vanaf begin staat lijkt me de rol van het zestal van Fuse. De drie vrouwen zijn zó toonaangevend in muziek en woordvoering, en daarin zo goed, helder en vaak ontroerend, dat dat een reëel tekort niet volledig maar wel deels compenseert. Al zijn ze er meestal maar om de week. Wekelijks lijkt me ook niet te doen als je je realiseert wat er komt kijken bij hun verbluffende uitvoeringen en arrangementen. Dat ze hun hand niet omdraaien voor dat veelzijdige, complexe repertoire, zoals ik zei, is uiteraard bij wijze van spreken: daar gaat keihard werken aan vooraf. Jammer dat ze er deze zondag niet bij zijn in de jubileumaflevering. Ik maak me sterk dat de bedenkers van het format nooit verwachtten dat succes en duur zo groot en lang zouden zijn.

Nog even over leeftijd. Ik vond die dame van de openingszin behoorlijk bot. Bovendien: kom niet aan een van mijn favorieten. Maar ik besefte later dat ik vaak niet veel beter ben. Wij bejaarden zijn net als toeristen: die beklagen zich steevast over toeristen, want ieder waant zichzelf reiziger met alleenrecht op Venetië. Wij muziekliefhebbers zien bij Zaterdagmatinee en in de Opera voornamelijk grijze en witte koppen en vinden dat verre van leuk. Mijn nichtje was een bezienswaardigheid in de tijd dat we er samen heen gingen: omdat ze dertiger was. Zo is het zelfs bij het publiek van Podium Witteman, waar je toch gratis naar binnen kunt voor corona (en nu weer). Terwijl ik ervan overtuigd ben dat NTR en makers niets liever willen dan jong publiek. Elke week is er sowieso een (piep)jonge solist. Schoolorkesten, jeugdorkesten, educatieve projecten, noem maar op. En dan gaat de camera weer langs onze ouwe publiekskoppen (op een plek waar je zelf had willen zitten!) en krijg je thuis een hevig gevoel van ‘witte zelfhaat’. Ga weg daar, maak plaats, waar is de jeugd? Terwijl, en dat is een mirakel, er wel continu hele blikken jonge, geweldige muzikanten opengetrokken worden.

Zeker in mijn grote liefde van de ‘oude muziek’ heb je niet alleen steeds weer nieuwe ensembles, maar zie je ook hoe ‘oude’ orkestnamen op het podium soms piepjong bemenst zijn. Dat is verheugend, maar voor een levendige muziekcultuur zijn niet alleen jonge musici maar is ook jong publiek nodig. Jonger dan wie ik om me heen zag toen ik nog in grijze colonne door de Utrechtse straten van kerk naar kerk sjokte tijdens het Holland Festival Oude Muziek. Ik weet dat er op veel plekken hard aan gewerkt wordt, tot de boel in elkaar lazerde door die Egyptische gruwelplaag, maar effect daarvan zag ik niet in de segmenten waar ik kwam. Ik beken: ook mijn kleinkinderen heb ik nooit kunnen bekeren.

Hoogtepunten? Geen beginnen aan omdat bijna elke aflevering er één of meer bevat. Zegen van de moderne techniek is dat je digitaal een gigantische PW-mediatheek tot je beschikking hebt. Op NPO Start staan alle 24 afleveringen sinds januari 2019 klaar; op Uitzending Gemist zelfs de laatste honderd.

Laat ik er toch één noemen. Als hommage aan Fuse kies ik de honderdste uitzending, die zelf weer hommage aan Fuse was van redactie en makers. Zij mochten, na het loflied van Mike Boddé (deze keer meegezongen door Kortie en Witteman) helemaal losgaan. Kijk en luister alleen al naar hun eerste nummer in die uitzending, Danzon II van Arturo Marquez (hun Latijns-Amerikaanse kant) en breek uitgesteld met het publiek de zaal af: wat een power.

Eerste gast was conservatorium-viooldocent Peter Brunt, die een belangrijke rol speelde bij de ondersteuning van het toen net bedachte en begonnen clubje dat door alle ‘klassieke’ grenzen heen wilde breken. En die Emma, begaafd violist, maar behept met podiumangst (zoals veel muzikanten) het plezier en zelfvertrouwen bij musiceren teruggaf. Julia Philippens, boven alles jazzviolist, nodigde haar idool Didier Lockwood, improvisatiekampioen, uit en hun battle op de Tiger Rag is om in te lijsten (ook hier weer schade aan het meubilair na afloop). Mascha van Nieuwkerk, cellist, zette haar vader, componist en conservatoriumdocent moderne muziekgeschiedenis, in het zonnetje middels een compositie van zijn hand, voor saxofoons gearrangeerd. En Mike Boddé legde hilarisch maar toch serieus het belang van de mannensectie van Fuse uit (Adriaan Breunis, altviool; Tobias Nijboer, contrabas; Daniël van Dalen, drums) die zichzelf in een appgroep veelzeggend ‘De onderknuppels’ noemen. Nou ja, veel lawaai, veel gelach en superieur musiceren. Een ware feestuitzending. O ja, en wat een geweldige arrangementen heeft en maakt Fuse altijd.

Op naar zondag, de tweehonderdste. Met Marjolijn van Heemstra, theatermaker, die met muziekcollectief Pynarello een voorstelling over de twee Voyager-ruimtesondes maakt. Met sopraan Laetitia Gerards die met Mike optreedt. Met in de wekelijkse rubriek Jonge Helden de winnaar van het Concertgebouw Concours voor musici tussen tien en veertien die pas die middag bekend wordt. Met The Rosenbergs, de jongste generatie van die naam die nu al tot de top van de gypsy-jazz behoort (vervelend hè, die klassieke muziekprogramma’s, want ze spelen de badinerie uit de Tweede Suite van Bach).

Nou ja, de jury van de Nipkowschijf (ik citeer een collega) ‘maakt zichzelf volstrekt ongeloofwaardig’ als die van 2021 niet naar Podium Witteman gaat. Al was het maar omdat ze naast wonderkinderen van eigen bodem de absolute mondiale top van de muziekwereld in de Hallen weten te krijgen: Menahem Pressler, pianist, inmiddels 96, zelfs tweemaal.

Podium Witteman, Zondags, NPO 2, 18.15 uur.