
Pal voor de hoofdingang van de Utrechtse Stadsschouwburg staat een transportbusje geparkeerd. Vreemd is het speakertje aan de buitenkant waaruit plechtstatige koorzang schalt. Bij het verlaten van het theater staat het busje er nog. Nu weet de bezoeker waarom. Het gezang maakt deel uit van de voorstelling die binnen nog gaande is. Een socialistisch strijdlied is het, dat arbeiders oproept op te staan om de schande van de slavernij te beëindigen. De personenbus is het vervoermiddel van tien Bulgaarse werknemers, die daarmee van en naar hun groepsverblijf in Den Haag worden getransporteerd. Ze zijn gerekruteerd omdat Bulgaren bekendstaan als ideale werkkrachten: zonder te klagen maken ze lange dagen in West-Europese fabrieken, magazijnen, teelkassen en slachthuizen, omdat de lage verdiensten voor hen meer zijn dan ze in hun eigen land kunnen krijgen. Theatermaker en beeldend kunstenaar Dries Verhoeven betaalt hen volgens de Nederlandse theater-cao. Het tiental werkt mee aan zijn nieuwste project Broeders verheft u ter vrijheid.
Het theaterdeel van dit tweeledige project is meer een installatie dan een toneelstuk. Het publiek, getest en van een tijdslot voorzien, aanschouwt een doorgaande loop. Op het schouwburgtoneel is een helverlicht distributiecentrum gebouwd, waarin metershoge, witte robots kratten opstapelen en op zelfrijdende karretjes plaatsen. Het zoemen van de trage, machinale bewegingen wordt aangevuld met het gezang van de Bulgaren. De mannen en vrouwen, verschillend in leeftijd en gestoken in dagelijkse, onopvallende kleding, zitten voor de machinehal in een glazen nis. Ze zingen meerstemmig en kijken stoïcijns voor zich uit. Hun repertoire is nogal beperkt: steeds opnieuw zetten ze, op aangeven van de voorste jonge vrouw, hetzelfde draderige strijdlied in. Dat doen ze acht uur lang. En op de komende tournee langs een aantal steden soms dagen achter elkaar. Hun korte pauzes volgen de tijdsindeling van bol.com.
Het minimalistische theatergebeuren roept bij de binnengetreden toeschouwer opstandige gedachten op. Is dit alles? Hoelang word ik geacht hier te blijven? Is het niet vernederend voor die Bulgaren dat ze tentoongesteld zijn? Kunnen de zangers mij tussen de verspreide bezoekers naar hen zien zitten turen? Is het heel onbeleefd als ik nu het programmaboekje ga lezen? De aard van het gebodene en de boodschap ervan zijn demonstratief overzichtelijk. Zie hoe robots de mens verdringen. Hoe zelfs Oost-Europese werknemers overbodig raken. Hoor hoe gedateerd hun protestlied is, en hoe loos hun oproep tot revolutie. Maar, zoals wel vaker bij een repetitief kunstwerk dwingt de duur een zekere overgave af, en een verscherpte waarneming. De loop die de Bulgaren gevangenhoudt, bevat een intrigerende compositie: herhaaldelijk zwelt het geraas van de machines aan terwijl de zangers geluidloos doorzingen. Eigenlijk zit er een dromerige schoonheid in de installatie. Het machineballet lijkt functioneel, maar de kratten die circulair worden doorgegeven, zijn leeg. De robots zijn even doelloos als de zingende import-werknemers, ze dienen hier samen de kunst.
Het programmaboekje helpt. Meelezend met de tekst van het protestlied versta je ineens de Nederlandse zinnen: ‘Ziet hoe een vloed van miljoenen/ eind’loos uit nachtdonker dromt.’ De beknopte portretten erin van de koorleden maken de groep tot individuen. Allemaal verdienen ze hun geld in de onderste regionen van onze consumptiemaatschappij: als naaister in een textielfabriek, als inpakker bij de pakketdienst van een warenhuis, aan de lopende band van een slachthuis of een constructiebedrijf, in de aardbeienpluk of de bloementeelt. In Spanje, Duitsland, Engeland, in de kassen van ons Westland. Ze vertellen over de toewijding en discipline die hun fysieke werk vereist, over verantwoordelijkheid en perfectionisme. Ze noemen als hobby’s reizen, lezen, tekenen, zingen of alles wat met mondiale politiek te maken heeft. En gaandeweg verschuift de machtsverhouding tussen de kijker en de tentoongestelde Bulgaren. Dit zijn niet zomaar wat ingevlogen uitvoerders. Het zijn zelfbewuste performers die het Nederlandse elitepubliek laten nadenken over onze vervreemding van noeste arbeid waar goedkope krachten uit lagelonenlanden hun naasten voor verlaten.
Sociaal ongemak is voor Dries Verhoeven (Oosterhout, 1976) een rijke inspiratiebron. Als zijn publiek zich bij zijn werk ongemakkelijk voelt, dan is hij daar doorgaans op uit geweest. Dat kan weleens te ver gaan. In 2014 werd zijn project WannaPlay? in Berlijn voortijdig stopgezet omdat hij bedreigd werd door woedende bezoekers. Verhoeven zat bij deze installatie tien dagen lang in een glazen barak op een stadsplein te chatten met contactzoekers op homo-dating-app Grindr. Hij wilde tonen hoe het openbare homocafé als ontmoetingsplek heeft plaatsgemaakt voor het afgeschermde internet waar vluchtige seks de eerste insteek is, en voerde met de chatters gesprekken over zijn zoektocht naar intimiteit. Dat deze gesprekken – weliswaar geanonimiseerd – op de wand van de barak werden geprojecteerd, ervoer een Grindr-gebruiker als zo’n grove aantasting van zijn privacy dat de man verhaal kwam halen. ‘Hoe vond je het om in elkaar geslagen te worden?’ vroeg interviewer Gijs Groenteman toen Verhoeven onlangs te gast was in het radioprogramma Kunststof. Het antwoord was typerend voor een ontregelaar die, opgeleid en begonnen als vormgever van andermans voorstellingen, het schouwburgtoneel verruilde voor de openbare ruimte omdat hij daar met zijn installaties meer teweeg kon brengen. ‘Ja…’ klonk het peinzend, ‘wel interessant.’ De ontvangen vuistslagen hadden Verhoeven duidelijk gemaakt hoe gevoelig in Berlijn privacy-kwesties liggen, gezien het Oost-Duitse verleden met Stasi-spionage. Na deze confrontatie zorgde hij ervoor dat hij de contactzoekers in Wanna Play? eerst zijn intenties uitlegde en toestemming vroeg om de chat openbaar te maken.
Controverse ontstond vooral in het buitenland rond Verhoevens project Ceci n’est pas… uit 2013, een serie in een vitrine tentoongestelde mensen die het passerende publiek in een winkelstraat confronteerden met taboe-onderwerpen: een vijftienjarig zwanger meisje, een naakte vrouw die niet aan het doorsnee schoonheidsideaal voldeed, een gemaskerde jongen die zijn geweer koesterde. Werken met ‘gewone mensen’ in plaats van met geschoolde toneelspelers verloste Verhoeven naar eigen zeggen van het publieksoordeel over acteerprestaties, en van een bemiddelende instantie die in de weg staat van wat hij wil laten zien en ervaren. Liever geeft hij het publiek de belangrijkste rol, zoals in zijn installatie U bevindt zich hier (2007): een labyrintisch triplex hotel vol kamertjes waarin toeschouwers elk een eigen bed krijgen, en ze pas na het omhoog komen van het spiegelplafond alle andere geïsoleerde individuen zien liggen. Dan is ook het collectieve verhaal te horen dat medewerkers hebben opgebouwd uit de antwoorden op persoonlijke vragen over hun uitzicht of hun dromen die de alleen gelaten toeschouwers op formulieren hebben ingevuld.
Of Verhoeven organiseert een date tussen een toeschouwer en een immigrant die je drie kwartier lang alleen op de rug ziet (Niemandsland uit 2008). Hij of zij gaat je voor op een wandeling door een stadse allochtonenbuurt, terwijl een stem op jouw koptelefoon mogelijke levensverhalen vertelt van de anonieme persoon voor je: het ene moment stelt deze zichzelf voor als een hoogopgeleide vluchteling met een dramatisch oorlogsverleden, om daarna te beweren dat hij/zij een gelukszoeker is die voor betere verdiensten naar Nederland is gekomen. Bijzonder ‘ervaringstheater’ levert dit op, waarbij de uitgezuiverde vorm samenvalt met een filosofische inhoud over wat individuele mensen verbindt in een gefragmenteerde samenleving.
Broeders verheft u ter vrijheid past in Verhoevens projecten met tentoongestelde mensen. Wie de moeite neemt om na het zien van de schouwburginstallatie af te reizen naar Den Haag kan daar het groepsverblijf bezoeken waar de tien Bulgaren wonen tijdens drie maanden seizoensarbeid in het Nederlandse theater. Dat is een aanrader; het geeft een vervullende verdieping aan de wat afstandelijke podiumgebeurtenis. In het voormalige ambassadegebouw aan het Lange Voorhout waar nu kunstcentrum West zetelt, draaien te midden van de gangen met verblijfskamers twee films over het project waarin je de performers leert kennen. Terwijl je die bekijkt, lopen zij langs met handdoeken en toilettassen richting de douche, of zie je hen buiten op een tuinbankje zitten lezen.
Een lekker lange making of-documentaire toont hoe Verhoeven in Bulgarije spelers zoekt met ervaring in het lagelonenwerk en met liefde voor zang, theater en muziek. Hoe hij in Sofia in strijd komt met een uitzendbureau dat de salarissen van aangebrachte kandidaten voor zichzelf wil verdubbelen. Je ziet hoe open Verhoeven zijn intenties met de performers bespreekt: ‘I would like to outsource the protest to you, and pay you very well.’ Protesteren heeft geen zin, vindt Peyo: ‘I prefer evolution over revolution.’ Antonia denkt dat een communistisch volk gewend is om te worden kleingehouden. ‘Ik denk dat communisme niet zo veel anders is dan kapitalisme’, antwoordt Irina. Naar aanleiding van een afwijzingsbrief van een subsidiënt die suggereert dat de performers worden geëxploiteerd, bespreken ze de ethiek van het project, en de moeilijkheidsgraad van het acht uur lang herhaalde lied. ‘Je moet door de pijn heen’, suggereert Valentina die vertelt over een Bulgaars vruchtbaarheidsritueel waarbij hun voorouders de Nestinari over gloeiende kolen lopen. ‘Happiness is not the goal, true life is the goal’, stelt Kalin.
Prachtig is de drie-panelenvideo waarin tien performers de machinale bewegingen mimen van werkzaamheden die ze eindeloos hebben verricht, terwijl ze vertellen over barre omstandigheden (luiers dragen als er geen pauzes zijn), over de pijn in hun lijf, over hun gevoelens en gedachten. Kalin voelt zich heerlijk in de druivenpluk met al het sap op zijn handen: ‘I am part of the juices of the world!’ Valentina fantaseert zich soms heel ergens anders, en voegt stiekem dansmoves bij haar lopende-bandbewegingen. Als Petyo te veel tijd heeft om na te denken, gaat het niet goed met hem. ‘My mind transformed me into a robot to avoid this.’
Intiem en persoonlijk zijn hun ontboezemingen, poëtisch de close-ups van hun werkende handen. Aan het uitbuiten van goedkope Oost-Europese werkwilligen zal Verhoevens project niks veranderen. Maar als zijn ‘requiem voor de arbeider’ een protest is tegen de onachtzaamheid waarmee we ons zware handwerk uitbesteden aan mensen naar wie we amper nieuwsgierig zijn, dan is het daarin overtuigend geslaagd.
Tournee theatervoorstelling: driesverhoeven.com. Tentoonstelling in West: westdenhaag.nl