BERLIJN - Ooit zetelde Hermann Görings Rijksluchtvaartministerie aan de Wilhelmstrasse. Tegenwoordig herbergt het nationaal-socialistische bouwwerk het ministerie van Financiën. Meer dan zestig correspondenten uit de hele wereld hebben zich er deze donderdagmiddag verzameld. Zij komen voor de man die aan het midden van de tientallen meters lange ovale tafel zit: Wolfgang Schäuble. In een rolstoel, want de machtige conservatieve minister is verlamd sinds hij in 1990 werd neergeschoten door een gek.
De bijeenkomst vindt heel toepasselijk plaats in de ‘Eurozaal’. Dat is ook waar vrijwel alle vragen over gaan. Maar diepere analyses van de crisis waarin het Europese project zich bevindt, zijn ver te zoeken. Minister Schäuble moet spitsroeden lopen. Eén ongelukkige opmerking kan de euro al doen kelderen, en de rentes op staatsobligaties van probleemlanden stijgen.
Dat is precies waar een groot deel van de journalisten op hoopt. Waren er niet zulke enorme financiële en politieke belangen mee gemoeid, dan zou het iets kinderachtigs hebben. De grote Amerikaanse persbureaus, The Financial Times, The Wall Street Journal: alle vissen naar een paar woorden die zo geïnterpreteerd kunnen worden dat de Duitse minister van Financiën een omvallen van Portugal of Spanje niet uitsluit. Of die suggereren dat het Europese reddingsfonds toch niet groot genoeg is. En de minister? Die moet al die identieke vragen zien te pareren met telkens weer nieuwe, nietszeggende antwoorden.
ZO ZIET de officiële discussie over de euro eruit. Maar achter de schermen gebeurt meer. Niets minder dan de toekomst van de euro, zelfs van de Europese Unie staat op het spel. Daarbij speelt Duitsland als economische motor van het continent een sleutelrol. In de Duitse media circuleren al maandenlang grofweg drie scenario’s. De huidige crisis is het begin van een heuse Europese economische regering, of het einde van de euro. In dat laatste geval zijn er opnieuw twee mogelijkheden. Duitsland kan de euro verlaten en samen met andere stabiele economieën als Nederland, Finland en Oostenrijk een Noord-Europese muntunie oprichten. Een van de prominentste Duitse voorstanders van zo'n ‘neuro’ is oud-werkgeversbaas Hans-Olaf Henkel. Maar het kan ook chaotischer. Volgens dat draaiboek spat ergens dit jaar de euro uit elkaar en keert Duitsland terug naar de D-mark. De gevolgen zouden volgens vrijwel alle economen rampzalig zijn. Door de harde D-mark zou de Duitse export instorten en de werkloosheid exploderen.
Wat de rest van het continent misschien nog wel de meeste zenuwen bezorgt, is dat een groot deel van de Duitsers dit desondanks geen horrorscenario vindt. Duitsland is Euro-moe. Nieuw is dat niet. Alle grote Europese beslissingen van de afgelopen twintig jaar zijn tegen de zin van de Duitsers in genomen. De invoering van de euro, toetredingsgesprekken met Turkije, de uitbreiding met Oost-Europese landen: van een forse meerderheid van de bevolking had het niet gehoeven. Maar zo Euro-sceptisch als nu is Duitsland zelden geweest. Inmiddels zegt 67 procent van de mensen weinig of geen vertrouwen te hebben in de Europese Unie.
Het liefst zouden zij een groot Zwitserland in het midden van Europa zijn, meent Ulrike Guérot, in Berlijn werkzaam voor de denktank European Council on Foreign Relations. ‘De officiële retoriek in Duitsland is nog altijd pro-Europees. Maar de realiteit is wel degelijk minder Europees geworden. Dat blijkt niet alleen uit peilingen onder de bevolking. Ook de elites zijn steeds minder bereid het Europese project te verdedigen.’
Dat bleek duidelijk tijdens de Griekenland-crisis. Heel Europa wachtte toen op initiatief van Duitsland. Maar Merkel hield de boot af. Daar zal de immense binnenlandse druk zeker aan hebben bijgedragen. ‘Jullie krijgen poen. Wij krijgen Corfu’, eiste de veelgelezen boulevardkrant Bild niet zonder ernst van de Grieken. Verschillende liberale en christen-democratische politici sloten zich aan bij dat historisch beladen voorstel. Toen Merkel uiteindelijk toch overstag ging en Griekenland gered werd, kreeg ze de volle laag. ‘Wij zijn weer eens de sukkels van Europa!’ kopte Bild.
Het zijn zulke geluiden die het buitenland doen vrezen voor een nationalistischer ‘nieuw Duitsland’. Dat zou net als vroeger enkel het eigenbelang nastreven. Of beter gezegd: het nieuwe Duitse eigenbelang valt niet langer vanzelfsprekend samen met dat van de Europese bondgenoten en Amerika, zoals tot de val van de Muur het geval was. Sommige analisten waarschuwen zelfs dat Duitsland de Europese Unie de rug toekeert ten gunste van een bondgenootschap met Rusland. Die lijn is overigens al ingezet onder de vorige bondskanselier, de sociaal-democraat Gerhard Schröder.
Guérot spreekt in dit kader over ‘de Duitse verleiding’. ‘Het is die gespierde politiek van “wij doen er weer toe in de wereld, we kunnen het ook alleen af”. Ja, dat gevaar bestaat. Ik ga u niet vertellen dat alles goed komt. Kijk, de Duitse regering weet al lang wat er moet gebeuren om de euro te redden. Maar ze heeft weinig speelruimte. Hoe legt ze het aan de bevolking uit? Scheiss Europa, we kunnen het ook alleen af, denken de mensen.’
ONDER INVLOED van de binnenlandse Euro-scepsis slaat Duitsland internationaal een hardere toon aan, merkt ook Daniela Schwarzer. Schwarzer is Europa-deskundige bij de invloedrijke Stichting Wetenschap en Politiek, die Duitslands regering en parlement adviseert inzake buitenlands beleid. ‘Het is overduidelijk de prioriteit van de Duitse regering om de euro te stabiliseren. Maar hoe dit moet gebeuren, dat ligt gevoelig.’ Net als Guérot wijst Schwarzer op de angst voor de publieke opinie. De regering wil koste wat het kost het beeld vermijden van een Duitsland dat voor de rest van Europa betaalt. Zulke sentimenten negeren is dit jaar extra lastig. In zes deelstaten mogen de burgers naar de stembus.
Maar ook de rechterlijke macht ligt dwars, vertelt Schwarzer. Het machtige constitutionele hof in Karlsruhe heeft zich in een eerder oordeel, over het verdrag van Lissabon, kritisch getoond over verdere overdracht van nationale bevoegdheden aan Brussel. Schwarzer: ‘Uiterlijk in juni wordt een uitspraak van het hof verwacht over het Europese reddingsfonds. Als dat in strijd met de Duitse grondwet blijkt, heeft dat grote gevolgen voor alle tot dusver genomen crisismaatregelen.’
Toch gelooft Schwarzer niet dat Duitsland zich uiteindelijk van Europa zal afkeren. Integendeel, de laatste weken hopen de aanwijzingen zich op dat de regering in Berlijn de vlucht naar voren kiest. ‘Het doel is een grote worp, een hervorming van de eurozone’, schrijft bijvoorbeeld het Handelsblatt in een commentaar. Volgens de sjieke zakenkrant is er lering getrokken uit het debacle rond Griekenland. Toen draaide Berlijn na lang aarzelen alsnog op voor het leeuwendeel van de reddingskosten, zonder dat het daar politieke munt uit wist te slaan. Die zwabberkoers leverde de oosterburen in grote delen van Europa bovendien het imago op van onsolidaire vrekken.
Als de ‘euro 2.0’ dan toch een hoop geld gaat kosten, zo is de gedachte nu, wil Duitsland er ook invloed voor terug krijgen. ‘Realpolitik met het chequeboekje’, wordt deze strategie al genoemd. Daarbij is ook de door de Fransen gewenste Europese economische regering niet langer onbespreekbaar. Maar dan wel volgens de Duitse regels. Dat betekent bijvoorbeeld een sterke nadruk op budgettaire discipline. Ook de nationale belastingstelsels en het arbeidsmarktbeleid zouden binnen een zekere ‘bandbreedte’ geharmoniseerd kunnen worden. Zo fantaseert de rechtse regering in Berlijn hardop over één gezamenlijke Europese pensioenleeftijd van ten minste 67 jaar.
Erg democratisch klinkt dat niet. De Duitsers willen minder Europa, maar krijgen door de eurocrisis juist méér. Dat zou niet voor het eerst zijn, zoals in het Duitse debat is opgemerkt. Europa leeft van crises. Op de eurosclerose van de jaren zeventig en tachtig volgden de gemeenschappelijke binnenmarkt en munteenheid. Het resultaat van de huidige Euro-moeheid lijkt niets minder dan een economische superregering te zijn.
Ook Guérot kan zich voorstellen dat Duitsland afkoerst op zo'n scenario: ‘Ik geloof zeker dat Duitsland serieus nadenkt over een economische regering voor Europa. Die wil het niet over zich heen laten komen, maar zelf actief vorm geven. Soliditeit in ruil voor solidariteit, zoiets.’ Want Duitsland zal niet voor niets de portemonnee trekken, waarschuwt ze: ‘Europa moet zich erop instellen dat het oude Duitsland niet meer bestaat. Europe at any price is voorbij. We spelen nu Europe at German price.’