‘HET GING MIS toen ik op een avond kotsend thuiskwam en zo moe was dat ik dagenlang niets meer kon. Overdag werkte ik en in het weekend deed ik vrijwilligerswerk. De avonden plande ik vol met vrienden, waardoor ik eigenlijk te laat ging slapen. Ik maakte geen tijd om goed te eten en was permanent aan het rennen om mijn agenda bij te houden.’ Geen ideale situatie, vond Marike (25), redacteur bij een tv-programma en in haar vrije tijd presentator bij de lokale radio. Maar je moet er wat voor over hebben om je ambities te verwezenlijken, vindt ze. Dat houdt in: alle kansen grijpen die er zijn. De banen liggen immers niet voor het oprapen en ze wil carrière maken als presentator. ‘Ik moet van mezelf alles aannemen waarvan ik iets nieuws kan leren, ook al verhoogt het de druk. Eigenlijk is alles wat mijn doel dichterbij brengt de moeite waard.’
Onze generatie groeide op met ouders die ons alles gunden en van wie we alles mochten worden, ‘zolang we maar gelukkig werden’. De wereld lag voor ons open. Wij waren de generatie met de onbegrensde mogelijkheden. Nu we twintigers zijn willen we het maken. We mogen geen kans missen en voldoende is nooit goed genoeg. Dat zien we ook om ons heen: allemaal succesvolle starters, de een nog creatiever en uitbundiger dan de ander.
‘Ik zag op Facebook vakantiefoto’s van een plek waar ik ook was geweest’, vertelt documentairemaakster Sarah Mathilde Domogala. ‘Alleen, de mensen op die foto’s leken er veel meer plezier te hebben dan ik. De reden daarvoor zoek je dan bij jezelf. Toen ik mijn eigen Facebook-profiel ging aanmaken dacht ik ineens: zo zou ik wel willen zijn! Ik was bijna jaloers op mijn eigen profiel.’
Maar de mensen die ze benijdde om hun rijke leven bleken eigenlijk diep in de put te zitten. Sommigen kampten met zware psychische problemen. Toch houden we gezamenlijk deze mythe in stand, zegt Domogala. In haar documentaire All We Ever Wanted (2010) stelt ze dat mechanisme aan de kaak. Ze volgt vier jongvolwassenen die achter de façade van hun succesvolle, hippe leven, worstelen met angsten en depressies. ‘Ik zag dat steeds meer mensen om mij heen psychische problemen kregen. Dat waren juist die mensen van wie ik altijd had gedacht dat ze zo succesvol waren, tegen wie ik opkeek. Ik vroeg me af hoe het kan dat als je zo veilig en beschermd bent opgegroeid, dat je je dan zo angstig en bang kunt voelen.’
Volgens ontwikkelingspsycholoog Gerrit Breeuwsma van de Rijksuniversiteit Groningen is het niet verwonderlijk dat jongvolwassenen in een gat vallen op het moment dat ze aan het werk moeten. Dat effect wordt versterkt door de ‘gelukkige jeugd’ die ze hadden. Opeens moeten ze presteren om mee te kunnen doen in de maatschappij. ‘De autonomie die ze tijdens hun jeugd ogenschijnlijk hadden was een reservaat. Ouders en leraren vingen hen altijd op. Hun gedrag had nooit consequenties.’
Het is te simpel om over een ‘gelukkige generatie’ te spreken, vindt hij. ‘Deze generatie is al op jonge leeftijd geconfronteerd met “grote-mensenproblemen”, in de krant of op het journaal. Een mogelijke oorzaak van depressies is dat twintigers ineens tot de conclusie komen dat ze daar met al hun kennis en bagage helemaal niets aan kunnen doen.’

TIM (28), werkcollegedocent filmstudies in Groningen, had na een depressie aan het begin van zijn studie zijn leven juist weer op orde toen hij opnieuw instortte. ‘Ik dacht dat ik alles weer kon, uitgaan én studeren én leuke dingen doen en ineens zat ik op een dag op mijn kamer en dacht dat ik een hartaanval kreeg. Ik had enorme hartkloppingen, tintelingen in mijn arm. Mijn hele middenrif zat op slot, ik ging naar adem happen, dus ik dacht: dit is het einde. Toen heb ik 112 gebeld, die wisten meteen wat er aan de hand was: een paniekaanval.’
Tim had moeite om zijn eigen plek te vinden in de wereld, zegt hij. Opgegroeid in een stabiel middenklassegezin had hij geen zorgen en kreeg ook hij vaak te horen dat hij moest doen wat hij leuk vond. ‘Als je uit een veilig nest komt, weet je later niet waar je het moet zoeken, dan ga je vaak op je bek. Ik begreep niet hoe de wereld in elkaar zat, was vaak teleurgesteld in mensen die niet deden wat ze zeiden. Het is best eng als je ontdekt dat je ouders ook gewoon mensen zijn, dat leerkrachten en ouders ook kunnen falen.’
Maar ook als ze een richting hebben gevonden, verdwijnt voor veel twintigers die onzekerheid niet. Om het te maken moet je uitblinken. Marike worstelt er dagelijks mee: ‘Ik weet wel wat ik wil. Het probleem is dat het niet zo makkelijk gaat. Ik ben niet per se trots op de baan die ik nu heb, vraag me vaak af: heb ik hier nou voor gestudeerd? Ik heb echt het gevoel dat ik maar één procent van mijn hersenen gebruik. Dat klinkt heel pretentieus, alsof ik zelf vind dat ik heel veel talent heb. Maar dat bedoel ik niet. Ik zou zoveel nuttiger kunnen zijn.’
Volgens psycholoog Breeuwsma komt die worsteling grotendeels voort uit de verschuiving in de verhouding tussen werk en vrije tijd: ‘In de definitie van onszelf ligt de nadruk tegenwoordig op vrije tijd. Het criterium voor hoe je je leven invult is dat het leuk moet zijn. Werk moet dezelfde status hebben als vrije tijd: het mag nooit saai zijn en je moet je er kunnen ontplooien. Alles moet tegenwoordig aan je persoonlijke ontwikkeling bijdragen.’
Marike herkent dat: ‘Ik heb mijn ouders nooit gehoord over twijfels bij hun baan. Terwijl ik bij elke baan denk: is dit wel wat ik wil? Ik ben de hele tijd aan het fantaseren over waar ik eventueel nog zou kunnen werken.’ Ze vergelijkt zichzelf vaak met twintigers die in de publiciteit komen. ‘Ik kijk de hele tijd naar mensen die al een stap verder zijn en let er erg op hoe oud ze zijn. Als ze jonger zijn dan ik en wel al van alles hebben bereikt, dan denk ik: shit, die is daar al’, lacht ze besmuikt. Terwijl ze zelf ook een goedgevuld cv heeft met twee studies en allerlei nevenfuncties. ‘De buitenwereld vindt vaak dat ik hartstikke leuke dingen doe.’ Maar dat vindt ze eerder naïef dan een bevestiging van dat ze op de goede weg zit.
En daar loopt het spaak. Sarah Mathilde Domogala legt uit: ‘Het zijn niet eens zozeer verwachtingen van buiten, maar onze generatie heeft steeds het gevoel dat je beter moet zijn. Je vergelijkt jezelf tegenwoordig niet meer alleen maar met de mensen om je heen, maar met de hele wereld. En dat beeld van de wereld is, zoals op Facebook blijkt, niet eens waarheidsgetrouw.’
De meetlat waar we onszelf langs leggen, zoeken we altijd buiten onszelf, zegt ook Paul Verhaeghe, klinisch psycholoog, psychoanalyticus en hoogleraar aan de Universiteit Gent. ‘Succes is het nieuwe criterium op alle gebieden: werk, relaties, liefde. Problematisch is hoe we succes definiëren, namelijk competitief. Het gaat er altijd om dat het beter, mooier, meer is dan bij de collega. Het probleem is dat op die manier nooit een eindpunt te bereiken is. Je vindt altijd iemand die het nog beter doet. Het meten van succes heeft altijd te maken met externe factoren, de vergelijking met iemand anders, nooit met interne factoren. Hierdoor verlies je op voorhand.’

PAULINE (27) werkt parttime voor een culturele instelling in het noorden van het land. Ze volgde een tijdje de popacademie, maar besloot uiteindelijk haar studie kunst en literatuur af te maken. Toch zou ze het liefst de muziek ingaan. Omdat ze haar baan als hoofd pr en administratief medewerker niet uitdagend genoeg vond, ging ze vorig jaar als freelance projectleider aan de slag: ‘Had ik opeens drie banen naast elkaar. Vaak zat ik ’s avonds nog te werken, anders kon ik toch niet slapen. Ik voelde dat ik over mijn grenzen ging, maar negeerde dat omdat ik aan de verwachtingen wilde voldoen. Uiteindelijk ben ik ingestort. Ik ben letterlijk flauwgevallen op de werkvloer. Overwerkt, zei de dokter.’
Opvallend genoeg denken twintigers vaak dat ze de enige zijn die hiermee worstelen. Documentairemaakster Domogala: ‘Ik heb een paar jaar geleden zelf ook paniekaanvallen gehad. Ik was 25 en heel hard aan het werk. Toch dacht ik: ik ben mislukt! Als iemand hier ooit achter komt, dan is het voorbij, dan wil niemand nog met me werken.’ Het maken van de film was wat dat betreft een hele opluchting, zegt ze. En ook voor het publiek bleek het een eye-opener. ‘Een van de meest voorkomende reacties die ik kreeg, was: “Dankjewel dat je dit hebt laten zien, ik dacht dat ik de enige was.”’
Dit gevoel is volgens Verhaeghe een rechtstreeks gevolg van onze sterk geïndividualiseerde samenleving waarin klassieke sociale verbanden nog nauwelijks bestaan: ‘Jongvolwassenen hebben geleerd dat ze op zichzelf zijn aangewezen: ze zijn verantwoordelijk voor hun eigen succes. Dus ook bij problemen kijken we alleen naar onszelf en niet naar wat er om ons heen speelt.’
Die egocentrische blik raken jongeren van nu niet zo makkelijk meer kwijt. ‘Anderen zien we snel als groep, maar onszelf bekijken we als uniek individu’, legt Breeuwsma uit. Dat de maatschappelijke omstandigheden ten minste onderdeel van het probleem zijn, ontgaat veel jongeren, stelt hij: ‘Op dit moment is dat bijvoorbeeld de ongunstige conjunctuur. Het halen van je bul is niet automatisch meer een paspoort naar een betere toekomst. Deze generatie is de eerste generatie na de Tweede Wereldoorlog die het niet beter, misschien zelfs slechter, gaat krijgen dan hun ouders. Relaties zijn moeilijk, een huis kopen is bijna onmogelijk, een diploma geeft geen geweldige baan. Twintigers van nu hebben nooit ergens tekort aan gehad. Ze zijn in welvaart geboren, maar nu ze op het punt zijn dat ze er zelf wat van moeten maken, komen ze in een economische crisis terecht.’
Dat realiseert Pauline zich inmiddels wel. Na een wereldreis en een cum laude afgeronde studie zat er niemand op haar te wachten. Niet als zangeres en in de rest van de kunst- en cultuursector evenmin. Ze is naar een loopbaancoach gegaan. ‘Volgens haar stel ik te hoge doelen. Ik stond vorig jaar nog in de Melkweg te zingen tijdens de finale van de Grote Prijs van Nederland. Maar het is nooit genoeg.’
Ook Marike kan er niet goed tegen dat ze het lot niet kan beïnvloeden: ‘Mensen zeggen: voor een goede baan moet je ook een beetje geluk hebben. Dan denk ik: dat is hartstikke leuk maar daar kan ik niks mee. Geluk is eigenlijk een frustrerende factor.’

DAT DE HUIDIGE generatie twintigers zo denkt, heeft volgens Gerrit Breeuwsma voor een groot deel met onze opvoeding te maken. We zijn opgegroeid zonder generatieconflict, waardoor er thuis minder frictie was en er openlijk over van alles gepraat werd: ‘Deze generatie weet niet beter dan dat ze het maximale uit het leven moeten halen. Ouders stimuleren dit. Ze zijn geneigd om kinderen minder vasthoudendheid bij te brengen.’
Paul Verhaeghe deelt die analyse. Op de universiteit krijgen hij en zijn collega’s steeds vaker telefoontjes van bezorgde ouders die willen duidelijk maken hoe ‘bijzonder’ hun kind is. ‘Ze kunnen hun kinderen zo moeilijk zien ploeteren of hunkeren. Ze denken een nood te zien en vullen die meteen voor hen in. Nochtans kan weinig zo rechtstreeks bijdragen tot een geluksgevoel: iets verlangen, zelf een project uitdenken, daar hard voor werken en het uiteindelijk zelf bereiken. Die mogelijkheid wordt kinderen ontnomen. En dus krijg je een generatie die zich wel constant vervuld wil voelen, maar daar zelf amper iets voor onderneemt en nog steeds op de papfles wacht.’
Het is vooral een probleem van hoogopgeleide twintigers, een groep die het verhoudingsgewijs goed voor elkaar heeft. Domogala worstelde met dat verwijt: ‘Het is ook een ongrijpbare gemoedstoestand. Een sterk gevoel, dat heel ondermijnend kan zijn, maar als je erover praat wordt het snel gezeur.’ De twintigers die wij interviewden, passen ook wel op om van hun probleem een werelddrama te maken.
‘Natuurlijk denk ik af en toe: ik heb een dak boven mijn hoofd, ik heb werk’, zegt Marike. ‘Er zijn zoveel mensen die net zijn afgestudeerd en überhaupt geen werk hebben.’ Maar de onrust en de druk om te presteren worden daardoor niet weggenomen. Ook Pauline realiseert zich als ze over haar schouder kijkt dat ze geweldige dingen heeft gedaan: ‘Als het de komende tien jaar zo doorgaat, mag ik in mijn handen knijpen. Maar in het moment zelf lukt het niet om dat te zien.’ Dat hoort bij het moderne leven, verzucht ze: ‘Ik had ook niet minder mogelijkheden gewild. Ik ben blij dat ik niet ben uitgehuwelijkt op mijn veertiende. Er gaan kinderen dood terwijl ik me zorgen maak of ik een bekende zangeres word. Op wereldniveau gaat dat natuurlijk nergens over.’
Maar dat besef lost het probleem van de twintigers niet op. Volgens Verhaeghe leidt de framing als ‘luxeprobleem’ juist tot extra laag in de problematiek. ‘Boven op de onmacht komt nog een soort schuldbesef, omdat het dus eigenlijk geen probleem is. Maar dat neemt niet weg dat deze mensen wel degelijk een serieus probleem hebben. Al onze problemen zijn luxeproblemen als je ze vergelijkt met Afghanistan.’ De kwalificatie ‘opvoedingsprobleem’ vindt Verhaeghe ook te makkelijk. Het probleem ligt geworteld in onze neoliberale maatschappij: ‘Opvoedingsidealen komen niet uit de lucht vallen. De verwachtingen en angsten van ouders zijn afkomstig uit de cultuur waarin ze leven.’
Tegenwoordig is dat het neoliberale model, waarin de moderne illusie heerst dat de mens maakbaar is. ‘Daardoor wordt elk kind een project op zich, dat tot een topniveau ontwikkeld moet worden. Eerst door zijn ouders, daarna door zichzelf.’ Het ‘neoliberale narratief’ impliceert een ‘universeel egoïsme’, zegt hij. Je moet er komen en de ander is sowieso een concurrent. Dat betekent ook dat je het aan jezelf te wijten hebt als je het niet haalt. ‘De onvermijdelijke keerzijde hiervan is een groeiende groep mensen die zich mislukt voelt.’
De geïnterviewden beamen dit. Pauline zegt: ‘Ik geloof wel dat je door hard te werken je mogelijkheden het grootst maakt. Dat heeft mijn generatie ook geleerd: alles is maakbaar. Dat is zo, maar we krijgen er geen handleiding bij hoe precies.’

DE OPLOSSING is niet om dan maar meer therapeuten op te leiden, zegt Verhaeghe. ‘Het heeft geen zin om de zorg uit te breiden als het systeem niet verandert. Dat is dweilen met de kraan open.’ Volgens hem moet er op twee niveaus iets gebeuren: ‘Individueel moet je bereid zijn je keuzes te herzien, uit het systeem te stappen. Mensen veranderen vaak van idee als ze met de neus op de feiten worden gedrukt, bijvoorbeeld door een burn-out in hun omgeving.’ Maar eigenlijk zou het niet zo ver moeten komen, vindt hij. Op maatschappelijk niveau zouden groepswerk en solidariteit moeten worden gestimuleerd onder twintigers. ‘Uit onderzoek blijkt dat maatregelen die de zogenoemde community bevorderen, bijdragen aan een verbetering van het onderwijsniveau, minder psychische klachten en geluksgevoelens.’
Zulke veranderingen kun je als individu niet doorvoeren, waardoor mensen het gevoel krijgen niets te kunnen doen aan hun problemen. ‘Zelfs mensen in belangrijke posities voelen zich machteloos. Ook politici hebben dit gevoel, ze denken dat de economie alles bepaalt. Deze machteloosheid zie je ook op kleine schaal bij het individu. Dat is heel kwalijk.’
Volgens Breeuwsma is het benoemen van de problematiek al onderdeel van de oplossing: ‘Vaak is het zo dat als een crisis geconstateerd wordt die al weer aan het wegebben is. Vijf jaar terug had je de dertigerscrisis, daar hoor je nu weinig meer van. Nu is er een verschuiving in de lokalisering van het probleem naar de twintigers. Deze problemen lijken op elkaar.’ Het besef niet de enige te zijn, kan werken als pijnstiller. ‘Het helpt te accepteren dat je als loser tussen allemaal losers misschien ook maar genoegen moet nemen met een iets mindere baan. De geweldige baan komt dan later wel. Genoegen nemen met iets anders neemt veel druk weg.’
Toch blijkt dit in de praktijk moeilijk te accepteren. Pauline wil haar droom van de muziek niet opgeven. Maar ze heeft haar grenzen leren kennen, zegt ze. ‘Ik besef nu pas hoe geest en lichaam op elkaar inwerken.’ Bij Tim sleet de angst uiteindelijk. Maar wat als hij straks een nieuwe baan heeft en de druk weer te groot wordt? De angst voor de angsten blijft. ‘Als ik straks een baan heb met nieuwe verantwoordelijkheden waar mensen van mij afhankelijk zijn, dan mag dat niet weer gebeuren. Maar ik weet nu beter hoe ik in elkaar zit.’
Ook Marike doet het tegenwoordig wat rustiger aan, maar het blijft knagen. ‘Steeds vaker denk ik: ik heb vandaag nog helemaal niets nuttigs gedaan. Ik had vandaag kunnen beginnen aan een roman, sollicitaties kunnen schrijven of een reportage kunnen maken.’ De mogelijkheden zijn immers onbeperkt.

De namen van de twintigers in dit artikel zijn op hun verzoek gefingeerd. De documentaire All We Ever Wanted is te zien op hollanddoc.nl