QR code controle door de chauffeur. Antwerpen, augustus 2020 © Sander de Wilde / ID/photoagency

Vlak voor de Franse grens, in de Italiaanse Alpen, stopt de tourbus. Het is zondagmiddag vijf over één, in de buurt van het skioord Bardonecchia. Twee douaniers stappen in en vragen om papieren. Geritsel. Zwarte, groene en rode paspoorten komen tevoorschijn. De agenten spreken een man van een jaar of vijftig aan. Hij draagt een rood T-shirt en plastic open sandalen, en toont een zwart paspoort. ‘Ce n’est pas valide pour l’éstrangers.’

Enkel bij zwarte en groene paspoorten, vaak afkomstig uit Afrikaanse of islamitische landen, worden vragen gesteld. ‘Waar woont u in Frankrijk? Wat is uw adres?’ Naar een Nederlandse ID-kaart wordt nauwelijks gekeken.

Met een half miljoen dagelijkse busreizen, waarvan het merendeel in Europa, is Flixbus de grootste aanbieder van internationale budgetreizen op het continent. Vanaf Nederland reizen de meeste passagiers naar Antwerpen, Brussel en Parijs – onder populaire middellange bestemmingen vallen Praag, Kopenhagen, Wenen en Milaan. Flixbus verwacht deze zomer een recordverkoop, mede door inflatie en hogere energieprijzen. Dit jaar maakt Flixbus in Frankrijk en de Benelux tien procent meer reizen dan in 2019.

Deze goedkope reisvorm trekt jongeren, stedentrippers, koopjesjagers en arbeidsmigranten aan. De Groene Amsterdammer reisde mee op enkele van de drukste routes om te zien hoe de Flixbus-reiziger zich over de Europese grenzen navigeert.

Zeven uur ’s ochtends. Amsterdam-Sloterdijk. Te midden van een betonnen viaduct van spoorwegen en buslijnen staat een gifgroen exemplaar van Flixbus te wachten. Reizigers met grote, gekleurde koffers laten hun ticket scannen bij de ingang van de bus. Bestemming: Paris Bercy. Enkele daklozen, die in de luwte van het station hun nachtrust zochten, ontwaken. Hun rust is verstoord.

Een man met zwarte pet, antraciete pantalon en een kleine lichtblauwe rugzak draait om de rijen heen, telkens terugkomend bij de buschauffeur. De Malinees-Franse Denbas (60) wil naar Parijs. Hij zegt zich te hebben verslapen voor een eerdere bus. Hij kan de prijs voor een ticket, veertig euro, niet betalen. ‘Ik ben zo moe’, herhaalt hij in het Frans.

Denbas vraagt om een lagere prijs voor het enkeltje Parijs en zoekt naar uitwegen. ‘Hij probeert al drie kwartier te onderhandelen’, vertelt chauffeur Jaap (66) uit Zaandam. Zijn achternaam noemt hij liever niet: ‘Straks heb ik weer wat verkeerds gezegd.’ Samen met zijn dochter Mendy (28), die koffers in het laadruim plaatst, houdt hij de reizigers nauwlettend in de gaten. Hij checkt bij iedereen paspoorten en ID-kaarten. Er glipt nog weleens iemand tussen, weet hij. En dat loopt niet altijd goed af.

In 2019 nam Flixbus, de van oorsprong Duitse start-up uit 2011, de Franse concurrent op het gebied van busvervoer Eurolines over. Sinds die overname groeide Flixbus uit tot marktleider van de intercity-bus. Binnen enkele jaren verdriedubbelde Flixbus het aantal dagelijkse busreizen in Europa van 120.000 naar 400.000. Wereldwijd rijden de groene bussen naar drieduizend bestemmingen in 37 landen.

Flixbus besteedt zijn reizen uit aan lokale busbedrijven, waar gezamenlijk tienduizend chauffeurs voor rijden. Dat betekent dat chauffeurs en reizigers niet altijd dezelfde taal spreken. De lokale busreisaanbieders zijn verantwoordelijk voor de passagiers en de controle op reisdocumenten. In ruil biedt Flixbus de chauffeurs de ritten, een training bij FlixUni en een app waarin het aantal passagiers en de reistijden kunnen worden bijgehouden. Zo weet Flixbus precies hoelang een buschauffeur pauzes houdt en waar de bus zich op het traject bevindt – passagiers kunnen de (verwachte) aankomsttijden live in hun app volgen.

Jaap kent de trucs, zoals hij het noemt, waarmee zwartrijders de bus proberen binnen te komen. Hij rijdt wisselende trajecten, deze week drie keer, en maakt elke rit ‘wel wat mee’ met mensen die willen meeliften. Soms gaan ze alvast zitten op een stoel. Anderen, ‘inklimmers’, verstoppen zich in het laadruim of de versnellingsbak. Calais is het ergste, hoewel het naar Bercy, de bestemming van zijn bus die dag, ook altijd raak is.

In Calais viste hij eens een jongen uit een koffer. ‘Hij was zó’ – Jaap houdt zijn duim en wijsvinger een stuk uit elkaar om de smalle jongen te beschrijven. ‘Zijn vriendjes hadden hem erin getild.’ Zelf had hij niks opgemerkt. Een oplettende passagier attendeerde hem erop: ‘Die koffer beweegt.’ Een keer ging het wel mis, in 2017, bij de bus van een collega. Op het station Brussel-Noord was een achttienjarige Soedanees onder de bus geklommen die bij vertrek naar Calais werd doodgedrukt.

Volgens Charles Billiard van Flixbus Benelux zijn incidenten met zwartrijders uitzonderlijk. Toch is meereizen zonder verblijfsvergunning of visum relatief eenvoudig. Buschauffeurs vragen enkel om ID-kaarten of paspoorten. Alleen op drukke stations lopen Flixbus-medewerkers rond die meer controles rond de bus uitvoeren. Wat individuele buschauffeurs bij het boarden checken, wordt door Flixbus niet gecontroleerd. Grenzen waar de douane nauwelijks controleert, zoals op het traject Nederland-Frankrijk, zijn daardoor door migranten relatief gemakkelijk te nemen.

De Flixbus, een goedkope reisvorm, trekt jongeren, stedentrippers, koopjesjagers en arbeidsmigranten aan © Sander de Wilde / ID/photoagency

Uiteindelijk koopt Denbas een kaartje naar Antwerpen, ongeveer twintig euro goedkoper dan naar Parijs. Na vertrek, even na half acht, brengt Mendy hem een pakje zoute biscuits. Hij eet ze direct op, twee stuks per keer. Hij zal de aankomende dagen opnieuw naar Parijs proberen te gaan. Met bus of trein.

Denbas woont al 32 jaar in Frankrijk. Hij leeft in het dertiende arrondissement van Parijs, een wijk beter bekend als Chinatown. Hij zegt als beveiliger te werken op een vliegveld en zo in Amsterdam te zijn beland. Bij elke vervolgvraag groeit zijn wantrouwen. ‘Ik begrijp deze vragen niet’, zegt hij in het Frans. ‘Waarom wil je dit weten? Ik ga naar Antwerpen en later naar Parijs’, herhaalt hij en doet er vervolgens het zwijgen toe.

‘Hij wilde tien betalen’, vertelt Jaap. ‘Ze proberen het altijd, zeggen dat hun telefoon het niet doet, dat soort dingen. Dan kijk ik ze altijd effe aan en denk ik: wat zal ik nou doen? Je ziet aan hem dat hij honger heeft. Dus ik zeg tegen Mendy: breng hem anders wat Tucjes. Ik blijf het zielig vinden. Totdat ze me in de maling nemen. Dan is het gauw klaar.’

De bus passeert Vlaamse boerderijen van rode baksteen en heidevelden waar schapen liggen te soezen. Een stelletje valt bij elkaar op de schouder in slaap, terwijl anderen via Zoom vergaderingen en colleges volgen. Een blond meisje met een gifgroen colbertje start een videogesprek via haar laptop. Ze excuseert zich aan haar gespreksgenoot voor de slechte verbinding. ‘Je hebt dus ervaring als ober. Welke redenen heb je om nu van baan te veranderen? Je hebt dus geen problemen met je werkgever? Heeft Olga verteld wat wij bieden?’

Yana (23) uit Kiev houdt de sollicitatiegesprekken als HR-manager voor een Amsterdams wervingsbureau afwisselend in het Engels en Oekraïens. Veel telefoontjes zijn van Oekraïners die als schoonmaker in Nederlandse hotels aan de slag willen. Anderen komen uit Portugal of Spanje. Yana gaat haar vriendin in Parijs bezoeken om daar een maand te verblijven. Het centrum van Amsterdam is ze zat. ‘Elke ochtend vechten de meeuwen om het afval op straat.’

In Milaan stapt Medo (23) op. Hij weet nog niet wat hij gaat doen in Brussel. ‘Ik kijk het een maandje aan’

In Lille voert de Franse politie bij de nieuwe opstappers een paspoortcontrole uit. ‘Er zijn eigenlijk geen grenzen meer in Europa, dus je kan overal staande gehouden worden’, is de ervaring van chauffeur Jaap. In Bercy of Lille maakt hij het regelmatig mee, maar ook bij tolwegen of tankstations. Toch controleren de Nederlandse en Belgische douaniers amper, merkt Jaap. Dat is bij sommige routes vanuit Zuid-Europa wel anders. ‘De controles bij München of Karlsruhe (nabij de Frans-Duitse grens) zijn heftig. Daar moeten mensen met bagage uitstappen. En de grens met Groot-Brittannië zit potdicht. Die is bijna niet te nemen als je documenten niet kloppen.’

De Oekraïense Yana vervolgt haar sollicitaties. Ze woont sinds enkele maanden in Nederland en maakt lange werkdagen. ‘Kun je je handen laten zien? Als je bedden gaat opmaken, moet je schone handen hebben (…) We betalen tien euro per uur tot 48 uur per week (…) We bieden geen verzekering aan, maar de eerste zes maanden heb je die niet nodig (…) Als je wordt ontslagen bij je baan, moet je de volgende dag uit onze accommodatie vertrekken.’

Sommige reizigers hebben zonniger zaken in gedachten. Een bruiloft in Orléans of een weekendje Parijs. De Chileen Filipe Madariaga Parker bezoekt Europa nu voor de derde keer. Busreizen is hij in eigen land wel gewend. ‘Zes uur in de bus is niks’, vindt hij. ‘Reizen met de trein is zo afstandelijk. In de bus heb je de tijd om het landschap te zien.’

Ook de hoge benzineprijzen spelen een rol bij de passagiers. ‘Je vraagt je toch af: waar kan ik nog geld besparen?’ zegt de Belgische Stephan Bice Obam. Hij is in Antwerpen opgestapt en op weg naar Parijs. ‘Met die twintig euro voor de Flixbus geraak ik met de auto alleen tot Mechelen.’ Zijn bijdrage aan de ecologie, besluit hij glimlachend. In de zomer vliegt hij naar de Franse Rivièra.

In de voorsteden van Parijs strandt de bus in de vroege avondspits. Vakantiegangers ergeren zich aan de oplopende vertraging. ‘We hebben om zeven uur gereserveerd.’ Boven het gebrom van de bus en de reizigers komt Yana’s stem uit. Ze telefoneert op luide toon in het Oekraïens met haar ouders. ‘Excuseer me, je bent hier niet alleen’, probeert een jonge Fransman van een jaar of twintig nog. Ander commentaar van medereizigers haalt niks uit.

Twee uur later dan gepland komt de Flixbus aan op Paris Bercy. Het is 39 graden en de reizigers stuiven alle kanten uit – ver weg van de bus.

Drooggevallen rivierbeddingen en velden vol maisplanten. Omlaaghangende bladeren, zwoegend onder de hitte. Voor het eerst sneuvelen warmterecords van veertig graden in Spanje en Frankrijk zo vroeg in het jaar. Bij vertrek in Milaan om half tien ’s ochtends tikt de thermometer 28 graden aan. Een felle zuidenwind steekt op. Die avond zal het onweren.

In Milaan is een alleenreizende jongen ingestapt. Zijn opgeschoren haar, waarin twee wenkbrauwvormige strepen zijn getekend, reikt tot zijn kruin, waar een kuifje begint. Hij draagt een zwart T-shirt met een grijs mouwloos vest, zwart horloge en een ringetje in zijn linkeroor. Medo (23) uit het Zuid-Italiaanse Calabrië reist die dag naar Brussel, waar hij om kwart voor vijf in de ochtend zal aankomen. Wat hij gaat doen als hij aankomt, weet hij nog niet.

‘Ik vind het moeilijk een vredig leven in Italië te hebben’, vertelt Medo. ‘Ik weet niet hoe ik het je moet uitleggen, maar het is niet langer goed voor me om in Italië te werken. Het betaalt te weinig en de kosten zijn te hoog. Er zijn hier te veel werkenden die geen baan vinden waarmee ze zichzelf kunnen onderhouden.’

In Brussel kent hij mensen ‘van het internet’: wat Duitsers en ook een Italiaan. Sommigen van hen werken in de bouw. ‘Dit is de eerste keer dat ik heb besloten buiten Italië te gaan wonen.’ Medo heeft allerlei baantjes gehad: als ober, parkbeheerder, assistent-kok en als medewerker in een autowasstraat. ‘Ik wil betere werkervaring opdoen’, zegt hij. In wat voor baan dan ook.

Het liefst zou hij chef worden. Trots laat hij op zijn telefoon foto’s zien van gerechten, zoals antipasti al mare, die hij als assistent-kok heeft gemaakt. Of het leven beter is in Brussel? Medo lacht, wendt zich af en kijkt naar buiten. ‘Ja, misschien.’

In Turijn stapt een twintigtal reizigers op, het is de laatste stop voor de grens met Frankrijk. De Italiaanse buschauffeurs controleren op mondkapjes; paspoorten lijken van ondergeschikt belang. Zonder er een te dragen kom je niet de bus in, maar eenmaal binnen houdt niemand zich aan het voorschrift.

Bij de grenscontrole, een uur later, mag de man met open sandalen blijven zitten na het tonen van een aanvullend papiertje. Andere paspoorten worden ingenomen, terwijl de reizigers zwijgend voor zich uit staren. Een Oost-Europees uitziende twintiger krijgt de opdracht zijn spullen te pakken. Hij wordt uit de bus gedirigeerd en blijft achter bij de douanepost, ingeklemd tussen twee bergketens.

Nadat de bus de tunnel uit rijdt, de Franse Alpen in, komt een Nigeriaanse vrouw naar voren gelopen. Ze vraagt of iemand een telefoonoplader te leen heeft. Ze reist alleen met haar drie jonge kinderen en verschoont de jongste, wanneer nodig, op een van de stoelen achter in de bus. Als de baby krijst, laat ze die huilen. Soms schreeuwt ze: ‘Basta!’ Om de zoveel tijd galmt haar stem door de stille bus. Ze is vanaf Napels op weg naar Parijs. ‘Ik wil werken en dat mijn kinderen het goed hebben.’

In de stoel voor haar zit Austine, ook uit Nigeria. Het is half drie ’s middags en 37 graden. De twee hebben elkaar in de bus ontmoet en kletsen af en toe. Austine reist naar Frankrijk om zijn vriendin in Chambéry, de eerste stop na de grens, te bezoeken. Dat ticket kostte hem twintig euro. Hij grijnst als hij antwoordt hoe oud hij is, 31, terwijl de groeven zijn gezicht tekenen.

Austine woont nu zes jaar in Italië. Hij wil niet specificeren waar precies. ‘Het leven is goed daar’, zegt hij. ‘Ik woon liever in Italië dan in Nigeria. Life is not as sweet there.’ Om in Italië te komen stak hij de Middellandse Zee over vanaf Tripoli, Libië. Zes uur verbleef hij op zee voordat hij werd opgepikt door de Italiaanse kustwacht. Voor die overtocht betaalde hij duizend Libische dinar, tweehonderd euro. ‘Ik ben blij dat ik ben overgestoken, maar ik kan niet terug over zee. Dat is te riskant. Ik wil in Italië blijven. Je kunt daar overleven.’

In Nigeria was Austine vrachtwagenchauffeur. Dat werk ziet hij nog steeds zitten. ‘Ik hou van reizen en nieuwe mensen ontmoeten, maar het is hier niet zo makkelijk. In Nigeria reed ik gewoon. Hier moet ik een rijbewijs halen. Het is niet gratis, duizend euro voor scholing en praktijk- en theorie-examen. Ik heb geen geld dus ik kan het niet doen.’

Om acht uur, nog twee uur tot Parijs, wordt een kleine pauze gehouden. Een groot deel van de passagiers blijft zitten, in de nabijheid van de airco, terwijl twintigers naar de Burger King snellen voor een frietje. Buiten komt Medo lachend aangelopen met een zakje chips en een cola in de hand. Hij at hetzelfde in de ochtend, toen met een energydrink erbij. Hij gaat zitten aan de picknicktafel, steekt een sigaret op en mijmert over Brussel. ‘Als het niks is, ga ik gewoon weer verder. Ik kijk het een maandje aan. Brussel is een mooie stad, zeggen mijn vrienden.’

Via WhatsApp laat hij twee dagen later, op dinsdag, weten goed te zijn aangekomen in Brussel. Hij heeft zijn kennissen nog niet opgezocht of gesproken, maar wel een migratieverzoek ingediend. Het antwoord zou zes weken op zich laten wachten. Daarna blijft het stil. Verdere berichten komen niet aan. WhatsApp meldt enkel: Medo. Laatst gezien di. 21 juni om 17.53.