Er worden veel meer dystopieën dan utopieën geschreven. Misschien omdat ongelukkige maatschappijen meer variatie bieden voor schrijvers dan gelukkige. Of omdat het simpelweg onmogelijk is om je een betere wereld voor te stellen die zou kunnen oprijzen uit de elementen van onze huidige wereld. De Amerikaanse schrijfster Ursula K. Le Guin, die begin dit jaar overleed en een grootheid was binnen en buiten de sciencefiction, was heel duidelijk over mogelijkheden en beperkingen van het genre. Alleen op basis van bekende gegevens doorredenerende toekomstromans kunnen tot geen andere visioenen komen dan de Club van Rome: ergens tussen de geleidelijke vernietiging van de menselijke vrijheid en de totale vernietiging van al het leven op aarde. We weten dan al hoe het eindigt. Daarom, voegde ze eraan toe, moet een schrijver nieuwe dingen liegen en verzinnen. Boeiende sciencefiction is in haar optiek uiteindelijk niet een voorspellend genre, maar een beschrijving van de wereld die de toekomst gebruikt als metafoor. Waar die metafoor dan precies voor staat, tja, dat is de rest van het werk.

Lidia Yuknavitch wilde duidelijk geen realistisch toekomstbeeld schetsen © Andrew Kovalev

De aarde rond het jaar 2049 ziet er niet goed uit in de roman Het boek Joan van de Amerikaanse schrijfster Lidia Yuknavitch. Na jarenlange wereldoorlogen met kindsoldaten en drones heeft een geo-catastrofe het planeetoppervlak onbewoonbaar gemaakt. Bijna al het leven op onze planeet is verwoest. De elite is onder leiding van de demagoog Jean de Man vertrokken naar een buiten de planeet zwevend panopticum met de naam ciel. De overlevenden op ciel hebben na de catastrofe hun pigment, hun haar en hun geslachtsdelen verloren. Mensen zweten, bloeden en poepen niet meer. Ze zijn een soort wandelende etalagepoppen geworden die steeds groteskere spektakels moeten verzinnen om te voelen dat ze nog leven.

De belangrijkste recente episode in de geschiedenis van de mensheid is de verbranding van de rebellenleidster Joan op aarde. Een personage dat onmiskenbaar is gemodelleerd naar die andere strijdende maagd die op de brandstapel eindigde, Jeanne d’Arc.

De roman wordt aanvankelijk verteld vanuit een van de bewoonsters van ciel, Christine de Pisan, de voornaamste huidbrander wier werk subversieve potentie heeft nu het woord daadwerkelijk vlees is geworden; alle menselijke verhalen worden nu herinnerd en gedeeld door middel van huidplastieken. In die plastieken wordt de huid van reliëf voorzien met brandwonden, gaten en vlechtwerken van lappen opgerekte huid. De meeste mensen zien eruit als edellieden aan het hof van Lodewijk XIV, maar dan naakt. In plaats van pruiken en brokaat dragen ze hun eigen uitgerekte huid in fantastische bouwsels op het hoofd, of als kantwerk bij de polsen.

Yuknavitchs beschrijvingen van de huidplastieken zijn intrigerend, afschuwelijk en hoogst origineel. Zeker in vergelijking met de meer gebruikelijke ingrediënten van het genre die ze ook opvoert in haar roman, zoals klimaatrampen, gruwelijke oorlogen en immens vrouwelijk lijden.

Yuknavitchs beschrijvingen van de huidplastieken zijn intrigerend, afschuwelijk en hoogst origineel

Christine de Pisan is ook de schrijfster van de feministische klassieker Het boek van de stad der vrouwen uit het begin van de vijftiende eeuw. Protofeminist De Pisan bekritiseert in dat boek de vooroordelen jegens vrouwen door de eeuwen heen, waardoor vrouwen opgezadeld zijn geraakt met een slechte reputatie. In het boek wordt de schrijfster bezocht door de dames van Rede, Recht en Rechtvaardigheid, die oproepen een stad te bouwen waar vrouwen wél veilig kunnen zijn, en die daartoe de levens van allerlei eminente vrouwen in herinnering roepen. De gruwelijke experimenten die op ciel plaatsvinden om in deze steriele maatschappij meisjes toch nog kinderen te laten voortbrengen, laten zien dat ciel in ieder geval niet zo’n stad is.

Sciencefiction of speculatieve fictie heeft zich de laatste jaren verplaatst van een niche voor liefhebbers naar een meer mainstream genre. Een veelgehoorde verklaring is dat in een tijd van versnelde technologische ontwikkelingen en de dreigende uitputting van onze thuisplaneet, speculatieve fictie het meest relevante genre is geworden. Lidia Yuknavitch publiceerde al een aantal romans en brak door met haar memoires over haar veelbewogen leven aan de zelfkant van de Amerikaanse maatschappij. Dit is haar eerste uitstapje richting speculatieve fictie.

Het boek Joan is een ideeënroman waarin de personages, net als in het werk van De Pisan, personificaties van het een of ander zijn. De schrijfster verwijst volop naar de feministische literatuurtheorie en heeft haar personages bewust voorzien van queer relaties; Christine met haar homoseksuele beste vriend, Joan met haar vrouwelijke strijdmakker. Yuknavitch is een lyrisch schrijfster, en alterneert voortdurend tussen een hoogdravend en platvloers register. Aan de ene kant is er het epische heldenverhaal van Joan, aan de andere kant zijn er de overpeinzingen van Christine over lichaamssappen en seks.

Het is duidelijk niet de bedoeling geweest van Yuknavitch om een realistisch toekomstbeeld te schetsen. Het boek Joan is een verhaal over mens en materie, semiotiek en menselijke mythen, geschiedenis en herinneringen. De schrijfster probeert in de roman een wereld te tonen waarin de scheiding tussen de menselijke geest en materie is opgeheven. Een interessant experiment, zij het dat de logica haar soms opbreekt, en juist de meer alledaagse elementen in de roman af en toe storen. De ontwikkeling van een nieuw soort mens vindt bijvoorbeeld wel heel snel plaats, zo binnen dertig jaar. Misschien heeft de schrijfster net te veel heikele kwesties in één keer aan de orde willen stellen.

Het neemt niet weg dat het een ambitieuze en boeiende vraag is die centraal staat in deze roman. Hoe ziet een postapocalyptische wereld eruit, waarin rassen- en sekseverschillen geen issue meer zijn? Het is jammer dat voor de schets van een dergelijk visioen Yuknavitch paradoxaal genoeg lijkt te zijn blijven steken in de Europese literatuurgeschiedenis als referentiekader.

Een schrijver is natuurlijk vrij in de keuze van haar inspiratiebronnen, en de combinatie van vijftiende-eeuwse, Franse geschiedenis (de eeuw van zowel Christine de Pisan als Jeanne d’Arc) en sciencefiction is zeker opmerkelijk en oorspronkelijk. Toch is het curieus dat een roman die zozeer draait rond thema’s van gender, ras en cultuur, en een mythische globale wereld probeert te tonen, in de keuze van intertekstuele bronnen lokaal en traditioneel blijft. Misschien is het niet eerlijk om een boek af te meten aan het allerbeste uit het genre, maar wie op zoek is naar literatuur over, onder andere, ras, gender en cultuur op intergalactische schaal, kan toch nog steeds het beste bij Ursula K. Le Guin terecht.