
In haar klassieke studie On Death and Dying heeft Elisabeth Kübler-Ross het beroemde schema geïntroduceerd van de vijf manieren waarop we kunnen reageren op de boodschap dat we een dodelijke ziekte hebben: ontkenning (je weigert het feit eenvoudigweg te accepteren: ‘Dit kan niet waar zijn, dit gebeurt mij niet’); boosheid (die naar buiten komt als we het feit niet langer kunnen ontkennen: ‘Hoe kan mij dit nu overkomen?’); onderhandelen (de hoop dat we het feit op een of andere manier kunnen uitstellen of minder erg kunnen maken: ‘Laat me in ieder geval leven totdat mijn kinderen hun eindexamen hebben gehaald’); depressie (libidinale desinvestering: ‘Ik ga dood, dus waarom zou ik me nog ergens druk over maken?’); acceptatie (‘Ik kan er niets aan doen, ik kan me er net zo goed op voorbereiden’). Later heeft Kübler-Ross dit schema ook toegepast op iedere vorm van catastrofaal persoonlijk verlies (werkloosheid, de dood van een geliefde, scheiding, drugsverslaving), en tevens benadrukt dat het schema niet altijd dezelfde volgorde heeft en dat niet alle vijf fases ervan door alle patiënten worden ervaren.
Volgen de reacties van de publieke opinie en de autoriteiten in West-Europa op de vluchtelingenstroom uit Afrika en het Midden-Oosten niet een soortgelijk schema? Er is (zij het steeds minder) sprake van ontkenning: ‘Het is niet zo erg, dus laten we het gewoon negeren.’ Er is boosheid: ‘De vluchtelingen zijn een bedreiging voor onze manier van leven, er schuilen moslimfundamentalisten onder hen, ze moeten tegen iedere prijs worden tegengehouden!’ Er wordt onderhandeld: ‘Oké, laten we quota’s instellen en de opvang in eigen regio ondersteunen!’ Er is sprake van depressie: ‘We zijn verloren, Europa wordt een Europastan!’ Wat ontbreekt is acceptatie, wat in dit geval zou neerkomen op een consistent pan-Europees plan hoe we met de vluchtelingen moeten omgaan.
Wat moeten we nu aan met de honderdduizenden wanhopige mensen die in het noorden van Afrika wachten, op de vlucht voor oorlog en honger, en die proberen de zee over te steken om in Europa een goed heenkomen te zoeken? Er zijn grofweg twee antwoorden. Links-liberalen geven uiting aan hun verontwaardiging over de manier waarop Europa duizenden mensen in de Middellandse Zee laat verdrinken – hun pleidooi is dat Europa solidair moet zijn en de deur wijd open moet zetten. Tegen immigratie gekante populisten beweren dat we onze manier van leven moeten beschermen en de Afrikanen hun eigen problemen moeten laten oplossen. Beide oplossingen zijn slecht, maar welke is de slechtste? Om met Stalin te spreken: dat zijn ze allebei. De grootste hypocrieten zijn degenen die open grenzen bepleiten: stiekem weten ze heel goed dat dit nooit zal gebeuren, omdat dat onmiddellijk tot een populistische opstand in Europa zou leiden. Zij spelen de Mooie Ziel die zich superieur waant aan de gecorrumpeerde wereld, terwijl ze daar in het geheim gewoon aan deelnemen.
De tegen immigratie gekante populist weet ook heel goed dat de Afrikanen, als ze aan hun lot worden overgelaten, er niet in zullen slagen hun samenlevingen te veranderen. Waarom niet? Omdat wij West-Europeanen hen dat beletten. Het was de Europese interventie in Libië die dat land in chaos heeft gestort. Het was de Amerikaanse inval in Irak die de omstandigheden heeft geschapen voor de opkomst van Isis. De aanhoudende oorlog in de Centraal-Afrikaanse Republiek tussen het christelijke zuiden en het islamitische noorden is niet slechts een explosie van etnische haat; de oorlog werd op gang gebracht door de ontdekking van olie in het noorden. De Fransen (in verbond met de moslims) en China (in verbond met de christenen) strijden via hun handlangers om de controle over die olievoorraden.
Maar het duidelijkste bewijs van onze schuld is het hedendaagse Congo, dat zich opnieuw het Afrikaanse ‘heart of darkness’ toont. Het omslagverhaal van Time Magazine van 5 juni 2006 droeg als kop ‘De dodelijkste oorlog ter wereld’ en is een gedetailleerd verslag van de manier waarop zo’n vier miljoen mensen in Congo de dood hebben gevonden als gevolg van het politieke geweld van de voorafgaande tien jaar. Op dit artikel volgde niets van het gebruikelijke humanitaire tumult, alsof een of ander filtermechanisme had voorkomen dat dit nieuws volledig tot iedereen doordrong. Om het cynisch te zeggen: Time had de verkeerde slachtoffers gekozen in de strijd om de hegemonie in het lijden – het had zich tot de lijst met ‘usual suspects’ moeten beperken: islamitische vrouwen en hun problemen, de onderdrukking in Tibet… Maar waar komt deze moedwillige onwetendheid vandaan?
In 2001 had een VN-onderzoek naar de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in Congo uitgewezen dat het conflict in dat land vooral draait om de toegang tot, de controle over en de handel in vijf belangrijke minerale hulpbronnen: coltan, diamanten, koper, kobalt en goud. Onder de façade van de etnische oorlogvoering ontwaren we dus de werking van het mondiale kapitalisme. Congo bestaat niet meer als eenheidsstaat; het is eerder een veelheid van territoria, bestuurd door plaatselijke krijgsheren die ieder hun stukje land controleren met een leger waartoe in de regel ook gedrogeerde kinderen behoren. Ieder van deze krijgsheren heeft een zakelijke band met een buitenlands bedrijf dat de mijnbouwschatten in de regio exploiteert. De ironie is dat veel van deze mineralen worden gebruikt in hightech-producten als laptops en mobiele telefoons.
Vergeet dus de verhalen over het barbaarse gedrag van de plaatselijke bevolking: haal gewoon de buitenlandse hightech-bedrijven uit de vergelijking en het hele bouwwerk van etnische oorlogvoering op basis van oude hartstochten stort in elkaar. Dit is waar we moeten beginnen als we de Afrikanen écht willen helpen en de vluchtelingenstroom een halt willen toeroepen. Het eerste wat we moeten bedenken is dat de meeste vluchtelingen afkomstig zijn uit ‘mislukte staten’, staten waar het openbaar gezag min of meer afwezig is, op z’n minst in grote delen ervan (dit geldt voor Syrië, Libanon, Irak, Libië, Somalië, Congo…). Deze desintegratie van de staatsmacht is geen plaatselijk verschijnsel, maar een gevolg van de internationale economie en politiek, en in sommige gevallen – zoals Libië en Irak – zelfs een rechtstreeks gevolg van westerse interventie.
Het is duidelijk dat de opkomst van ‘mislukte staten’ geen onbedoelde tegenspoed is maar een van de manieren waarop de grote machten hun economische kolonialisme bedrijven. Je moet ook opmerken dat de wortels van de ‘mislukte staten’ in het Midden-Oosten moeten worden gezocht in de willekeurige grenzen die na de Eerste Wereldoorlog door Engeland en Frankrijk werden getrokken, waardoor een reeks ‘kunstmatige’ staten is ontstaan: door de soennieten in Syrië en Irak te verenigen brengt Islamitische Staat nu weer samen wat door de koloniale meesters uiteen is gereten.
Je kunt ook niet om het feit heen dat sommige niet al te rijke landen in het Midden-Oosten (Turkije, Egypte, Iran et cetera) veel meer open staan voor de vluchtelingen dan de echt rijke landen (Saoedi-Arabië, Koeweit, de Emiraten, Qatar…). Saoedi-Arabië en de Emiraten hebben geen vluchtelingen opgenomen, hoewel ze aan het crisisgebied grenzen, rijk zijn en in cultureel opzicht veel dichter bij de vluchtelingen (voor het grootste deel moslims) staan dan Europa. Saoedi-Arabië stuurde zelfs een paar vluchtelingen uit Somalië terug; alles wat het land heeft gedaan is 280 miljoen dollar bijdragen als steun voor de opleiding van vluchtelingen.
Is dit omdat Saoedi-Arabië een fundamentalistische theocratie is die geen buitenlandse indringers kan verdragen? Ja, maar je moet ook in je achterhoofd houden dat ditzelfde Saoedi-Arabië economisch volledig is geïntegreerd in het Westen: zijn, vanuit economisch standpunt bezien, Saoedi-Arabië en de Emiraten niet louter buitenposten van het westerse kapitaal, staten die volledig afhankelijk zijn van hun olie-inkomsten? De internationale gemeenschap moet harde druk uitoefenen op Saoedi-Arabië (en Koeweit en Qatar en…) om hun plicht te vervullen en een groot contingent vluchtelingen op te nemen, vooral omdat Saoedi-Arabië voor een groot deel verantwoordelijk is voor de situatie in Syrië door zijn steun aan de opstandelingen tegen Assad.
Een ander kenmerk dat door deze rijke landen wordt gedeeld is de opkomst van een nieuw soort slavernij. Terwijl het kapitalisme zichzelf rechtvaardigt als een economisch systeem dat persoonlijke vrijheid impliceert en bevordert (als een voorwaarde voor de uitwisseling op de markt), heeft het zelf slavernij teweeggebracht, als onderdeel van zijn eigen dynamiek: hoewel de slavernij aan het einde van de Middeleeuwen bijna was uitgeroeid, is ze in de koloniën geëxplodeerd, vanaf de vroege moderniteit tot aan de Amerikaanse Burgeroorlog. En je zou kunnen stellen dat vandaag de dag, met het nieuwe tijdperk van het mondiale kapitalisme, ook een nieuw tijdperk van slavernij in opkomst is. Ook al betreft het niet langer rechtstreeks de wettelijke status van mensen die tot slaaf zijn gemaakt, de slavernij kent vele nieuwe vormen: miljoenen migrantenarbeiders op het Saoedische schiereiland (de Emiraten, Qatar et cetera) die de facto zijn beroofd van hun elementaire burgerrechten en vrijheden; de totale heerschappij over miljoenen werknemers in Aziatische sweatshops, die dikwijls zijn georganiseerd als concentratiekampen; het massale gebruik van gedwongen arbeid bij de ontginning van natuurlijke hulpbronnen in veel Centraal-Afrikaanse staten (Congo et cetera).
Maar we hoeven niet eens zo ver te kijken. Op 1 december 2013 vonden minstens zeven mensen de dood toen een Chinese kledingfabriek in een industriële zone van de Italiaanse stad Prato, op tien kilometer van het centrum van Florence, op zondag afbrandde, waarbij werknemers omkwamen die gevangen zaten in een geïmproviseerde slaapzaal op het fabrieksterrein. Het ongeluk deed zich voor in het industriële district Macrolotto van de stad, die bekend staat om zijn grote aantal kledingfabrieken. Riberto Pistonina, een plaatselijke vakbondsman, zei: ‘Niemand kan beweren hier verbaasd over te zijn, want iedereen weet al jarenlang dat, in het gebied tussen Florence en Prato, honderden, zo niet duizenden mensen leven en werken in omstandigheden van bijna-slavernij.’ Alleen al Prato heeft minstens vijftienduizend wettelijk geregistreerde bedrijfjes, op een totale bevolking van nog geen tweehonderdduizend inwoners; ruim vierduizend daarvan zijn in Chinese handen. Ongeveer tienduizend Chinese immigranten zouden illegaal in de stad wonen, en soms wel zestien uur per dag werken voor een netwerk van groothandels en werkplaatsen die goedkope kleding produceren.
We hoeven voor het ellendige leven van de nieuwe slaven dus niet ver weg te kijken, naar de voorsteden van Sjanghai (of naar Dubai en Qatar), en op hypocriete wijze China te bekritiseren – de slavernij kan ook hier zijn, in ons eigen huis, zonder dat we het zien (of liever gezegd: terwijl we net doen alsof we het niet zien). Dit is een nieuwe de facto apartheid; deze systematische explosie van verschillende vormen van feitelijke slavernij is geen betreurenswaardig ongeluk, maar een structurele noodzakelijkheid van het hedendaagse mondiale kapitalisme. Dit is misschien de reden dat de vluchtelingen niet naar Saoedi-Arabië willen gaan; maar bieden zij die Europa binnenkomen zichzelf niet ook als goedkope tijdelijke arbeidskrachten aan, in veel gevallen ten koste van plaatselijke werknemers die op deze dreiging reageren door zich aan te sluiten bij tegen immigratie gekante populisten? Dit zal voor de meeste vluchtelingen de werkelijkheid zijn van hun verwezenlijkte droom.
Want deze vluchtelingen zijn niet alleen hun door de oorlog verscheurde land van herkomst ontvlucht, ze zijn ook in de ban van een bepaalde droom. We zien op onze televisie- en computerschermen telkens weer vluchtelingen in Zuid-Italië die duidelijk maken dat ze daar niet willen blijven – meestal willen ze naar de Scandinavische landen. En hoe zit het met de duizenden die in de buurt van Calais kamperen, het in Frankrijk blijkbaar niet naar hun zin hebben en bereid zijn hun leven te wagen om Groot-Brittannië binnen te komen? En hoe zit het met de duizenden vluchtelingen in de Balkan-landen die op z’n minst Duitsland willen bereiken? Zij zien deze droom als hun onvervreemdbare recht en eisen van de Europese autoriteiten niet alleen ordentelijk voedsel en medische zorg, maar ook vervoer naar de plek van hun keuze.

Er is iets raadselachtig utopisch aan deze onmogelijke eis: alsof het de plicht van Europa is hun droom te verwezenlijken, een droom die – tussen twee haakjes – buiten bereik ligt van de meeste Europeanen zelf (hoeveel Zuid- en Oost-Europeanen zouden er niet ook de voorkeur aan geven in Noorwegen te wonen?). Je kunt hier de paradox van de utopie waarnemen: juist daar waar mensen in armoede, pijn en gevaar leven, en je zou verwachten dat ze tevreden zouden zijn met een minimum aan veiligheid en welzijn, explodeert de absolute utopie. De harde les voor de vluchtelingen is dat ‘Noorwegen niet bestaat’, zelfs niet in Noorwegen zelf. Ze zullen hun dromen moeten leren censureren: in plaats van ze in de werkelijkheid na te jagen, zouden ze zich moeten richten op het veranderen van die werkelijkheid.
Je moet op dit punt heel duidelijk zijn: het idee dat de bescherming van iemands specifieke manier van leven op zichzelf een proto-fascistische of racistische houding zou zijn, moet worden afgewezen. Als we dat niet doen, openen we de deur voor een tegen immigranten gerichte golf die heel Europa zal overspoelen. Het jongste teken daarvan is het feit dat in Zweden de tegen immigratie gekante Democratische Partij voor het eerst de Sociaal-Democraten heeft ingehaald en de grootste partij van het land is geworden. Het serieus nemen van de zorgen van gewone mensen over de bedreigingen voor hun specifieke manier van leven kan ook vanuit een links standpunt plaatsvinden – Bernie Sanders is daar het levende bewijs van!
Het werkelijke gevaar voor onze gemeenschappelijke levenswijze wordt niet gevormd door de buitenlanders, maar door de dynamiek van het mondiale kapitalisme: alleen al in de Verenigde Staten hebben de jongste economische veranderingen meer gedaan om het leven van gemeenschappen in kleine steden te verwoesten dan alle immigranten tezamen! De normale links-liberale reactie hierop is, uiteraard, een uitbarsting van arrogant moralisme: op het moment dat we geloofwaardigheid verlenen aan het motief van de ‘bescherming van onze levensstijl’ compromitteren we onze positie omdat we dan een bescheidener versie beogen van wat de tegen immigratie gekante populisten openlijk bepleiten. Is dit niet het verhaal van de afgelopen decennia? Centristische partijen wijzen het openlijk racisme van tegen immigratie gekante populisten van de hand, maar bekennen tegelijkertijd ‘de zorgen van gewone mensen te begrijpen’, om vervolgens een ‘rationelere’ versie van deze zelfde politiek aan te hangen.
Maar hoewel er iets van waarheid in deze reactie schuilt, moet je niettemin de overheersende humanitaire houding van de links-liberalen afwijzen. De klachten waarmee zij de situatie moraliseren – met hun mantra ‘Europa is haar empathie kwijt en staat onverschillig tegenover het lijden van anderen’ et cetera – vormen louter het spiegelbeeld van de wreedheid jegens immigranten. Zij gaan eveneens van de veronderstelling uit – die op geen enkele manier vanzelfsprekend is – dat een verdediging van de eigen levenswijze ethisch universalisme uitsluit. We moeten dus vermijden gevangen te worden in het liberale spelletje van ‘hoeveel tolerantie kunnen we ons veroorloven’: moeten we het tolereren als zíj hun kinderen beletten naar openbare scholen te gaan, als zíj hun vrouwen dwingen zich op een bepaalde manier te kleden en te gedragen, als zíj huwelijken voor hun kinderen arrangeren, als zíj de homoseksuelen in eigen kring mishandelen? Op dit niveau zijn we uiteraard nooit tolerant genoeg, of juist altijd al té tolerant geweest, omdat we de vrouwenrechten veronachtzamen et cetera. We kunnen deze impasse alleen maar doorbreken door verder te gaan dan anderen louter te tolereren: we moeten die anderen niet alleen respecteren, maar hun een gezamenlijke strijd aanbieden, omdat onze problemen vandaag de dag dezelfde zijn.
Je moet het perspectief dus verbreden: vluchtelingen zijn de prijs die we voor de mondiale economie betalen. In onze mondiale wereld kunnen goederen vrijelijk circuleren, maar mensen niet: nieuwe vormen van apartheid steken de kop op. Het probleem van poreuze grenzen, van het gevaar door buitenlanders onder de voet gelopen te worden, is inherent aan het mondiale kapitalisme: het is een aanwijzing voor wat er fout is aan de kapitalistische mondialisering. Het is alsof de vluchtelingen het vrije wereldwijde verkeer willen uitbreiden van goederen naar mensen. Terwijl grote volksbewegingen een constante factor zijn in de menselijke geschiedenis wordt hun voornaamste oorzaak in de moderne geschiedenis gevormd door koloniale expansies: vóór hun kolonisatie bestonden de landen van de Derde Wereld grotendeels uit zelfvoorzienende en betrekkelijk geïsoleerde lokale gemeenschappen – het waren de koloniale bezettingen die korte metten maakten met deze traditionele manier van leven en tot nieuwe volksbewegingen aanleiding gaven (ook in de vorm van de slavenhandel).
De aanhoudende migratiegolf naar Europa is geen uitzondering. In Zuid-Afrika zijn er ruim een miljoen vluchtelingen uit Zimbabwe, die blootstaan aan aanvallen van de plaatselijke armen, bang als zij zijn dat de migranten hun baantjes stelen. En er zullen er meer komen, niet alleen door gewapende conflicten, maar ook door de opkomst van nieuwe ‘schurkenstaten’, economische crises, natuurrampen, de klimaatverandering et cetera. Het is nu bekend geworden dat de Japanse autoriteiten, na de nucleaire ramp met de Fukushima-reactor, even hebben overwogen de hele regio rond Tokio – met twintig miljoen mensen – te evacueren. Waar hadden die mensen heen moeten gaan? En onder welke omstandigheden? Hadden zij een stukje land moeten krijgen of gewoon over de hele wereld verspreid moeten worden?
Wat als Noord-Siberië nóg bewoonbaarder zal worden, en nog beter geschikt voor landbouw, terwijl grote stukken land onder de Sahara te droog zullen worden om een grote populatie te kunnen onderhouden – hoe zal de uitwisseling van bevolkingsgroepen worden georganiseerd? Als in het verleden soortgelijke dingen gebeurden, deden sociale veranderingen zich op een wilde, spontane manier voor, met veel geweld en verwoestingen – zo’n vooruitzicht is onder de huidige omstandigheden catastrofaal, nu alle landen massavernietigingswapens tot hun beschikking hebben.
De voornaamste les die uit dit alles kan worden getrokken is derhalve dat de mensheid zich moet gaan voorbereiden op een ‘plastischer’ en nomadischer levenswijze: plaatselijke of mondiale veranderingen in het leefmilieu kunnen leiden tot de noodzaak van ongekende, grootschalige sociale veranderingen. Eén ding is wel duidelijk: de nationale soevereiniteit zal radicaal geherdefinieerd moeten worden, en nieuwe soorten mondiale samenwerking zullen moeten worden uitgevonden. En hoe zit het met de enorme veranderingen in de economie en de consumptie als gevolg van nieuwe weerpatronen, en tekorten aan water en energiebronnen? Via welke besluitvormingsprocessen zal over zulke veranderingen worden besloten, en hoe zullen die ten uitvoer worden gelegd? Er zullen hier veel taboes moeten worden doorbroken, en er zal een reeks ingewikkelde maatregelen moeten worden doorgevoerd.
In de eerste plaats zal Europa moeten getuigen van haar volledige toewijding aan het ter beschikking stellen van middelen voor het op waardige wijze overleven van de vluchtelingen. Er mogen op dit punt geen compromissen worden gesloten: grote volksverhuizingen zijn onze toekomst, en het enige alternatief voor een dergelijke toewijding is hernieuwde barbarij (wat sommigen de ‘botsing der beschavingen’ noemen).
In de tweede plaats moet Europa, als een noodzakelijk gevolg van deze toewijding, zichzelf organiseren en duidelijke regels opleggen. De staatscontrole op de vluchtelingenstroom moet worden afgedwongen via een omvangrijk administratief netwerk dat de hele Europese Unie omvat (om plaatselijke barbarij te voorkomen, zoals die bedreven wordt door de autoriteiten van Hongarije of Slowakije). De veiligheid van de vluchtelingen moet worden gegarandeerd, maar het moet hun ook duidelijk worden gemaakt dat zij de woonplek moeten accepteren die hun door de Europese autoriteiten wordt aangeboden, plus dat zij de wetten en sociale normen van de Europese staten moeten respecteren: geen tolerantie van religieus, seksistisch of etnisch geweld van welke kant dan ook, geen recht om de eigen levenswijze of religie aan anderen op te dringen, respect voor ieders individuele vrijheid om afstand te doen van de gebruiken van zijn of haar gemeenschap et cetera. Als een vrouw ervoor kiest om haar gezicht te bedekken, moet die keuze worden gerespecteerd, maar als zij ervoor kiest om dat niet te doen, moet haar vrijheid daartoe worden gegarandeerd. Ja, zo’n reeks regels bevoordeelt inderdaad de West-Europese levensstijl, maar dat is de prijs voor onze Europese gastvrijheid. Deze regels moeten duidelijk benoemd en afgedwongen worden, indien noodzakelijk via repressieve maatregelen (tegen buitenlandse fundamentalisten net zozeer als tegen onze eigen tegen immigratie gekante racisten).
In de derde plaats zal een nieuw soort internationale interventies moeten worden uitgevonden: militaire en economische interventies die neokoloniale valstrikken zullen vermijden. Wat dacht u van een VN-strijdmacht die de vrede garandeert in Libië, Syrië of Congo? De gevallen van Irak, Syrië en Libië laten zien hoe een verkeerd soort interventie (in Irak en Libië) en het besluit om niet tussenbeide te komen (in Syrië, waar onder de schijn van non-interventie externe machten, van Rusland tot Saoedi-Arabië, een grote rol spelen) op dezelfde patstelling uitlopen.
In de vierde plaats is de moeilijkste en meest belangrijke opdracht een radicale economische verandering, die een einde moet maken aan de omstandigheden waaruit het vluchtelingenprobleem is voortgekomen. De uiteindelijke oorzaak daarvan is immers het hedendaagse mondiale kapitalisme zelf en zijn geopolitieke spelletjes, en als we dat niet radicaal veranderen, zullen immigranten uit Griekenland en andere Europese landen zich spoedig bij de Afrikaanse vluchtelingen voegen. Toen ik jong was, werd een dergelijke georganiseerde poging om ons gemeenschappelijke erfgoed te reguleren ‘communisme’ genoemd. Misschien moeten we dat opnieuw uitvinden. Misschien is dat, op de langere termijn, wel de enige oplossing.
Is dit alles een utopie? Misschien, maar als we het niet doen, zijn we werkelijk verloren en verdienen we het om verloren te zijn.
Slavoj Žižek (1949) is een Sloveense socioloog, filosoof, psychoanalyticus en cultuurcriticus. Momenteel is hij hoogleraar aan de European Graduate School. In 2013 verscheen van hem bij uitgeverij Boom Het jaar van het gevaarlijke dromen, over het roerige jaar 2011. Vertaling: Menno Grootveld
Beeld: (1) Schönefeld, Duitsland, 13 september. Foto Carsten Koall/Getty Images; (2) Antiimmigrantenprotest in Warschau, 12 september. Foto Janek Skarzynski / ANP.