Eigenlijk was het al veelzeggend dat van Milwaukee, Wisconsin nergens een reisgids viel te vinden. In Milwaukee is niks te doen en niks te vinden. Dat zeggen in ieder geval de inwoners van Milwaukee.

«Dus you guys komen uit Nederland? Maar waarom dan hiérnaartoe?» vroeg de studentikoze jongen van de platenzaak bij het afrekenen.

«Ken je Rick Springfield?»

«Die van Jessie’s Girl?»

«Ja, die. Die speelt hier deze week.»

«Wacht even. Jullie komen naar Milwaukee voor Ríck Spríngfiéld? Eh…waarom?»

«Omdat hij in Europa nooit speelt. En alleen hier een paar dagen. Hij speelt trouwens in het casino. Weet jij waar dat ligt?»

«Ja, op een industrieterrein buiten het centrum. Een heel erg triest industrieterrein.»

Dat klopte. Zoals ook over het Potawatomi Bingo Casino zelf weinig vrolijks valt te melden. Maar ergens weggedrukt in het hoekje met de fruitautomaten lichtte het rode neon op: Northern Lights Theater. Hier speelde hij. Vanavond, morgen, overmorgen, vijf mei-avonden lang: Rick Springfield. In Europa scoorde hij begin jaren tachtig een hitje met Jessie’s Girl. In Nederland is een deel van zijn nummer Rock of Life al vanaf het einde van dat decennium te horen als openingstune van het Vara-radioprogramma Spijkers met koppen, maar geen mens die dat weet. Die überhaupt nog weet wie Rick Springfield is. In oude edities van de Popencyclopedie wordt zijn greatest hits-cd nog genoemd in de enorme rij voetnoten bij het hoofdstuk «Australië», want daar komt hij oorspronkelijk vandaan.

Nee, dan de Verenigde Staten. Hier waren zijn comeback-cd’s wél verschenen, hier tourde hij zelfs. Tot in Milwaukee. Hier zouden we hem de komende avonden zien, ons jaren-tachtigicoon, de man met de stoere hese stem, het stoere haar, de stoere teksten over mannenvriendschappen («Live for girls, guitar and glory») en seks, vooral veel seks.

We haalden onze kaartjes op en betraden de zaal, een soort kruising tussen een nachtclub en een theater. Dat we een andere leeftijd hadden dan de meeste aanwezigen hadden we wel verwacht, aangezien we pas fan van Rick waren geworden jaren na zijn commerciële hoogtepunt. Dat vrijwel alle overige aanwezigen vrouwen zouden zijn, dát hadden we niet zien aankomen. Ze droegen buttons en T-shirts van Rick, hielden hun fotocamera tegen zich aan geklemd of hadden al foto’s van zichzelf met Rick bij zich, waar nog een handtekening op moest. Twee vrouwen schoven aan. Ze kondigden aan dat ze vanavond gingen gillen en dat we ons daar maar niet te veel van moesten aantrekken. Het was zeven uur. Nog zestig minuten.

Waar waren we naar op zoek, een maand geleden daar in Milwaukee? Naar niet veel anders dan de tienduizenden rockliefhebbers die dit weekend zullen afreizen naar Lichtenvoorde om het Arrow Rock Festival te bezoeken.

Naar de herinnering aan hoe het ooit was. Of, indien te laat geboren, aan een zo goed mogelijk geconserveerde herhaling daarvan.

Nostalgie verkoopt. Waar Britney Spears, Christina Aguilera en Jessica Simpson vorig jaar in de VS delen van hun tournees moesten cancelen vanwege tegenvallende kaartverkoop, daar stonden die van Prince (die een greatest hits-show speelde met veel van zijn jaren-tachtighits), Madonna (idem) en Bette Midler (idem, maar dan van nog een decen nium verder terug) in de topvijf van meest lucratieve.

Wanneer nostalgie de drijfveer van de kaart jeskopers is, hoeft het verleden trouwens niet eens herhaald te worden, als dat bijvoorbeeld praktisch onmogelijk is. Om het te benáderen is dan al voldoende. Jim Morrison is dood, dus touren de overgebleven leden van The Doors met de oud-zanger van The Cult, die Jim Morrison zo natuurgetrouw mogelijk nadoet, inclusief letterlijke herhalingen van zijn aan- en afkondigingen. Dat Paul Rodgers, die nu als zanger van tweederde van het nog levende deel van rockband Queen de wereld rondtourt, juist niét probeert de overleden Freddie Mercury te imiteren, levert hem veel lof op. En succes: het concert in Ahoy’ was zo snel uitverkocht dat de band binnenkort terugkomt voor een optreden in het drie keer zo grote Gelredome.

Een van de publiekstrekkers van Arrow Rock is Lou Gramm. Die naam zegt niemand iets, maar hij was de zanger van de succesvolle rockband Foreigner. De band bestaat niet meer, de vraag naar de hits echter nog wel. Dus tourt Lou Gramm nu rond als «the voice of» en dan in koeienletters: «FOREIGNER». Niet helemaal, maar wel voldoende hetzelfde.

Er bestaat een ongeschreven afspraak tussen het nostalgisch publiek en hun artiesten: de artiest erkent dat zijn aantrekkingskracht in het verleden ligt. Voor eigen eer en geweten mag hij even laten zien dat hij de afgelopen decennia ook nog wat heeft uitgevreten, maar met mate. Zijn heden bestaat bij de gratie van zijn verleden, niet andersom.

De Rolling Stones, die dit jaar opnieuw op wereldtournee gaan en andermaal ieder stadion zullen uitverkopen, ze zouden het niet in hun hoofd moeten halen om hun nieuwe plaat centraal te stellen. Dat zou ze hoogstens een volle sporthal opleveren. Het vijf keer zo grote stadion echter, dat heeft betaald voor Brown Sugar en Satisfaction. Dat krijgen ze ook, want de Stones kennen hun plek: die van jukebox.

Het Britse Duran Duran kent zijn plek niét. De band speelde vorige week twee avonden in Amsterdam en maakte een kapitale fout: ze ontkenden de nostalgie. De twee keer vijfduizend dertigers, ze wilden een avond terug naar de jaren tachtig en niets dan dat. De greatest hits-cd, maar dan op het podium. Duran Duran wilde vooral bewijzen dat ze ook verder zijn gegaan met spelen nadat de aanwezigen ooit afhaakten. De teleurstelling was groot en wederzijds. Tachtig kilometer verderop zette Rod Stewart Ahoy’ op zijn kop door de nostalgiekaart wél uit te spelen.

Maar er was nog een verschil. Duran Duran bleek in Amsterdam een beroerde, zielloze band met een tergend valse zanger. Dat was de ware tragiek van de avond: de fans waren niet alleen teleurgesteld in de verrichtingen van het heden, de teleurstelling sloeg terug naar het verleden. Als de band nu zo slecht was, waren ze dan eigenlijk ooit wel echt goed geweest? Nee. Zanger Simon Le Bon heeft nooit kunnen zingen, alleen was dat in het playback-tijdperk niet zo’n probleem. En zijn wat lompe, beetje lullige dansbewegingen waren twintig jaar geleden waarschijnlijk niet veel soepeler, maar met een beetje choreograaf en een goede regisseur oogt het in een clip al snel oké.

Het is de paradox van de nostalgie-artiest: hij zal nooit uit zijn eigen schaduw stappen. En niet omdat zijn verrichtingen vroeger zo veel beter waren – al is het in de popmuziek moeilijk vol te houden dat meer ervaring per definitie tot meer kwaliteit leidt, daarvoor heeft naïviteit een te belangrijk aandeel in die kwaliteit – maar omdat ze dat in de hoofden van zijn publiek zijn gewórden.

Luister naar radio- en tv-programma’s waar mensen over hun favoriete muziek mogen vertellen, lees boeken waarin ze erover schrijven: het gaat vrijwel altijd over vroeger. Bijna iedere vraag waarin het begrip «favoriete muziek» voorkomt, levert een antwoord op met het woord «jeugd» erin. Zelfs bij schrijver Nick Hornby gaan de meest enthousiasmerende verhalen in zijn klassieke bundel 31 Songs over de muziek uit zijn jeugdjaren.

Die muziek is inmiddels meer geworden dan muziek, hij is versmolten met geromantiseerde herinneringen. Als Lou Gramm dit weekend I Wanna Know What Love Is zingt, zullen tienduizenden meezingen met niet alleen het nummer, maar ook met hun eigen geschiedenis eromheen. Vijf minuten lang is het januari 1985. Alleen al daarom zal het heden van de nostalgie-artiest per definitie verbleken bij zijn verleden: het mist een jarenlang opgebouwde en gecultiveerde context. De liedjes uit zijn heden, dat zijn slechts liedjes.

Stipt acht uur was het, toen Rick Springfield opkwam. Vijfenvijftig inmiddels, maar hij oogde vijftien jaar jonger. Een niet te onderschatten factor van succes bij de nostalgie-artiest, want het is moeilijk het verstrijken der jaren te ontkennen als het fysieke resultaat daarvan de microfoon vasthoudt. Onze buurvrouwen gilden inderdaad veelvuldig en hard, en ze hadden groot gelijk. De dertiger Rick Springfield kenden we alleen van videobanden, hij kon echter niet overweldigender zijn geweest dan de vijftiger die hier stond. Mooi ook dat in zijn nieuwe werk de (nou ja, zeg maar) seksuele dynamiek van menselijke relaties nog steeds een prominente plek innam, maar ook enige verbittering doorklonk: «When I said I’d die for you/ I didn’t mean for you to write the eulogy.»

En zagen we daar een sardonische grijns, toen hij dit nieuwe nummer Jesus Saves (White Trash Like You) zong en tegelijk naar zijn publiek keek?

Was dat nieuwe werk hierdoor niet eigenlijk nog veel beter, want gelaagder dan het oude? Was hij niet beter en relevanter dan hij ooit was geweest? Dat is het moment van de ware triomf voor de nostalgie-artiest: als niet hij, maar zijn publiek ontkent dat deze avond op nostalgie dreef.

Classic Arrow Rock, voor «pure rockliefhebbers», met onder anderen Lou Gramm, Survivor, Styx, Crosby, Stills & Nash, Meat Loaf, Kansas, Little River Band, Thunder, Dream Theater en Glenn Hughes (Deep Purple): 11 juni, Lichtenvoorde.

Queen en Paul Rodgers: 10 juli, Gelredome

Arnhem.
www.arrow.nl

Rick Springfield, Written in Rock: The Anthology verschijnt binnenkort bij Sony BMG