
Een van de aardigste ontmoetingen tijdens de campagne voor het Britse EU-referendum had ik met een vrouw in het noordoosten van Londen. Ze liep tegen de zestig, droeg een ruitjesrok en kwam uit een liefdadigheidswinkel gelopen. Wat ze over de Europese Unie dacht, luidde mijn impertinente vraag. Er volgde gemopper over de Brusselse ‘papierwinkel’, een terzijde over Junckers liefde voor een ochtendborrel en nu we toch bezig zijn, iets minder immigranten uit het oosten, dat mocht ook wel. Dus u stemt Brexit, concludeerde ik. ‘Nee, nee’, zei ze snel, ‘daarmee zouden we een enorm gedoe veroorzaken. Zo zijn we niet.’ Het was misschien niet de beste reden voor ‘remain’, maar wel de meest Engelse. Geen fuss veroorzaken en stil doorploeteren. Gedoe, immers, zorgt voor embarrassment. Het vermijden van gêne is een aloude bezigheid van het eilandvolk. Dit sentiment gaat terug naar 1589, het jaar van de Counter Armada, een mislukte en wat gênante poging om Spanje binnen te vallen nadat de Spanjaarden hetzelfde hadden geprobeerd in Engeland. De Engelsen namen het woord embarrass mee terug, afgeleid van het Spaanse embarazar. ‘Nu, meer dan vierhonderd jaar later hebben wij, en niet zij, een tenenkrommende nationale activiteit gemaakt van de vrees voor gêne’, stelde Matthew Bell in The Tatler.
Volgens Bell heeft de beroemde uitroep ‘Do you have any idea what it’s like being English, being so stifled by this dread of saying the wrong thing?’ van Archie Leach in de film A Fish Called Wanda niets aan relevantie ingeboet. De beleefde en gereserveerde Britten zijn inderdaad nog steeds meesters in het niet zeggen wat ze bedoelen. Voor buitenlanders is dit ongemakkelijk. Opmerkingen als ‘Dat is interessant’, ‘Hoop je snel weer te zien’, ‘Ik hoor wat je zegt’, ‘Ik weet zeker dat het mijn fout is’, ‘Dat is niet slecht’ en ‘Ik zal het in gedachten houden’ betekenen precies het tegenovergestelde.
In het boek Watching the English noemt de antropologe Kate Fox het vermijden van ‘gêne ’de spil waar alles om draait. Overdreven beleefdheid, uniform kleedgedrag, zelfspot, fair play, ironie, understatement, bescheidenheid, stoïcisme, hypocrisie, flegma, de liefde voor toneelspelen en overmatig drankgebruik houden er allemaal verband mee. De angst voor gêne, voor plaatsvervangende schaamte, heeft geleid tot schitterende televisie, zoals Alan Partridge, The Office, Mr. Bean en Absolutely Fabulous. Voor Fox is het sociale ongemak het belangrijkste kenmerk van Englishness.
Op die Englishness zijn de Engelsen nooit prat gegaan. Anders dan de Fransen, Nederlanders en Amerikanen hebben ze geen nationale feestdag en geen nationaal kostuum, terwijl het nationale gerecht een importmaaltijd uit India is. Het volkslied gaat niet over de grootsheid van de natie, maar is een vriendelijk verzoek aan God om de gracieuze monarch te beschermen tegen onheil. Er wapperen geen vlaggen in tuinen of in het parlement, laat staan dat er trouw op wordt gezworen. Dat alles wordt van oudsher een beetje gênant gevonden. Bovendien: goede wijn behoeft geen krans, al zal niemand dat hardop zeggen.
Om geen gedoe te veroorzaken is de Engelse geschiedenis een lange reeks pragmatische compromissen. In zijn boek England: An Elegy gebruikt filosoof Roger Scruton de term ‘settlement’. Het beste voorbeeld daarvan is de Anglicaanse kerk, een mengelmoes tussen protestantisme en katholicisme. De Britse politiek is, hoewel gepolariseerd, altijd in de buurt van het midden gebleven. Dat kon, omdat de grote partijen altijd coalities zijn geweest, maar met de machtsovername van de radicale Corbynista’s en Brexiteers is het midden geïmplodeerd. De gereserveerdheid staat onder druk.
Met hun fanatisme, humorloosheid en ideologische karakter zijn genoemde bewegingen de gêne voorbij. Ze profiteren van de uit Amerika overgewaaide identiteitspolitiek, waarin emotie en egocentrisme – aartsvijanden van de Engelse reserve – hand in hand gaan. Daarbij is een grote rol weggelegd voor de sociale media. Al eerder was cyberspace ontdekt als medicijn voor hun sociale ongemak. Het bleek bijvoorbeeld een manier te zijn om zorgeloos te kunnen klagen over de dienstverlening in winkels, hotels en restaurants.
Plannen om ‘Britain Great Again’ te maken en zelfs een nationale feestdag in het leven te roepen (23 juni of 29 maart, daar zijn ze nog niet over uit) staan haaks op de traditionele gereserveerdheid van de Engelsen als personen en als natie. Waar het wapperen met Britse of Engelse vlaggen bij de Last Night of the Proms altijd iets komisch had, is er bij de jongste twee edities een vlaggenoorlog ontstaan tussen beide kampen. Ook de gewoonte van een populistische krant als The Daily Mail om tegenstanders van de Brexit schaamteloos uit te maken voor saboteurs, muiters en landverraders is on-Engels in zijn grimmigheid. Not cricket.
Te midden van de cultuurstrijd staat ironisch genoeg een premier die alle symptomen heeft van de door Fox beschreven ‘social dis-ease’. Theresa May is een gereserveerde vrouw met parelkettingen, die niet graag in het middelpunt van de belangstelling staat, groot ongemak voelt bij het aangaan van smalltalk en een afkeer koestert van sociale media. In strijd met de hedendaagse tijdgeest zegt ze niet graag wat ze denkt. De Sfinx, luidt haar bijnaam. Memorabel zijn de beelden waarop te zien is dat ze moederziel alleen schichtig om zich heen kijkt tijdens een Europese top waar al haar collega’s druk aan het praten zijn over de Brexit. Ze doet me altijd weer denken aan die Londense dame, met haar afkeer voor ‘zo’n gedoe’.