Het was een enerverende slotfase. Het waren de laatste minuten van de wedstrijd Groningen-NEC. In de 66ste minuut kwam NEC op 1-2 en vanaf dat moment bestormden de Groningers het Nijmeegse doel. Ze waren veel sterker. De gelijkmaker hing in de lucht. Druk, druk, grote druk op het doel van NEC. De wisselspelers en de trainers in de dug-out hadden het ook niet meer. Opstaan, weer gaan zitten, het veld in lopen, teruggestuurd worden, nog een keer, gaan zitten…
Ook Ron Jans deed dat. De trainer van Groningen – die er volgens de voorzitster van het Vegetarisch Sportfront nog steeds uitziet als een vis met een te korte pony – stond op, ging zitten, hij had het niet meer.
Maar iets anders had hij wél.
De goal kwam. In de 88ste minuut. Nicklas Pedersen. Terecht en verdiend. Het stadion ontplofte. De spelers doken schreeuwend boven op elkaar. De reserves stoven juichend de dug-out uit en het veld op. De assistent-trainer, de masseur, de fysiotherapeut – niemand bleef zitten, niemand bleef staan. Iedereen omhelsde iedereen, alsof Groningen de Champions League had gewonnen.
Behalve één man. Ron Jans. Hij danste niet en schreeuwde niet. Hij stond stil rechtop en…
Hij maakte een notitie.
In een klein bloknootje, zo’n blokje dat bij de telefoon ligt of waar je boodschappenlijstjes op maakt, maakte Jans een aantekening.
Je kunt je bijna niet voorstellen dat hij opschreef: ‘88ste minuut, 2-2’. Dat staat in de krant, dat hoeft hij niet op dat moment op te schrijven. Het gaat om belangrijker dingen.
Was het een aantekening? Een notitie? Een opmerking? Een commentaar? Een herinnering? Een terzijde? Een twitter-boodschap?
‘We worden kampioen!’
‘Joepie!’
‘Vakantiefoto’s inplakken.’
‘Nummer 8 van NEC speelt gemeen. Hij verdient harde stompen.’
‘Niet vergeten: straks broccoli meenemen.’
Je ziet het trainers vaker doen tijdens de wedstrijd. Louis van Gaal bijvoorbeeld. Je zou toch denken dat hij de wedstrijd nauwgezet in de gaten moet houden, maar toch schrijft hij nu en dan iets op. Het is een studie waard.
(Ook zie je vaak trainers heel veel praten. Zittend op de bank praten ze, meer in zichzelf dan tegen een ander, maar voor de vorm wenden ze zich tot hun assistent. Die zie je dan knikken, of ‘mm-mm’ zeggen, of ‘ja!’ – dat is uit beleefdheid, want ze begrijpen niets van die orakeltaal van de geniale coach.)
‘Naar de kapper. De mevrouw van het Vegetarisch Sportfront bellen.’
‘Niet aan mij zitten!’
‘Straks feest.’
‘Een fijn doelpunt.’
‘De Chinezen bellen dat alles goed is.’
‘Tweet voor zo meteen: @wiljanvloet: nahnanananah pfflllrrr…’
‘Tickets Gran Canaria. Prijs vergelijken (opzoeken).’
‘Krankzinnige slotfase. Bloedstollend.’
‘Laatste alinea feestrede schrappen.’
‘Volgende week Twente. Standbeeld N’Kufo, spuitbus of kwast?’
‘Matavz sterk! Mooie benen ook.’
‘Scheidsrechter googelen! Iets ranzigs, seks… Zo ziet hij er wel uit. Hij heeft hetzelfde naam als die stukadoor met wie we toen zo veel problemen hadden, dat wil zeggen ik, want Sandra had helemaal geen problemen met hem. Dat hij er drie dagen langer over deed. Over de badkamer, en dat hij steeds niet kon komen op de afgesproken tijd maar wel als ik weg was. Heel toevallig. Ik heb hem nooit gemogen. Hij had rare gewoontes.’
‘Volgende keer hoger inzetten (Mr Lim!).’
‘Brian heeft een gezicht voor lang haar.’
‘L’Oréal of Dove? (checken!)’
‘Cadeautje Sandra, toch maar.’
‘Fuck de rest.’
‘Persconferentie: gewoon blijven lachen.’
‘Grollen maken.’
‘Studio Sport Hondelul.’
‘Nummer 4 van NEC: doe iets aan die acné, man!’
‘Hoi!’
‘Nog steeds niet aan mij zitten!’
‘Ik lach wel maar ik ben niet vrolijk.’
‘Wie is toch die man die de hele tijd naast me zit in de dug-out? Die de hele tijd als ik iets zeg, knikt, of “mm-mm” zegt, of “ja”, of glimlacht met die scheve bek van ’m – ik mag hem niet (opzoeken), verschrikkelijke slijmbal.’
‘Meer twitteren.’
‘Gouden ketting in de mode? (opzoeken)’
‘We worden kampioen.’