De nouvelle vague is voelbaar in het werk van de Belgische broers Luc en Jean-Pierre Dardenne, die in 2005 de Gouden Palm wonnen met L’Enfant, een onvergetelijk verhaal over kleine misdaad en grote liefde. Vooral Jean-Luc Godards À bout de souffle (1960) resoneert in deze film, in de wijze waarop de camera de personages van dichtbij op de huid zit terwijl ze de straat op gaan, én in de nerveuze, gevaarlijke houding van de Belgische acteur Jérémie Renier, die als Bruno qua stijl en lichaamshouding veel weg heeft van Jean-Paul Belmondo, compleet met gleufhoedje.
De opvallende connectie met de revolutionaire filmbeweging uit de jaren zestig keert ook terug in de nieuwe film van de Dardennes, Le silence de Lorna. Hierin vertolkt Arta Dobroshi, een onbekende actrice uit Kosovo, de rol van Lorna, een jonge Albanese die een schijnhuwelijk aangaat met Claudy, opnieuw gespeeld door Renier, om de Belgische nationaliteit te verkrijgen. En of de gebroeders Dardenne het zo bedoeld hadden of niet, hun hoofdrolspeler lijkt op Belmondo’s beeldschone minnares in de Godard-film: Jean Seberg.
Het mooie aan deze twee Dardenne-films is dat de invloeden subtiel zijn. De vertelstijl in L’Enfant lijkt bijvoorbeeld spontaan voort te vloeien uit de principes van de nouvelle vague, die erop gericht waren het echte leven rauw en realistisch in beeld te brengen. En juist hierin ligt de kracht van de Dardennes. In hun films worden op het oog kleine, gewone levens uitvergroot binnen een gesloten narratieve werkelijkheid waarin strenge codes gelden. Op dit punt doen hun films denken aan het werk van Jean-Pierre Melville (1917-1973), dé grote voorloper van de nouvelle vague en een meester in het portretteren van criminelen die door de strikte regels van hun omgeving op een gegeven moment geen kant meer op kunnen.
In Le silence de Lorna zijn de regels van het wereldje van drugs en Oost-Europese maffiosi verstikkend. Lorna en Claudy zijn gevangen in het web van gevaarlijke boeven-conventies. Als Lorna van Claudy af moet zien te komen, omdat ze een afspraak heeft met de maffia om met een Rus te trouwen voor geld, gebeurt er iets onverwachts. En prachtig is hoe deze ontwikkeling onder de oppervlakte plaatsvindt: Claudy, een junk, vraagt tijdens een afkicksessie in het ziekenhuis aan Lorna of ze zijn cd-speler wil meenemen van huis. En zijn kaarten. Dat doet ze, denken we, om de schijn van het huwelijk op te houden. Maar dan, op het bed in het ziekenhuis, een kaartspel. En Claudy is blij. En Lorna? Opeens lacht ze. Voor het eerst.
Waar Bruno in L’Enfant door een pijnlijk proces gaat voordat hij beseft dat hij van het kind houdt, daar is Lorna’s strijd in Le silence vooral een strijd tegen zichzelf. Tegen de stilte in háár: de weigering haar eigen gevoel, haar zelf, haar menselijkheid, onder ogen te zien. Dat is geen gemakkelijke opgave in een wereld waarin emotie een teken van zwakte is.
Dobroshi, die zo op Jean Seberg lijkt, levert een ijzersterke acteerprestatie. Haar Lorna doet pijnlijk langzaam het masker af dat ze vrijwel de hele film op houdt. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een beweging de stad uit. En het slot, in een woud ergens buiten Luik, is onvergetelijk, koud en existentieel als in een vroege Melville-film, realistisch en invoelbaar als in het werk van de latere nouvelle vague.
Te zien vanaf 16 oktober