
Het is een donkere nacht op 3 oktober 1980. Vijf in het zwart geklede jongeren zetten een lange ladder tegen het leegstaande Poortgebouw, een markant negentiende-eeuws pand dat als een poort over de Stieltjesstraat in Rotterdam hangt. Ze klimmen bijna zes meter omhoog naar binnen door het raam van de eerste verdieping en vervangen vanaf de binnenkant de cilinder van het voordeurslot. De volgende ochtend stopt er een Volkswagenbusje voor de deur; een stoel, tafel en bed gaan naar binnen. Tientallen jongeren lopen erachteraan. Het pand is gekraakt.
Bijna 41 jaar later zitten Jup de Heer (59), bewoner van ’83 tot ’87, en de huidige bewoners Hanna Spanier (25), Rens de Boer (29) en Emily Hulsbergen (30) samen in de keuken op de zolder van het gebouw. ‘Ik moest echt weg bij mijn ouders’, vertelt Jup de Heer terwijl hij bedachtzaam zijn biertje drinkt. ‘Ten einde raad belde ik hier aan.’ Een week later trok hij in en een wereld ging voor hem open. ‘Het was net gelegaliseerd en we moesten met z’n allen de boel verbouwen. We deden mee aan acties, met z’n allen ergens voor staan, het was geweldig.’
Eind jaren zeventig wilde de gemeente Rotterdam het voormalige hoofdkantoor van de industrieel Lodewijk Pincoffs, gebouwd in 1879, ombouwen tot een eroscentrum dat plaats moest bieden aan vijftig eenheden voor raamprostitutie. Het werd uiteindelijk bestemd voor jongerenhuisvesting door de inzet van de krakers. Er kwamen 28 kamers, vier keukens, zes badkamers, een concertzaal, een café en een ruimte voor een winkel of kantoor. Alles gebouwd en beheerd door de bewoners zelf. Bijna 41 jaar later is die situatie niet veel anders. De vereniging die in 1982 werd opgezet bestaat nog en een van de voornaamste doelen van het pand is nog steeds het realiseren van betaalbare jongerenhuisvesting. In tegenstelling tot veel kraakpanden die in de jaren negentig werden veranderd in yuppenpaleizen, ademt het Poortgebouw nog de idealen van de krakers van toen.
‘Toen we vertrokken uit ons laatste huis wilden we een woongroep stichten, maar we konden eigenlijk nergens terecht’, zegt Rens de Boer. ‘Het was te duur om te huren of te kopen, en de regels werkten tegen.’ ‘In Wageningen woonden mijn vriend en ik ook in een woongroep en dat beviel ons prima’, vult Hanna Spanier hem aan, maar het bleek onmogelijk om zoiets dichter bij hun werk te vinden. Het Poortgebouw bood uiteindelijk uitkomst. ‘Het voelt als een soort familie, een verbondenheid door de plek waar je woont’, aldus Spanier.
‘Eindelijk een plek waar je wel gewoon op de muren kan tekenen. Ik bedoel, waar kan dat nou nog?’ zegt Emily Hulsbergen. Zij en haar vriend voeden er zelfs een kind op. ‘Soms is het een uitdaging omdat je zo dicht op elkaar woont, maar ik denk dat het een mindere uitdaging is dan als we alleen zouden wonen.’
Ze hebben mazzel dat ze hier wonen, vinden ze. Er staan inmiddels 28 jongeren op de wachtlijst voor het Poortgebouw, terwijl er nauwelijks plekken vrij komen. ‘Voor mensen die hier weg willen, is het heel moeilijk om wat nieuws te vinden en kopen is voor velen van ons te duur. Sommigen zijn al jaren bezig’, weet De Boer. ‘Dat is pijnlijk, want we willen juist graag ruimte maken voor meer jongeren.’
De wooncrisis uit de jaren tachtig is terug. Vooral starters kunnen geen geschikte huur- of koopwoning vinden. Op koopwoningen wordt soms wel met een ton overboden, het aantal sociale huurwoningen is drastisch afgenomen en aan middenhuur is een modale Nederlander al snel een derde van het inkomen kwijt. De lost generation van de jaren tachtig kwam uiteindelijk verbazingwekkend goed terecht, maar sindsdien zijn veel van de maatregelen die hen uit de brand hielpen weer afgeschaft. Is de huidige wooncrisis te keren, of is er nu écht sprake van no future?
‘Eigenlijk is de woningnood van nu een schande.’ Jan van der Schaar is emeritus hoogleraar volkshuisvesting. In de tweede helft van de jaren tachtig was hij ambtenaar op het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (vrom), en nauw betrokken bij de beleidsombuigingen van staatssecretaris Heerma. Het waren de jaren van een heftige economische crisis, hoge werkloosheid en een rente van twaalf tot dertien procent. ‘En toch wisten we de huizenproductie op peil te houden’, vertelt hij. ‘Er werd tijdens de kabinetten-Lubbers op alles bezuinigd, het was het begin ook van de liberalisering, maar daarvan werd woningbouw uitgezonderd. Integendeel, er werd massief geïnvesteerd in huisvesting.’
In de jaren tachtig kwamen er jaarlijks zo’n 120.000 huizen bij. ‘Huisvesting was een belangrijk politiek thema en werd toen ook gezien als een openbare-ordeprobleem’, geeft Van der Schaar als verklaring. ‘De rellen op 30 april 1980 bij de kroning van koningin Beatrix en bij de ontruiming van grote kraakpanden hadden grote indruk gemaakt. Men vreesde echt dat het helemaal uit de hand zou lopen als er niets aan de jongerenhuisvesting gedaan zou worden. Politiek zijn die rellen zeer effectief geweest.’
In de oude wijken van de grote steden werden oude panden van huisjesmelkers door de gemeentes voor een appel en een ei opgekocht en gerenoveerd of gesloopt. In de nieuwbouw kwamen er ook kleinere eenheden, geschikt voor jongeren. Voor starters waren er premie-A- en premie-B-koopwoningen met soms wel tienduizend gulden subsidie, een substantieel deel van de rente, per jaar gedurende een langere tijd.
‘De commerciële bouw van huizen en kantoren was compleet ingestort’, zo heeft Van der Schaar nog scherp op het netvlies. ‘De overheid hield door de investeringen de bouwsector op de been en bovendien was er onder de bevolking een groot draagvlak voor. Men had de naoorlogse woningnood nog goed in het geheugen.’
Uiteindelijk zou de wal het schip keren. De langdurige subsidies en garanties namen op een gegeven moment negentig procent in van de totale begroting van Volkshuisvesting. ‘Er was nauwelijks ruimte voor nieuw beleid.’ Bovendien veerde door een lagere rente de markt weer op. ‘Er was toen zeker wat te zeggen voor minder overheidsbemoeienis’, vindt Van der Schaar. ‘Maar dat is veel te ver doorgeschoten.’
Nu is er door de lage rente een grote toevloed van goedkoop geld naar de woningmarkt, terwijl er weinig aanbod is omdat mensen door de gestegen prijzen blijven zitten waar ze zitten. ‘Er is een aanbodschaarste en het gevolg is dat speculanten goud geld verdienen’, constateert Van der Schaar. Liberalisering kan, vindt de hoogleraar, maar alleen als er voldoende betaalbaar aanbod is. ‘Minister Blok van Volkshuisvesting (VVD, 2012-2017 – red.) zag eigenlijk helemaal geen rol meer voor de overheid. Na de Vinex-wijken is geleidelijk het hele overheidsinstrumentarium op dit terrein afgebroken en daarom zitten we nu met de gebakken peren.’ Nu, met een rente van twee à drie procent en grote economische welvaart, is de woningproductie geslonken naar krap 74.000 per jaar.

‘Je bent een loser als je in een sociale huurwoning woont, dat is de grote overwinning geweest van het neoliberale gedachtegoed’, zegt Melissa Koutouzis, een van de organisatoren van het Woonprotest dat op zondag 12 september in Amsterdam van start gaat. Ze werkt bij de denktank tni en houdt zich al jaren bezig met de vraag: van wie is de stad? Ze draagt een lange jas over een losse broek en heeft haar haar in een hoge staart gebonden. Over woningnood is in Nederland lang niet gepraat omdat het met schaamte en schuld te maken heeft, denkt ze. > ‘Daar heb je het liever niet over. Kun je je huis niet betalen? Dan heb je het zelf niet goed geregeld. Terwijl: woningnood moet een collectief probleem zijn.’
Ze staat stil voor een rij arbeiderswoningen van donker baksteen met rode metalen balkonnetjes in de Amsterdamse Pijp. Naast haar staat UvA-onderzoeker Cody Hochstenbach, die dit beginpunt van een wandeling door de wijk niet toevallig koos. Hochstenbach is gepromoveerd op ongelijkheid en gentrificatie in Europese steden en steunt het Woonprotest. Ter illustratie van de gentrificatie in de Pijp: een van de huizen in deze voormalige arbeiderswijk, die in de negentiende eeuw vanwege exponentiële bevolkingstoename in allerijl zo snel en goedkoop werd gebouwd dat sommige huizen instortten voor ze überhaupt af waren, stond recentelijk op Funda te koop voor zeven ton. Dat is drie ton meer dan waarvoor de woning drie jaar geleden van woningcorporatie Ymere werd overgekocht. Vanwege de splitsingsvergunning prees de verkoper het appartement aan als ideaal investeringsobject voor beleggers. ‘Ik vind dat heel veel geld voor een arbeiderswoning, zeven ton’, zegt Hochstenbach. ‘Dat is drie ton winst in drie jaar met publiek vastgoed.’
Koutouzis hoopt op landelijk verzet tegen het huidige Nederlandse woonbeleid. Toen ze kort in Berlijn woonde, betaalde ze tweehonderd euro per maand voor een huis dat ze met één huisgenoot deelde en dacht: waarom zitten wij in Nederland in deze shit?
De huidige situatie is volgens Hochstenbach vergelijkbaar met die uit de negentiende eeuw, toen mensen ook woningen moesten delen en anders maar uit de stad moesten vertrekken. Lopend met zijn handen in de zakken van een los jack, naar een zuidelijker deel van Amsterdam, stopt hij plots bij een project in aanbouw. Huurwoningen in het ‘middensegment’ van duizend euro per maand voor 57 vierkante meter. Hij schudt zijn hoofd. Hij heeft een hekel aan middenhuur, omdat het al snel een derde van het gemiddelde inkomen opslorpt. Eigenlijk, vinden hij en Koutouzis, wonen we allemaal scheef, maar in de zin dat we in te dure huizen wonen voor ons inkomen, niet in te goedkope.
Er is niet slechts één startpunt te noemen van de kentering richting het huidige beleid, zegt Cody Hochstenbach. De afgelopen dertig jaar is er veel afgebrokkeld, maar als je er toch een moet noemen, dan is het het document over volkshuisvesting in de jaren negentig van cda-staatssecretaris Enneüs Heerma uit 1989 waarmee de woningcorporaties werden verzelfstandigd. De term ‘scheefwoner’ komt ook uit die tijd. Een hypocriete zondebok voor het huidige tekort aan goedkope woningen, vult Melissa Koutouzis aan, net als statushouders die zogenaamd alle sociale huurwoningen toegewezen zouden krijgen, terwijl dat maar zeven tot acht procent van het aanbod is. ‘Scheefwonen is alleen een probleem als je te duur woont. Zolang we naar elkaar wijzen bevragen we de macht niet.’
Ooit noemde Amsterdam zich de pionier van de volkshuisvesting. Lopend van de Pijp naar Amsterdam-Zuid kom je langs gebouwen in de stijl van de Amsterdamse School, die in de jaren twintig en dertig werden gebouwd vanuit het ideaal dat arbeiderswoningen niet alleen goedkoop moesten zijn, maar ook fundamenteel beter. Het zijn solide, lichte woningen met afgewerkte gevels en veel groene hofjes waarin gespeeld kan worden. Iconische gebouwen als Het Schip zijn nog steeds in handen van woningcorporaties, maar veel zijn er inmiddels verkocht aan particulieren.
Hochstenbach loopt het Coöperatiehof binnen, een kring van etagewoningen met een klokkentoren, een bibliotheek en een vergaderzaal. Gebouwd vanuit het verheffingsideaal. ‘Er werd wel flink wat publieke subsidie tegenaan gegooid’, zegt hij, ‘en het is natuurlijk ook wat paternalistisch: loon werd uitbetaald in de leeszaal in plaats van in de kroeg, zodat men het niet meteen kon verbrassen.’ Maar dit ideaal staat haaks op de huidige tijdgeest, waarin zulke projecten ondenkbaar lijken. ‘Neoliberalisme is een breed politiek project en houdt de individualisering van verantwoordelijkheid mede in stand.’
De kraakbeweging van de jaren tachtig had groot politiek succes, constateert Eric Duivenvoorden, filosoof, socioloog en kenner van naoorlogse protestbewegingen. ‘Niet alleen zorgden jongeren zelf voor hun huisvesting, er werden ook honderden grote panden gelegaliseerd en er kwamen allerlei regelingen speciaal voor jongeren.’ Met alleen petities overhandigen en nette demonstraties was dat nooit bereikt, stelt hij. ‘Ik wil geweld niet goedpraten, maar de kraakrellen zijn cruciaal geweest. Daardoor kwamen politici in beweging.’
Maar is het niet cynisch dat rellen die de kraakbeweging veel sympathie kostten en uiteindelijk tot de ondergang van de beweging leidden, toch voor de grootste veranderingen hebben gezorgd? ‘Het is het offer waard geweest’, vindt de kraakhistoricus. ‘Misschien wel honderdduizenden jongeren zijn ermee geholpen. Soms loont het om buiten de lijntjes te kleuren.’
Melissa Koutouzis heeft wel een vermoeden waarom dat lang niet is gebeurd. Haar Berlijnse vrienden betaalden weinig huur en konden door hun lage lasten meer tijd besteden aan ambities die niet direct geld opleveren, zoals kunst, het beginnen van een nieuwe onderneming of activisme. ‘Dus waarom hebben jongeren zich tot nu toe niet georganiseerd? Omdat ze zich suf betalen aan de huur.’
Wat moet er in het woonbeleid veranderen? Ten eerste moet de macht over de huizenmarkt terug naar de burgers, vinden Melissa Koutouzis en Cody Hochstenbach. ‘Macht wordt nooit zomaar teruggegeven. Dat zie je aan de meeste emancipatiebewegingen. Het moet altijd worden afgedwongen’, zegt Koutouzis. Ze twijfelt of dat binnen de kaders van het huidige systeem kan blijven. ‘We moeten gaan nadenken over burgerlijke ongehoorzaamheid.’
De organisatie van het Woonprotest heeft in ieder geval simpele eisen die op korte termijn veel zouden veranderen, zoals de aanpak van ‘parasitaire beleggers’, het breder toegankelijk maken van sociale huurwoningen en het weer aanstellen van een minister van Volkshuisvesting. Koutouzis is ook niet te beroerd om de woningnood in vvd-kaders te plaatsen. ‘Elke liberaal vindt dat hard werken iets moet opleveren, maar het maakt op deze woningmarkt niet uit hoe hard je werkt als je geen startkapitaal hebt. Bovendien is het aliberaal dat onze levenskeuzes nu bepaald worden door een vastgeroeste markt.’
‘Als eerste moet de instroom van goedkoop geld naar de woonmarkt beperkt worden’, vindt hoogleraar Jan van der Schaar. ‘Dat kan bijvoorbeeld door de aftrek van hypotheekrente af te schaffen. Een pijnlijke ingreep, maar noodzakelijk.’ En we ontkomen er niet aan om er een miljoen huizen bij te bouwen, vindt hij, want de bevolking groeit intussen door. Belangrijk is dat de overheid regie neemt. ‘Landelijk moeten nu eenmaal de grote lijnen uitgezet worden en zijn grote investeringen nodig.’
De komende demonstraties in diverse Nederlandse steden zijn het startschot van jaren van verzet, verwacht Koutouzis. Kraken is door wetgeving vrijwel onmogelijk gemaakt. Nieuwe actievormen zijn noodzakelijk. ‘Met alleen demonstraties kom je er niet’, waarschuwt Eric Duivenvoorden. ‘Je moet de macht nu eenmaal uitdagen.’ Het scheelt dat het probleem nu ook breed wordt opgepakt door hoogopgeleide middenklassers die geen betaalbare huizen meer kunnen vinden en voor wie de beloftes van een beter leven na een studie niet worden ingelost. Maar, zegt Cody Hochstenbach, daarin schuilt ook het risico dat er middenklasse-oplossingen komen en dat mensen met een sociaal-economisch slechtere positie, neem de dak- en thuisloze mensen, over het hoofd worden gezien. ‘Als jij vijftigduizend moet overbieden op je koophuis is dat kut, maar je staat niet op straat.’
Op zondag 12 september om 14.00 uur begint het Woonprotest in het Westerpark in Amsterdam. Op 17 oktober is er een vervolg in Rotterdam en op 13 november in Den Haag. Later volgen naar verwachting meer steden