Eigenlijk moet je nu je volwassen bent terugkijken op je jeugd, zegt hij. Op een gegeven moment heeft hij het zelf ook moeten doen, omdat hij maar niet vooruitkwam. Hij had er zelfs een therapeut voor nodig. Er waren herinneringen die aan hem knaagden. Hij wilde er niet al te veel over uitweiden. Maar overal waar hij kwam werd hij uit de boot geduwd. Nergens was hij geliefd, zelfs thuis niet.
Met de ogen van nu moet ik kijken naar toen, naar wat me toen heeft gekwetst en nu nog steeds kwelt. De brokken uit mijn keel voeren aan de bloedhonden uit mijn verleden.
En zijn tweede tip: me inbeelden dat ik al ben waar ik wil zijn, die rijkdom en roem al heb. Maar ik probeer het bestaan juist minder in mijn hoofd te ervaren. Niet zo te piekeren over van alles, voor zo veel bang te zijn, mezelf alsmaar vragen te stellen waar ik toch geen antwoord op krijg of vind.
Alsmaar bang voor zo veel in het bestaan, maar nooit voor mezelf, de gedachten en onzekerheden die ik mezelf aanpraat. Ik was geduldig, wachtte op Gods zegening en het geluk en de harmonie die Hij zou schenken, ik legde mijn toekomst in Zijn handen. Maar al die tijd heb ik niet ingezien dat er geen God is die aan de touwtjes trekt, ik geen marionet ben. Al die tijd ben ik voor niets teleurgesteld geweest in God, dat hij mij niet vooruithielp.
Tegelijkertijd heb ik sowieso nooit verwachtingen gehad. Tot voor kort, voordat mijn godsbeeld begon te wankelen, was ik nog geheel overtuigd van een hiernamaals. Uit dat geloof in een leven hierna komt mijn gebrek aan levenslust grotendeels voort. Alles draait om het leven hierna. Het nu is slechts een tijdelijk perron, een onsmakelijk voorgerecht, de zure appel vooral. Dat maakt dat we thuis God onze tekortkomingen en het gebrek nooit kwalijk nemen. We vullen onszelf dan juist nog meer met Hem, nog meer smeekbeden, nog meer knielen.
Het is een fijn vooruitzicht: nu een knul met lege handen, later alle rijkdom en erkenning van God. Ik doe niemand kwaad, dus de kans dat ik het paradijs niet binnen zou treden, is klein. Weliswaar moet je voor Al-Djannah meer zijn dan een goed mens, maar God is een grootmeester in vergeven, leerde ik.
Terug naar toen, de momenten waarop ik het meest ben geschoffeerd of getackeld herbeleven, onder ogen komen. Misschien dat ik dan ook zal begrijpen waarom ik die droom heb, zegt hij. Waarschijnlijk zal ik dan inzien waarom ik zo graag een reus in de journalistiek wil worden. Ik zal dan inzien dat ik die droom najaag als compensatie voor de erkenning en liefde die de jonge ik niet heeft gehad.