
Wat hebben een explosief gegroeide ‘crypto-bank’, een start-upfinancier in het zonnige Californië en een illuster Zwitsers geldhuis met elkaar gemeen? Het zijn alle drie hoofdrolspelers in wat nu al de ‘bankencrisis van 2023’ wordt genoemd. Het voorspel was een reeks schandalen rond bitcoin en andere nieuwe, digitale munten. Die kostten de in deze handel gespecialiseerde Silvergate Bank de kop. Daarna volgde een spectaculaire bankrun bij Silicon Valley Bank. Binnen enkele uren evacueerden klanten 42 miljard dollar van hun rekening. Waarop de paniek oversloeg naar Europa, naar Credit Suisse. In een bloedstollende ontknoping werd de 167 jaar oude financiële instelling overgenomen door landgenoot ubs.
Behalve hun recente ineenstorting is er echter nog iets wat de slachtoffers van ‘Mad March’ bindt. Elk voor zich bleken ze kwetsbaar voor een politiek-economische kentering van historische proporties. De door de coronalockdowns veroorzaakte inflatie, verder opgestookt na de Russische inval in Oekraïne, heeft een einde gemaakt aan het tijdperk waarin geld vrijwel gratis was.
Dat begon zo’n anderhalf decennium geleden. Om de vorige bankencrisis te bestrijden, pompten centrale banken overal ter wereld miljarden in het financiële systeem. Hun beleidsrentes maakten ze negatief. Een lening afsluiten werd hierdoor spotgoedkoop. Sommige overheden kregen er zelfs geld op toe. Op het hoogtepunt van het feest leverde één miljard euro extra schuld Nederland, dankzij een rente van -0,5 procent, tien jaar lang een extraatje op van vijf miljoen.
Die tijd is voorbij. Ook ons land betaalt inmiddels een procent of tweeënhalf rente over nieuwe tien-jaarsobligaties. Wie een huis wil kopen, moet dieper in de buidel tasten: gemiddeld al 3,7 procent. Landen (Argentinië, Turkije) en vooral bedrijven (flitsbezorgers, techstart-ups) die tot hun nek in de schulden zitten, zijn nog veel duurder uit. En omdat de Europese Centrale Bank en de Federal Reserve voorlopig niet van plan lijken te stoppen met hun anti-inflatiebeleid, is de financiële wereld in de greep van die ene vraag: wie wordt het volgende slachtoffer van de stijgende rente?
Op het eerste gezicht oogt het jongste financiële debacle als één grote herhaling van 2008. Weer staat de belastingbetaler garant voor roekeloze banken. Weer zijn er de bestuurders die zich, tot op de dag van het faillissement, trachten te verrijken met bonussen. Zelfs de hypocrisie van ‘libertariërs uit Silicon Valley die gewoonlijk de overheid haten’ maar nu plotseling voor bail-outs lobbyen, zoals de in banken gespecialiseerde Stanford-econoom Anat Admati het omschreef, doet vertrouwd aan.
Nu de rook begint op te trekken, wordt echter het grote verschil duidelijk. Het zijn deze keer geen giftige leningen, zoals de Amerikaanse subprime-hypotheken, die de banken fataal werden. Deze crisis draait niet om kredietrisico’s. Het gaat om renterisico’s. De mondiale schuldenberg heeft met 235 biljoen dollar (dat zijn niet negen maar twaalf nullen) kolossale proporties aangenomen. Echt gevaarlijk wordt het zodra die schulden, tegen een hogere rente, doorgerold moeten worden. Van het ene op het andere moment voelt een lening dan als een molensteen om de nek.
We beleven, met andere woorden, een herfinancieringscrisis. Dat laat zich begrijpen aan de hand van een tot de verbeelding sprekend product uit het goedkope-geldtijdperk: de honderdjarige obligatie. België haalde in 2015 met zo’n lening vijftig miljoen euro op. Andere landen volgden. Zoals Oostenrijk, dat hierover slechts iets meer dan twee procent rente hoeft te betalen. Ook nu de rente stijgt is er voor deze schuldenaars geen vuiltje aan de lucht. Zij betalen tot ver in de 22ste eeuw hun comfortabele, extreem lage tarief.
Hoe anders is dat voor partijen aan de andere kant van de deal die hier en nu geld nodig hebben. Zoals Silicon Valley Bank. De bank had volop geïnvesteerd in langlopend Amerikaans schuldpapier. De kans dat je als belegger aan het einde van de rit niet je geld terugkrijgt van de overheid van de Verenigde Staten, wordt vrijwel ondenkbaar geacht. Extreem veilig dus. Tenzij je zo lang niet kunt wachten. Toen onrustige klanten in maart hun tegoeden begonnen op te nemen, moest de start-upbank bezittingen omzetten in klinkende munt. Maar door de stijgende rente is de marktwaarde van oudere obligaties, met een ongunstiger rendement, gekelderd. Gevolg: fatale verliezen.
‘Niet de leningen van de banken zijn nu het probleem, het is hun financiering’, zei Arnoud Boot hierover op een debatavond in Amsterdam. De hoogleraar ondernemingsfinanciering en financiële markten aan de Universiteit van Amsterdam wees daarbij op de duizelingwekkende snelheid waarmee ons geld zich verplaatst. ‘Moderne informatietechnologie betekent dat alles beweeglijk is. Met een simpele app op de telefoon kan geld, zonder enige frictie, worden weggehaald.’
Met deze lessen in het achterhoofd laten de zwakste schakels in het financiële systeem zich eenvoudig opsporen. Instellingen als Credit Suisse en svb, natuurlijk. Toch mag het volgens kenners een klein wonder heten dat de eerste prominente slachtoffers van de stijgende rente traditionele banken waren. Toezichthouders en wetenschappers breken zich al jaren het hoofd over een ander deel van de haute finance: schaduwbanken. Die verdienen geld met ‘bankachtige’ activiteiten, maar vallen niet onder het bijbehorende strenge toezicht. Denk aan hedgefondsen, verzekeraars en investeringsfondsen.
Nederland vormt, samen met financiële centra als Wall Street en de Londense City, het kloppend hart van deze sector. In 2012 schatte de Financial Stability Board de omvang zelfs op 565 procent van het bbp – veel groter dan de Nederlandse banken. Inmiddels vermoedt het Internationaal Monetair Fonds (imf) dat schaduwbanken wereldwijd goed zijn voor bijna de helft van alle financiële bezittingen. Uitgerekend deze partijen zijn sinds de vorige crisis steeds meer gaan lenen. Ze gebruiken vaker ingewikkelde financiële instrumenten als derivaten en zijn ook nog eens nauw verweven met de traditionele banken. Lees: infectiegevaar.
Als klap op de vuurpijl blijken sommige schaduwbanken slecht bestand tegen situaties waarin klanten massaal hun geld opeisen. Dat overkwam drie jaar geleden bijvoorbeeld de zogenoemde ‘geldmarktfondsen’. Zij stoppen geld van beleggers in kortlopend schuldpapier, zoals Amerikaanse staatsobligaties. Net als Silicon Valley Bank moesten zij die investeringen, toen er paniek uitbrak en beleggers hun geld opeisten, tegen bodemprijzen van de hand doen.
Voor zo’n zelfde soort ‘schaduw-bankrun’ wordt gevreesd in het commercieel vastgoed. Afgelopen week was het de Europese Centrale Bank die de alarmklok luidde. ‘Frankfurt’ wijst op de onstuimige groei van fondsen die beleggingsgeld in kantoren, winkelpanden en andere ‘stenen’ stoppen. Ging het in 2012 om 323 miljard euro, inmiddels is dat bedrag verdrievoudigd, naar meer dan een biljoen euro.
Ook hier heeft Nederland de twijfelachtige eer tot de internationale top te behoren. En ook hier geldt de les dat de ene schuld de andere niet is. Op de particuliere huizenmarkt hebben Nederlanders het afgelopen decennium hypotheken afgesloten met een looptijd van tien, twintig, soms wel dertig jaar. Zolang deze huiseigenaren niet plotseling hoeven te verkassen – bij een scheiding, of baanverlies – zijn zij goed ingedekt tegen de stijgende rente. Dat is anders in het commercieel vastgoed. Ruim de helft van deze leningen moet de komende drie jaar vernieuwd worden. De Nederlandsche Bank spreekt dan ook van ‘substantiële herfinancieringsrisico’s’.
Daar komt bij dat personeel sinds de coronacrisis vaker thuis werkt. In de Verenigde Staten leidt dat ertoe dat bedrijven minder vierkante meters huren. Populaire locaties, bijvoorbeeld op Manhattan, kampen met de hoogste leegstand in decennia. Die kleinere vraag drukt de prijzen. De hogere rente zorgt ervoor dat de boekwaarde van zakelijk vastgoed nog verder daalt. De eigenaren kunnen slechts hopen dat zij, anders dan de geldmarktfondsen overkwam, hun bezittingen niet plotseling hoeven te verkopen.
Wankelende financiële instellingen, gevaarlijke schaduwbanken en een vastgoedzeepbel die uiteen dreigt te spatten. Alsof dat niet genoeg inktzwart nieuws is, meldde zich onlangs een oude bekende in het debat. Volgens econoom Nouriel Roubini, die tijdens de kredietcrisis faam verwierf als ‘Dr. Doom’, zijn stiekem ‘de meeste Amerikaanse banken technisch bijna insolvent’. Omdat centrale banken niet tegelijk de inflatie kunnen bestrijden én voor financiële stabiliteit zorgen, schrijft hij in een opiniestuk, moeten we ons voorbereiden op ‘een zware recessie’, ‘een systemische doom loop’ en ook nog eens een ‘schuldencrisis’.
Vijftien jaar na de grootste financiële crisis sinds de Tweede Wereldoorlog zijn burgers gewend geraakt aan zulke sombere scenario’s. Misschien wel té gewend. Want de allerlaatste ontwikkelingen suggereren dat het ook anders kan lopen. Zo daalde in maart de inflatie in Nederland naar 4,4 procent. Tegelijkertijd stijgen de cao-lonen, mede dankzij een bescheiden stakingsgolf, met gemiddeld vijf procent. Wat als die trend doorzet? Als de rust die de laatste weken terugkeerde aan het bankenfront aanhoudt, de economie niet in een recessie belandt en de arbeidsmarkt krap blijft?
De overheidsuitgaven zijn gestegen om de inflatiepijn voor de lage en middeninkomens te verzachten, maar dat lijkt niet het begin van een nieuwe eurocrisis. Sterker nog, toont het imf in een nieuw rapport: dankzij wat het fonds de huidige ‘verrassingsinflatie’ noemt, daalt de schuldquote in veel landen juist. Zo nam de Amerikaanse staatsschuld, ondanks torenhoge corona-uitgaven, af van 99 procent van het bbp in 2020 naar 95 procent het afgelopen jaar. In Italië ging het zelfs van 142 naar 135 procent.
Ook in Nederland blijft de staatsschuld, alle miljardenpakketten ten spijt, ‘stabiel rond de vijftig procent van het bbp’, meldde het Centraal Planbureau in zijn meest recente raming. ‘Hoewel niemand de inflatiegolf openlijk durft te vieren, beleven we, onder een deugdzame sluier van zwijgzaamheid, een van de meest dramatische en krachtige periodes van financiële repressie ooit’, concludeert economisch historicus Adam Tooze in zijn persoonlijke nieuwsbrief.
Financiële repressie, dat is wat er gebeurt als de overheid zijn financiën op orde brengt ten koste van beleggers en spaarders. Niet leuk voor wie het treft, maar heel anders dan wat er na 2008 gebeurde. Toen werden de rijken rijker. Op kosten van álle belastingbetalers. Als de crisis van 2023 inderdaad geen eenvoudige herhaling van zetten is, valt niet uit te sluiten dat, met wat financiële brokstukken hier en daar, ook het vervolg verrassend uitpakt.