Tijdens werkbezoeken aan het aardbevingsgebied kreeg de minister van Economische Zaken en Klimaat vaak de vraag toegeworpen: ‘Meneer Wiebes, blijft Groningen wel Groningen?’ Geheel onverwacht heeft hij daar nu op geantwoord: de gaskraan gaat in 2030 definitief dicht. De gaswinning vindt hij ‘maatschappelijk niet meer aanvaardbaar’. Daarin heeft hij gelijk, maar de overheid heeft daarmee ook de plicht om met diepte-investeringen de economische krimp voor de noordelingen te keren. Want bij dit historische besluit hoort ook ‘rentmeesterschap’, een begrip in de christelijke ethiek voor het omgaan met het (materiële) bezit en met de schepping in het algemeen, en dat in een politieke vertaling neerkomt op verstandig omgaan met het milieu, duurzaamheid, welzijn van mens en dier, en ontwikkelingssamenwerking. Voor de ChristenUnie is dit een kernbeginsel en als regeringspartij kan zij helpen daar invulling aan te geven.

Het is in feite een vorm van ontwikkelingshulp, zoals Groningen een soort kolonie van Nederland is. Deze provincie is door de ongekende bodemrijkdom al decennialang een wingewest waar ons land zijn welvaart en de verzorgingsstaat aan te danken heeft, maar waar de bewoners die op het goud wonen weinig van hebben geprofiteerd en de prijs voor hebben betaald met scheuren in hun veelal slecht gebouwde huizen.

De overheid richt haar focus op de Randstad, de periferie wordt structureel verwaarloosd

Het vlakke land biedt weinig economisch perspectief en het is de vraag wat de Groningers bedoelen als Groningen Groningen moet blijven – waar ze op teruggrijpen nadat de veenkoloniën en het strokarton tot het verleden gingen behoren en straks in Slochteren geen jaknikkers meer pompen. De gaswinning geeft hun wel degelijk banen, zo’n 22.000, en ook identiteit; een reportage in De Groene van 7 februari laat zien dat de boosheid op de Nederlandse Aardolie Maatschappij (nam) en de Haagse politiek zorgt voor daadkracht en heeft geleid tot allerlei sociaal-maatschappelijke initiatieven die deels worden gesubsidieerd uit de potjes van diezelfde nam. Die strijd tegen een gemeenschappelijke vijand, die saamhorigheid, zullen de Groningers ongetwijfeld nog gaan romantiseren.

De overheid moet gebruikmaken van deze Groningse democratie van onderop. Want het gezamenlijke gevoel van urgentie verdwijnt niet. Gas of geen gas, net als alle krimpgebieden kampt Groningen met de neerwaartse spiraal van werkloosheid, wegtrekkende jongeren, vergrijzing, tanende algemene voorzieningen zoals scholen en winkels, moeizame bereikbaarheid met het openbaar vervoer, leegstand en verpaupering van de dorpen en buitenwijken van alle steden behalve de hoofdstad. In de gemeente Stadskanaal reizen kinderen soms dagelijks vier uur met de bus naar school, schreef de NRC afgelopen weekend. Die dagelijkse realiteit is illustratief voor de structurele verwaarlozing van de periferie door de overheid. Zij richt haar focus op ‘het Westen’, zoals ook de bewoners van de Randstad zelfverzekerd weten dat het bij hen allemaal gebeurt. Zij zien het platteland vooral om er een weekendje uit te waaien. Hoewel Groningen ook van toerisme (nog) niet echt profiteert – er zijn geen hippe stranden zoals in Zeeland of ‘Toscaanse’ heuvels zoals in Limburg.

Het besluit te stoppen met gaswinning kan het begin zijn van, behalve een energietransitie, een andere maatschappelijke oriëntatie: economische spreiding zodat de tweedeling tussen krimp- en groeigebieden afneemt. Eenvoudig is dat niet; de trek naar grote steden is een mondiale trend. ‘Den Haag’ zal met economen, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten (en juristen om de gasafbouw financieel goed af te handelen) bestendige alternatieven moeten bedenken. Over twaalf jaar is het al 2030.