
Opgewekt zit Esther Ouwehand in de zacht verlichte studio van tv-talkshow Op1. Zo vaak schuift de partij niet aan: het is het najaar van 2020, Ouwehand is al maanden lijsttrekker van de Partij voor de Dieren en zit er voor de eerste keer in die hoedanigheid. Presentator Sophie Hilbrand kijkt op haar papieren: ‘Het moet radicaal anders, vindt Esther Ouwehand. Maar het gaat over veel meer dan alleen een verbod op de bio-industrie.’
Copresentator Hugo Logtenberg somt wat punten op, ogenschijnlijk uit het programma van de pvdd. ‘De komende jaren zijn beslissend voor ons klimaat, er is maar één planeet, innovatie is belangrijker dan landbouwexport, er moeten snelle treinen komen die de Randstad met de regio verbinden en er moeten een miljoen huizen worden gebouwd.’ Ouwehand, in een nette groene blouse, knikt opgeruimd. ‘Zo is het.’
‘Dat is mooi’, zegt Logtenberg, die zijn val ziet dichtklappen. ‘Al die citaten en punten komen uit het verkiezingsprogramma van het cda.’
Ouwehand geeft geen krimp. ‘Zo zie je maar dat de Partij voor de Dieren als influencer avant la lettre veel invloed heeft gehad. Zonder een regeringspartij te zijn geweest.’ Precies wat de pvdd al lang probeert te bereiken: in haar ogen nemen andere partijen langzaam haar ooit radicale standpunten over.
De pvdd hanteert een unieke stijl in Den Haag: expressieve politiek. Die houdt het midden tussen activisme en het functioneren binnen het Haagse politieke systeem. De partij werkt meer als aanjager dan als dealsluiter. Ze werkt agenderend, in de fase vóór onderhandeling, een rol die normaal door activisten wordt vervuld.
Van oudsher is de partij een vreemde eend in de bijt, van die karakterisering bedienen de leden zich ook graag. Zowel de partij als haar electoraat is wantrouwig richting instituties als de politiek, de media en het bedrijfsleven – wat zich tijdens de coronacrisis ook uit in argwaan tegenover vaccinaties. De partij bevindt zich in een spanningsveld tussen de Haagse politiek waarin ze niet meer zo nieuw is, en het bevlogen activisme waarmee ze tot nu toe succes boekte. Is ze na achttien jaar nog wel zo avant-garde? Partijen over het hele spectrum, zoals politieke tegenpool cda, nemen standpunten in waarvoor de pvdd al jaren pleit.
Overwinningen als de toegenomen populariteit van vegetarisme zet de pvdd op eigen conto. In de peilingen stijgt de partij gestaag en het ledenaantal is toegenomen, zelfs na een grote bestuurlijke crisis waarin ze door kritische leden autoritair en sektarisch werd genoemd. Ouwehand zegt zelfs dat ze regeringsdeelname zou overwegen, in een groen en progressief kabinet.
‘Zonder meer uniek’, noemt politicoloog Simon Otjes, die onderzoek deed naar de pvdd, de strategie van de partij. ‘De pvdd brengt ontzettend veel moties in, die niet altijd het doel hebben om daadwerkelijk aangenomen te worden. Die stroom aan moties heeft een shockeffect in de Tweede Kamer.’ Ze zorgen ervoor dat partijen kleur moeten bekennen op het gebied van landbouw, dat de pvdd volgens hem als thema op de kaart heeft gezet. ‘Partijen moeten zich er ineens over uitspreken.’
De partij weigert fundamenteel compromissen te sluiten wanneer die de eigen idealen raken, waardoor ze ook wel een getuigenispartij wordt genoemd – door de eigen leden met trots en door tegenstanders smalend. Hoort zo’n partij vol activisten wel in de Tweede Kamer? Christine Teunissen, nu Eerste-Kamerlid voor de Partij voor de Dieren en tweede op de lijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen, moet hard lachen bij die vraag. ‘Bij de pvdd gebeurt het ook niet alleen in Den Haag. Wat daar gebeurt is slechts een uiting van een beweging die gaande is: de politieke emancipatie van dier, natuur en milieu.’ Die beweging overstijgt niet alleen de Haagse politiek, maar ook Nederland, zegt ze. ‘Het is een wereldwijde beweging, en die zag je al terug in maatschappelijke organisaties. De pvdd is alleen de eerste die politiek succes boekt.’
Aan de Op1-tafel onderbreekt presentator Logtenberg pvdd-leider Ouwehand aan de lopende band en herhaalt hij continu: ‘Ik neem u toch serieus?’ De uitzending is kenmerkend voor de moeizame relatie met de pers. Al sinds het prille begin wordt de groep geridiculiseerd: met een partij voor de dieren is dit land echt af, zo werd geredeneerd. In die beginjaren waren journalisten niet welkom op congressen, die normaal gesproken openbaar zijn. Jaren later mag de pers wel komen, maar worden leden steevast gewaarschuwd voor de aanwezigheid van journalisten, te herkennen aan een gekleurd armbandje.
De wantrouwige houding richting de pers is er nog steeds, ziet ook Volkskrant-verslaggever Ariejan Korteweg, die de Partij voor de Dieren voor de krant volgt. Andersom is de partij voor journalisten ook ongrijpbaar. De fractie staat ‘een beetje buiten de werkelijkheid van het Binnenhof’, zegt hij. ‘Je kunt hun standpunten niet optellen bij de rest. Je hebt partijen die voor of tegen iets zijn, en dan heb je nog de pvdd die daar op een of andere manier omheen zweeft.’
Toch is het ook de pvdd die ‘klungelt’, aldus Korteweg. Een voorbeeld: het moment dat Marianne Thieme haar lijsttrekkerschap opzegde om plaats te maken voor Esther Ouwehand. Voor haar vertrek hadden de partij-ideologen Ewald Engelen en Niko Koffeman met De Groene Amsterdammer afgesproken dat Thieme een afscheidsinterview zou geven. Exclusief, zo besloot de partij. Maar drie dagen voor publicatie maakte Thieme al bekend dat ze zou vertrekken, en drie dagen lang gaf ze daarom geen antwoord op vragen van journalisten. Uiteindelijk verscheen er een interview waarin de actuele politiek nauwelijks aan bod kwam, terwijl op dat moment – 2 oktober 2019 – een interne crisis in volle gang was. Korteweg kan die redactionele overweging nog billijken: het was immers een afscheidsinterview over de grote lijnen. Maar toen prees Engelen, de vriend van Thieme die ook Groene-columnist is, het interview nadrukkelijk op Twitter. Daarmee nam hij andere journalisten onterecht de maat, vindt Korteweg. ‘Dat was onbeschoft tot en met. Ik was hels.’
Beef style slices, saucisse de seitan, no meat schinken. Op de omvangrijke jurk van Marianne Thieme staan talloze namen van veganistische vleesvervangers. Het is een van de eerste scènes van de documentaire #Powerplant, over de noodzaak en het gemak van een plantaardig dieet, met interviews met wetenschappers, koks en muzikant Moby.
In de film wordt de Britse Oxford-econoom Kate Raworth door de pvdd naar Den Haag gehaald. Aan een keurig gedekte tafel met veganistische lunch in Thieme’s kantoor, met uitzicht op het Torentje, bespreken de vrouwen Raworth’s bestseller Donuteconomie. Daarin bepleit de econoom een systeem dat tussen twee ringen (van de donut) moet bestaan: aan de ene kant de behoeften van alle mensen, en aan de andere kant het plafond van wat de aarde aankan. ‘De politiek heeft vaak een visie voor de zeer korte termijn’, zegt Raworth. ‘Ik kijk naar de lange termijn.’ Haar gedachtegoed heeft een prominente plek in het pvdd-programma.
De drijvende kracht achter deze en andere pvdd-films is Niko Koffeman, partij-ideoloog van het eerste uur die in alle gelederen opduikt: eerst als oprichter en bestuurslid, later als senator en voorzitter van het wetenschappelijk bureau. Koffeman is overtuigd zevendedagsadventist en via hem maakte ook Thieme met dat gedachtegoed kennis. Hij werkt achter de schermen, staat niet graag in de spotlights. Als het wel over hem gaat, doemt een beeld op van een reclamegenie: hij bedacht de tomaat in het logo van de SP en was verantwoordelijk voor de communicatie van De Vegetarische Slager.
Koffeman zet zijn marketingervaring in bij zijn voorzitterschap van het wetenschappelijk bureau. De Nicolaas G. Pierson Foundation (ngpf) verricht zelf geen wetenschappelijke studies, zoals de meeste andere wetenschappelijke instituten, maar maakt documentaires als #Powerplant. ‘Veel wetenschappelijke studies eindigen onder in een la’, zegt hij. ‘Het is weinig zinvol om daar iets aan toe te voegen. We gebruiken onderzoek om onze boodschap naar het grote publiek te brengen.’
De documentaire wordt dan ook feestelijk gepresenteerd op een première in de chique Amsterdamse bioscoop Tuschinski, volledig met rode loper, zwarte smokings en galajurken. Met die onorthodoxe besteding van de subsidie – ‘op het randje’, zeggen partijfinancieringsdeskundigen – lijkt het wetenschappelijk bureau op een marketingbureau, maar wel een die op een modernere manier dan andere partijen wetenschap naar het grote publiek weet te brengen.
Hét geheim voor een succesvolle politieke marketingstrategie? ‘Kantel het perspectief’, antwoordt Koffeman, als altijd met stoppelbaard en gekreukt overhemd, via een videoverbinding vanuit zijn huis, waar hij woont met Radar-presentatrice Antoinette Hertsenberg. ‘Bij de SP wilden ze de eerste klas in de trein afschaffen. Ik zei: “Nee, andersom, we schaffen de tweede klas af! Dan kan iedereen met de eerste klas.”’
Begin jaren negentig werd de reclameman door een aantal dierenorganisaties ingehuurd om een marketingcampagne te bedenken. De bedoeling was een pressiebeweging, maar Koffeman kwam met een ander idee: een politieke partij, voor de dieren. Tot veler verbazing trad de stunt in 2006 toe tot de Tweede Kamer, met Marianne Thieme aan het roer en Esther Ouwehand als secondant.

Fundamenteel voor het gedachtegoed in de begindagen was de Australische filosoof Peter Singer; Thieme las in haar studententijd zijn boek Dierenbevrijding, sinds 1975 de bijbel voor militante vegetariërs en dierenrechtenactivisten. ‘Onderdrukking van niet-menselijke dieren is speciesisme, discriminatie op basis van soort’, zegt de 74-jarige Singer vanuit Australië via een videoverbinding. ‘De dominante groep buit de zwakke groep uit voor eigen gewin en vormt daarbij een ideologie die dat rechtvaardigt. Net zoals dat bij zwarte mensen en vrouwen is gebeurd.’
Toen Singer zijn boek schreef verwachtte hij al dat het zou uitgroeien tot een politieke beweging, maar dat het een daadwerkelijke familie van partijen zou vormen zag hij niet aankomen. In Australië is een zusterpartij en de Europese Unie telt er meerdere. Het kernbegrip van de ideologie is mededogen. Marianne Thieme bouwde in haar laatste jaren als leider aan internationale samenwerking met actiegroepen en politieke partijen, met de Nederlandse aan het roer. Voor de afgelopen Europese parlementsverkiezingen werkte de pvdd samen met tien andere partijen. Drie kregen een zetel: die uit Nederland, Duitsland en Portugal.
In de EU hebben de dieren geen eigen fractie, daarvoor zijn ze met te weinig. De pvdd is aangesloten bij de fractie gue/ngl, die vooral uit (voormalig) communistische en eurosceptische partijen bestaat. De Portugese pan is aangesloten bij de Groenen, de fractie waar ook GroenLinks onder valt. De pvdd-zusterpartijen zijn stuk voor stuk nog kleiner dan hun Nederlandse grote zus.
In de beginjaren bracht Singer een bezoek aan de partij, om op een conferentie te spreken over dierenethiek. Hij was destijds ‘niet erg overtuigd’ van haar nut, vooral omdat hij vond dat een single-issuepartij niet de juiste weg was. In Australië is hij nog altijd niet aangesloten bij de Animal Justice Party maar bij de Green Party. ‘Inmiddels denk ik dat de pvdd met de lage Nederlandse kiesdrempel en haar bewezen succes wel degelijk bestaansrecht heeft’, zegt Singer.
De utilitaristische filosoof bepleit het minimaliseren van lijden, als een soort rekensom. Hij houdt ervan vooronderstellingen onderuit te halen met een gedachteoefening: heeft een kind met een zware verstandelijke beperking meer recht om te leven dan een varken met hetzelfde intellectuele niveau? Volgens Singer niet per se. Een omstreden gedachte. ‘Diersoort doet er moreel gezien niet toe: pijn is voor een varken net zo erg als voor een mens’, stelt hij. ‘Automatisch het menselijke leven boven dat van dieren stellen, is speciesisme.’
De Australiër zegt al decennia dat conservatieven ook gewonnen kunnen worden voor de strijd voor dieren. ‘Conservatieve denkers voor mijn tijd hebben zich al hard gemaakt voor de rechten van dieren. Nu wordt dat vooral gezien als iets links, omdat de industrie en de belangen van grote bedrijven ter discussie worden gesteld. Maar dat zou niet zo moeten zijn.’
Ook de Partij voor de Dieren plaatst zichzelf graag ‘boven’ links en rechts, hoewel programma en stemgedrag consequent ver aan de linkerzijde van het spectrum zitten. Over pvdd-leden is weinig bekend, want de partij wil naast de SP als enige structureel niet meedoen aan wetenschappelijk ledenonderzoek. De stemmers komen overeen met die van GroenLinks, beschreef politicoloog Otjes met collega André Krouwel over de periode 2010-2014, maar er zijn verschillen: de pvdd-kiezer is conservatiever en cynischer, met groter wantrouwen naar de instituties.
De pvdd is wellicht de enige partij die succesvol het links-conservatieve gat in Nederland weet te vullen, zegt Otjes. ‘Iedere strateeg van een linkse partij breekt zich het hoofd over hoe je kiezers kunt aanspreken uit links-patriottische hoek, die nu cda en pvv stemmen.’ Die centrale paradox van sociaal links maar conservatief op nieuwe culturele issues als de EU, het boerkaverbod en rituele slachting, weet de pvdd te doorbreken. De pvdd is er niet voor de typische groene, zogenaamde ‘winnaar’ van de globalisering, maar voor de kiezer die de instituties ziet als degenen die de wereld naar de knoppen hebben geholpen.
Dat anti-institutionalisme bleek ook toen een peiling van Maurice de Hond in november uitwees dat 39 procent van de pvdd-kiezers zich ‘(waarschijnlijk) niet’ laat vaccineren tegen corona – alleen bij de pvv en Forum voor Democratie was dat percentage hoger. Logisch verklaarbaar, vindt Koffeman, want pvdd’ers ‘nemen niet klakkeloos aan wat Hugo de Jonge en de farmaceutische industrie zeggen’. Hij heeft zelf nog niet besloten of hij zich laat vaccineren. ‘Een vaccin is symptoombestrijding’, zegt de senator. ‘De oorzaak is de veehouderij.’ Ook partijleider Ouwehand vindt ‘kritisch nadenken’ over vaccinaties gezond, al staat ze ‘voorgesorteerd op ja’. ‘Het is de vraag wanneer je aan de beurt bent en wat de bijwerkingen zijn. Daar moet iedereen een individuele afweging in maken.’
Over de culturele issues bestaan meerdere denkrichtingen binnen de partij. Een deel, onder wie Ouwehand, vindt antiracisme logischerwijs bij de emancipatiestrijd van de pvdd horen. Dat de kandidatenlijst voor de aankomende verkiezingen volledig wit is, vindt ze jammer. ‘We proberen zo veel mogelijk te doen, maar ik besef ook dat als je een andere kar gaat trekken, je de kar voor de dieren in de modder moet laten staan.’ En het grootste deel van de leden vindt dieren en de natuur het belangrijkst: eerst de wereld redden, daarna komt de rest.
‘Racisme is een relatief klein mensendingetje’, zegt Koffeman. ‘Gender is ook zo’n mensendingetje. Zo zijn er veel dingetjes. Het zijn enorme problemen, maar in het grote plaatje nog steeds relatief kleine problemen. Mensen vormen maar 0,01 procent van al het leven op aarde, onze probleempjes vertroebelen het zicht op de problemen van de overige 99,99 procent.’
Daarin echoën de woorden die Marianne Thieme volgens de vertrokken Femke Merel van Kooten-Arissen uitsprak. Met veel commotie stapte Van Kooten-Arissen in de zomer van 2019 uit de Tweede-Kamerfractie van de pvdd. Haar zetel nam ze mee. Het Kamerlid, dat nu een interview weigert, wilde verbreding in de partij en zich inzetten voor diabetespatiënten en lhbti-rechten. Dat mocht volgens haar niet – de partij wilde zelfs versmallen. ‘Mij werd letterlijk gevraagd waarom ik Kamervragen stelde over futiele mensendingen’, zei ze in het Algemeen Dagblad.
Haar vertrek ontwrichtte de partij. Niet alleen was de pvdd plots een vijfde minder sterk, het Kamerlid kwam ook met beschuldigingen in de media. Tegen het AD zei ze dat de cultuur er ‘totaal verziekt’ was, waardoor medewerkers overspannen raakten. Ze hekelde de partijtop, een select groepje mensen dat de touwtjes strak in handen had. De chaos was compleet toen kort daarop bestuursvoorzitter Sebastiaan Wolswinkel werd geroyeerd. De destijds 25-jarige Wolswinkel was met een openlijk kritisch pleidooi tegen het partijbestuur en voor interne democratie op een congres met een nipte meerderheid verkozen, tot schrik van het bestuur, dat mede-oprichter Elze Boshart had voorgedragen.
Volgens het bestuur nam Wolswinkel niet voldoende afstand van Van Kooten. Het werd hem bovendien niet in dank afgenomen dat hij openlijk kritisch was in de media. Het bestuur royeerde hem eerst als partijlid en zette hem toen af. Een ‘truc’ zodat hij kon worden ‘kaltgestellt’ volgens critici, want het bestuur heeft de macht niet om een voorzitter af te zetten, maar wel om leden te royeren. Boze leden schreven een petitie uit, die honderden keren werd ondertekend. In alle haast werd in januari een extra ledencongres georganiseerd. Wolswinkel was, tot frustratie van velen, niet welkom.
Tijdens haar afscheidsspeech duurde het een kwartier voor Thieme uithaalde naar de centrale afwezige, zonder hem bij naam te noemen. Volgens de voorvrouw had Wolswinkel ‘weinig begrepen van de unieke revolutie’ die de partij teweegbracht. Oeverloze discussies over een afgezette voorzitter leidden volgens haar af van de missie. Thieme liet onder luid applaus van twee derde van de zaal een gescheurde partij achter, met aan de ene kant de oude garde die wilde vasthouden aan de status quo en aan de andere kant de nieuwe aanwas die een breder georiënteerde visie voor zich zag.
De vlam sloeg in de pan. Wolswinkel sprak buiten voor de deur van het congres de pers toe, wat volgens een deel van de zaal binnen de aandacht afleidde van de missie. Kritisch zijn brengt de partij schade toe, was de tendens. ‘De dieren huilen’, riep een lid in tranen. Ewald Engelen tweette dat het ‘geroyeerd partijlid de partij willens en wetens maximale schade’ toebracht. ‘Wat een pueriele, narcistische rancune.’ >
Het Amsterdamse raadslid Anke Bakker, de Haagse fractievoorzitter Robert Barker en de Nijmeegse fractieleider Michelle van Doorn vonden dat het bestuur zijn boekje te buiten ging door Wolswinkel te royeren. ‘Ik wilde een signaal afgeven: voor meer interne democratie en meer zelfbestuur bij de lokale afdelingen’, zegt Barker, die als enige van de drie een interview wil geven, via Zoom. Al langer klaagden leden over de beperkte interne democratie van het bestuur, dat alleen trouwe leden baantjes zou bezorgen en kritiek zou willen smoren.
‘Ik had nooit de indruk dat de partij democratisch was’, zegt ex-voorzitter Wolswinkel inmiddels. Al in 2017 schreef hij een brief aan het bestuur waarin hij zijn zorgen uitte over de stand van de interne democratie. ‘Als je niet blind volgzaam bent, wordt dat je kwalijk genomen’, zegt hij. ‘Kritische leden lopen kansen mis, “je wist dat je niet je mond moest opentrekken”. Ik had geen ambitie om te groeien in de partij, daardoor kon ik mezelf verkiesbaar stellen. Dat de gevolgen van die stunt enorm zouden zijn, was toen al duidelijk.’
Na het congres zijn de drie kritische raadsleden door het bestuur op het matje geroepen. ‘Dat was geen fijn gesprek’, zegt Barker. ‘Een beetje zoals je met je geliefde praat na een fikse ruzie. Dan ga je daarna samen verder.’ Hij relativeert de ruzie nu, omdat hij ‘de kant van het bestuur’ ook begrijpt en wil dat de partij verder gaat.

De partijtop houdt nadien de lippen stijf op elkaar. Dat is kenmerkend voor hoe de pvdd omgaat met interne ruzie. Over de ware toedracht van het vertrek van Van Kooten-Arissen laat de top niets los. En sinds Esther Ouwehand in 2010 in eerste instantie door de partijtop werd gepasseerd voor een plek op de lijst, is over de reden daarvan niets naar buiten gebracht. ‘Journalisten zijn vooral in moddergooien geïnteresseerd, en dat snap ik, maar wij doen daar niet aan mee’, zegt Ouwehand. Verdere vragen daarover doet ze af als ‘roddeljournalistiek’.
Koffeman verdedigt het royement omdat het is ‘goedgekeurd door een bestuursbesluit, beoordeeld door een college van beroep en vastgesteld door een congresuitspraak’. Maar de bijbehorende verantwoording is nooit geopenbaard. Het bestuur had daar oorspronkelijk geen bezwaar tegen, maar Wolswinkel wilde dat alleen als alle onderliggende stukken zoals zijn eigen beroep ook openbaar zouden worden. Volgens hem zouden anders ‘selectief’ stukken worden gedeeld. Daar ging het bestuur niet mee akkoord: notulen van bestuursvergaderingen openbaren ging te ver.
Ouwehand zegt dat het royement een ‘persoonlijke kwestie’ was waarvan de partij geen ‘publiek tribunaal’ wilde maken. Maar zou de inhoud van de stukken de partij niet juist schade toebrengen als het openbaar wordt? Ouwehand is even stil. Dan zegt ze: ‘Misschien.’
Uit gesprekken met de partijtop, politicologen en kritische leden wordt duidelijk dat de worsteling met interne democratie voortkomt uit een diepere angst: al sinds het ontstaan was de top bang voor een te snelle groei, waarmee de controle verloren zou gaan of, zoals Niko Koffeman het verwoordt: de idealen van de partij zouden verwateren. Thieme zei ‘tegen de plofkip, dus ook tegen een plofpartij’ te zijn.
Die angst is niet weg, zo blijkt wel uit Niko Koffemans analyse van de affaire-Wolswinkel. Hij gebruikt handig zijn eigen marketingtruc: kantel het perspectief. Volgens Koffeman is de partij niet ondemocratisch door Wolswinkel te royeren. De partij was juist ‘zó democratisch’ dat ‘die jongen’ daar gebruik van kon maken, in strijd met privacywetgeving stemmen kon ronselen en zo een ‘coup’ kon plegen – al heeft Koffeman daar geen bewijs voor.
Kritiek wordt alleen anoniem geuit. Volgens een lokale politicus heerst er een angstcultuur rond praten met de pers. Praten met de pers wordt door de partijleiding niet gewaardeerd. ‘Als je carrière wil maken binnen de partij, kun je maar beter je mond houden.’
Een lid dat anoniem wil blijven vanwege ‘mogelijke consequenties’ neemt het bestuur het nog steeds kwalijk dat het Wolswinkel ‘zwartmaakte’. Hij verontschuldigt zich, maar het emotioneert hem bijna een jaar later nog. ‘Ik heb het verdrukt. Ik ben gebleven om het gedachtegoed, maar het doet me pijn om te beseffen dat dit mijn partij is. Ik weet niet of dat ooit nog goedkomt.’
Uit gesprekken met kritische leden blijkt ook dat ze stuk voor stuk vinden dat Esther Ouwehand de partij na deze crisis verder moet leiden.
In krijtstreeppak en rode das stal Ouwehand de show bij haar eerste Algemene Politieke Beschouwingen, het politieke debat na Prinsjesdag, waar Thieme dat de jaren daarvoor altijd had gedaan in uitbundige jurken of juist een guerrilla-uniform. Met de opvallende outfits werd altijd een specifieke kwestie aan de kaak gesteld, ditmaal was dat de coronacrisis als keerpunt. Ouwehand droeg op haar rug een grote verkeerspijl: keerpunt, maar niet terug. Ze ziet geen terugkeer naar het ‘oude normaal’, voor haar is ‘het tijdperk van het glasharde neoliberalisme, van de verwoestende vrijhandelsverdragen’ definitief ten einde.
Begin februari publiceerde ze het boek Dieren kunnen de pest krijgen. En dan?, over zoönosen – virussen die van dieren overspringen op de mens, zoals corona. In een vakantiehuisje zonder internet in het oosten van het land, vlak bij een door varkenshouderijen omringd natuurgebied, is ze tijdens het kerstreces op schrijfretraite.
Esther Ouwehand groeide op in een arbeidersgezin in het christelijke Katwijk. Thuis werd vlees gegeten – en dat was een verworvenheid, zo herinnerde haar vader, een sociaal-democratische bouwvakker in de vakbond, haar vaak. Maar de zestienjarige Ouwehand, die naar keiharde metal luisterde en die van haar moeder mee moest naar de kerk maar dan wel in kapotte spijkerbroek ging, besloot vegetariër te worden. Haar vader zei: dat lukt je toch niet. Een betere aansporing kun je je als recalcitrante puber niet wensen, zegt ze nu.
De obscure muzieksmaak is gebleven; al jaren geeft ze de cultuurwoordvoerders in de Tweede Kamer een persoonlijk uitgezochte cd. De presentjes zijn een fenomeen op het Binnenhof. Nadat landbouwminister Carola Schouten zich vorig jaar hardop afvroeg waar haar cd bleef, gaf Ouwehand haar een plaat van de experimentele rockband Goat Girl, waarin al in het tweede nummer wordt opgeroepen om de ‘fucking’ Tories op de brandstapel te zetten. De pvdd-leider glundert. ‘Ik vond het een easy going meezinger, dus ik dacht: dat kan Carola wel waarderen.’
Esther Ouwehand is constructiever dan Marianne Thieme, meer politica dan haar voorganger. Zelf ziet ze dat niet zo, volgens haar zijn de verhoudingen veranderd. Zoals bij het Nederlandse ‘nee’ tegen de Mercosur-deal, het handelsakkoord tussen Europa en Zuid-Amerikaanse landen. Ze betoogde dat die deal de Amazone verder zou vernietigen en daarbij de positie van Europese boeren zou verzwakken. Haar motie tegen het akkoord werd aangenomen, omdat coalitiepartij de ChristenUnie voor stemde. Een ‘historische doorbraak’, volgens haarzelf, omdat het de eerste keer was dat ‘Nederland handelsland’ zo duidelijk stelling nam tegen een internationaal handelsverdrag. ‘Maar in mijn houding is niets veranderd. Ik heb dit voorstel altijd al gedaan, nu kreeg ik er een meerderheid voor.’
De pvdd-leider veroorzaakt toch nog steeds irritatie in het parlement. Vorig jaar maart, aan het begin van de coronacrisis, wees ze op de oorzaken van het virus: het afnemen van de habitat van wilde dieren en de veehouderij. Deze keer was het in China, maar het is een kwestie van tijd voor het vogelgriepvirus in een Nederlandse kippenstal muteert tot een op mensen overdraagbare ziekte, stelde ze. De Kamer reageerde geïrriteerd. De coronacrisis was net begonnen, de intensive cares stroomden vol: niet het juiste moment om het eigen stokpaardje te bestijgen.
Nog steeds beginnen pvdd-politici bij coronadebatten keer op keer over de vee-industrie, tot ergernis van Kamerleden en kabinetsleden, die zichtbaar afhaken en achterover leunen. Moet je als het huis in brand staat niet eerst blussen voor je blijft doorzagen over de oorzaak? De lijsttrekker schudt haar hoofd. ‘Er staat nog een enorme vuurspuwer klaar. We kunnen niet alleen bezig zijn met het huis blussen: elk moment kan een nieuwe zoönose ontstaan. Ik denk niet dat we dat erbij kunnen hebben.’
Ondanks het antagonisme tussen de pvdd en het kabinet valt ook op dat vaak als Ouwehand langsloopt bij ‘Vak K’, waar het kabinet zit, ze grapjes maakt met de premier. In de NRC-podcast Haagse zaken werd opgemerkt dat onder Esther Ouwehand de pvdd salonfähig is geworden. ‘What the fuck. Salonfähig?’ roept ze nu beledigd. Inhoudelijk behoren haar voorstellen nog altijd tot de radicaalste van de Tweede Kamer, maar ze worden serieuzer genomen – door andere partijen en de pers. Dat komt door Ouwehands uitgebreide dossierkennis over haar portefeuilles landbouw en zoönosen, die achter elkaar nationale crises werden, waardoor ze opviel in Kamerdebatten.
Ouwehand staat open voor coalitieonderhandelingen en een plek in een nieuwe regering – mits die ‘groen en progressief’ is. Vooruit, een eerste voorstel in de onderhandelingen. Ze is zelf veganist en de partij roept al sinds haar entree in de Kamer op tot het opheffen van de bio-industrie. Toch staat in het verkiezingsprogramma een inkrimping van de veestapel van ‘slechts’ 75 procent. ‘Je moet ergens beginnen’, zegt de voorvrouw, die bereid is meer water bij de wijn te doen. ‘Een krimp van vijftig procent zou een mooi begin van een gesprek zijn voor regeringsdeelname.’
Zodra de vvd een groene omslag maakt, wordt er van alles mogelijk, zegt ze. ‘Als er de komende verkiezingen een meerderheid van partijen ontstaat die de klimaatcrisis wil keren, dan doen wij natuurlijk mee. Maar het zal wel verandering aan de andere kant vragen.’
Met ‘compromisme’ heeft de Partij voor de Dieren nog steeds niets. Regeringsdeelname zou voor Ouwehand dan ook vooral betekenen dat de andere partijen de kant van de pvdd op groeien. De suggestie dat de pvdd in een volgend kabinet zal meeregeren, is daarom nogal makkelijk gedaan. Geheel in expressieve stijl zal de partij volgens Ouwehand nog steeds geen compromissen sluiten op fundamentele punten, alleen over het tempo en de volgorde waarop de standpunten van de pvdd worden gevolgd. ‘We kunnen niet verder op de oude weg, dan doen wij niet mee.’
Nu interne kritiek de kop is ingedrukt, is de rust wedergekeerd in de partij. Je zou bijna denken dat er nooit iets is gebeurd. Tel daarbij op dat de Partij voor de Dieren door een grote gevestigde krant ‘salonfähig’ wordt genoemd en dat ze bereid is tot compromis, en je krijgt een avant-gardepartij die sinds haar oprichting achttien jaar geleden langzamerhand volwassen is geworden. Toch? ‘Nooit’, zegt Esther Ouwehand, half grappend, half oprecht. ‘To grow up is to give up.’
Partijfinanciering
De Nicolaas G. Pierson Foundation (NGPF) gaf in 2018 zo’n 84.000 euro uit aan de productie van de documentaire #Powerplant. En in 2019 besteedde het wetenschappelijk bureau volgens het jaarverslag ruim 55.000 euro aan de première van de film in de Amsterdamse bioscoop Tuschinski, van de ongeveer tweehonderdduizend euro subsidie die het bureau van het ministerie van Binnenlandse Zaken kreeg. ‘Een fors bedrag voor een première’, zegt hoogleraar Gerrit Voerman, die meeschreef aan de evaluatie van de wet over partijfinanciering. ‘Een filmpremière van een halve ton, nota bene een kwart van de subsidie en twee derde van de kosten van de film zelf, dat is buiten proportie.’
‘Het is nogal kortzichtig om iets alleen als wetenschap te zien als het in een ringband zit’, zegt Niko Koffeman, voorzitter van de NGPF. Volgens hem kostte de première zo’n twintigduizend euro, hoewel dat niet zo in het jaarverslag staat. Het overige geld ging volgens hem naar ‘het maken van internationale afgeleiden van de documentaire, trailers, internetversies, ondertiteling et cetera’. Ook komt het geld volgens Koffeman slechts voor een deel uit subsidie, een ander deel zou uit giften en legaten komen. Uit het jaarverslag blijkt dat giften en overige opbrengsten in 2019 zo’n vierduizend euro opbrachten.
Een wetenschappelijk bureau moet volgens de wet ‘politiek-wetenschappelijke activiteiten’ verrichten, maar wat dat inhoudt wordt niet gespecificeerd. De Commissie Toezicht Financiën Politieke Partijen geeft ‘geen oordeel’ over de ‘inhoudelijke kant’ van partijfinanciering, laat commissievoorzitter Ed Anker desgevraagd weten. ‘Dus ook niet over de “wetenschappelijkheid” van een première. Wetenschappelijke bureaus kiezen er vaker voor hun inhoud met evenementen te ondersteunen’, zegt hij. ‘Dat kan een symposium zijn. Dit is een meer uitgesproken evenement met ongetwijfeld ook de bedoeling om de inhoud onder de aandacht te brengen.’
De commissie schiet tekort door geen oordeel te vellen, vindt partijfinancieringsdeskundige Hansko Broeksteeg, universitair hoofddocent staatsrecht in Nijmegen. ‘Een symposium en borrel moet natuurlijk kunnen, maar als er geen oordeel komt over de wetenschappelijkheid van een evenement als een première van een film, wordt het wel erg makkelijk om je activiteiten te subsidiëren. Dit zou tot de toets van de commissie moeten behoren.’