
Het tienermeisje is net geen kind, net geen vrouw, net-wel-begeerlijk en net-niet-toegestaan, marktbepalende aanjaagster van de popcultuur, oneindig fotografeerbaar, verdund terug te zien in oudere popsterren met schooluniforms en pornoactrices met vlechtjes. Waarom houdt ze onze aandacht zo vast? Is het omdat we terugverlangen naar haar zuurstokroze leefwereld, waarin je nog kunt spelen als een kind maar begeerd worden als een volwassene? En waarom word je als meisje vaker nagefloten dan als volgroeide, vruchtbare vrouw? Het is fascinerend, het is frustrerend, het is om gek van te worden.
Distel Nooitgedacht, hoofdpersoon van de debuutroman De bakvis van Nadia de Vries, heeft geen zuurstokroze tienertijd gehad. Ze is die jaren kwijtgeraakt aan rouwen om haar vader, die aan een luguber ongeluk stierf en haar achterliet met een moeder en zus van wie ze steeds verder verwijderd raakte. Ze heeft weinig over van haar jeugd behalve wat naaktfoto’s van haar zeventienjarige lichaam, nog rank en onontwikkeld. Distel, nu een eenzame dertiger, besluit haar zeventienjarige zelf weer tot leven te wekken en zet haar naaktfoto’s te koop op een schimmige website. Dat blijkt niet ongestraft te kunnen. Wie is dat meisje, willen mensen op het forum weten, en hoe komt Distel aan haar foto’s? Terwijl ze met vragen bestookt wordt vervreemdt ze steeds verder van de werkelijkheid, waanbeelden dringen zich op, wezens die haar appartement binnendringen en kunnen spreken, een teek die haar gidst als een duistere Japie Krekel. Ze wordt door de echte wereld ingehaald wanneer de autoriteiten haar komen halen.
Distels conflict met het internetforum roept de vraag op of haar tienerlichaam nog wel het hare te noemen is. Literaire pedofiel Humbert Humbert beschreef tienermeisjes als een soort die losstaat van de vrouw, of zelfs als een andere diersoort, ‘niet menselijk, maar nymfisch, dat wil zeggen demonisch’. Het lichaam op de foto krijgt een eigen leven op het internet en Distel moet beseffen dat ze er geen controle meer over heeft, dat het beeld misschien niets meer te maken heeft met wie ze nu is.
Distel heeft een obsessie met de onschuld van het meisje, specifiek met het vastleggen daarvan, een obsessie die haar niet in dank wordt afgenomen. Distel draagt altijd een camera bij zich in een tas van namaakkrokodillenleer, en alsof de camera zelf een geschubd roofdier is deinzen mensen ervoor terug wanneer Distel ze probeert vast te leggen. Ze zien iets ziekelijks in Distels fascinatie, en het is voor de lezer, die op een bladzijde na in Distels hoofd verkeert, onmogelijk in te schatten of het ziekelijk is of niet. Ja, Distel is beschadigd, door de dood van haar vader maar ook door het ouder worden, ze verlangt terug naar iets wat haar is afgepakt, maar is dat niet een verlangen dat ze met iedere vrouw deelt? Zij begeert vanuit haar aardse, begrensde menselijke vorm het nymfenlichaam dat haar ooit zo veel macht gaf, toen ze nog niet oud genoeg was om die macht te gebruiken.
‘Hoe zou ik naar mezelf kijken als ik iemand anders was?’ vraagt Distel zich af. Vastleggen en vastgelegd worden is de enige manier om wortels in de wereld te krijgen. De tiener Distel zwaait gelukzalig naar de hemel omdat ze denkt dat Google Street View haar altijd kan zien, en de volwassen Distel kijkt in de politiecel naar boven en beseft dat ze altijd bekeken wordt door een beveiligingscamera, ‘de camera, mijn oudste vriend!’ Meerdere keren haalt ze een citaat van Tyra Banks aan, ijskoude heerseres van America’s Top Model die door middel van foto’s bepaalt wie er voort mag blijven bestaan en wie er in de vergetelheid zal raken: ‘Voor mij staan twee prachtige meisjes, maar ik heb slechts één foto in mijn hand…’
Nadia de Vries heeft een duidelijke thematiek maar een onvaste stijl. Ze schrijft soms in lieve, ontwapenende spreektaal: ‘Op mijn blote sokken… op mijn blote voeten in mijn sokken, bedoel ik.’ En soms zijn haar formuleringen scherp en inventief, bijvoorbeeld wanneer ze het gevoel omschrijft van een dag die al is ‘fijngekauwd door een daadkrachtiger mens’. Maar vaak wordt de tekst vertroebeld door een houterige, quasi-diepzinnige zin, die na herlezen nog steeds niet overkomt: ‘Het meisje imiteerde de kitsch van voorgesorteerd verlangen.’
Een deel van de gebeurtenissen speelt zich af op het internetforum, waarbij De Vries uitgebreid verslag doet van kliks, views, meldingen, lichtjes en geluidjes, beschrijvingen van wat door haar ietwat oubollig ‘de digitale wereld’ wordt genoemd. Het is niet te ontkennen dat ‘de digitale wereld’ er een is waar een hele plot kan plaatsvinden, maar het beeld van Distel achter haar computer is onbeweeglijk en spreekt niet tot de verbeelding. Ook kost het moeite om mee te gaan in de waanbeelden van pratende dieren, die Distels gekte te letterlijk maken en de subtielere beschrijvingen van haar ontsporing overstemmen. Wel is het een verademing om een debuutroman te lezen die het vlot en bondig houdt, weinig met het leven van de schrijfster te maken heeft, en naast een onderliggende traumaplot ook een echte plot heeft. De Vries verkent in De bakvis immer fascinerende thema’s en doet dat met veel energie, originaliteit en een uitzonderlijke hoofdpersoon. Distels interne monoloog is bizar, vies, gek, onmenselijk: nymfisch en demonisch.