In 1906 verscheen in Wenen het anonieme pornografische werk Josephine Mutzenbacher: Die Lebensgeschichte einer Wienerischen Dirne, von ihr selbst erzählt. Pas veel later bleek het te zijn geschreven door Felix Salten, ook schrijver van de hertensaga Bambi, later door Walt Disney verfilmd. Een geweldig boek, barstensvol laconiek beschreven obscene scènes, die soms op de grens van de slapstick verkeren. De grote kracht ervan is Saltens verteltoon, hij weet van alle seksscènes en de daarbij onvermijdelijk horende dialogen iets vanzelfsprekends en aards te maken. Uiteraard ontbreken niet de in die tijd in dit genre gebruikelijke grappen en grollen over gezagsdragers. Ze doen het ongegeneerd met Josephine, de leraren, de zakenlieden, de generaals, de priesters (‘O, Eerwaarde, ik kom klaar’) en de hoge heren. Allemaal zo geil als boter, maar ze rationaliseren daarover dat het een aard heeft, wat dit werk een zeer geestige ondertoon geeft.
Salten overschrijdt zonder enige scrupules alle fatsoensnormen en taboes. De weergave van Josephine’s seksuele inwijding via haar neven en nichtjes is fenomenaal. Ze doen het tijdens familiebezoekjes de hele dag met elkaar. ‘Ik hield Ferdls lul in mijn hand, Anna die van mijn broer, en ik vond de manier waarop Ferdl bij me in het rond vingerde erg aangenaam.’ Waarna deze kinderen overigens ook weer fijn met de poppen gaan spelen. Salten weet hoe je de mooiste effecten krijgt: hij beschrijft de scènes niet tot in alle details, hij vindt terecht dat er bij de lezer ook nog iets te fantaseren moet overblijven.
Hoogtepunt is de scène bij een echtpaar dat gespecialiseerd is in obscene foto’s. De vrouw van de fotograaf moet het met het mooie model Albert doen en ze wil maar wat graag. Maar ja, ze moeten af en toe wel stilliggen, anders kan haar man, die steeds jaloerser wordt, geen foto’s maken. Dit levert een ongehoord komische scène op waarbinnen voyeurisme, echtelijke ontrouw en onzin geweldig op de lachspieren gaan werken. ‘Met één stap was Capuzzi bij haar en gaf haar een draai om de oren. “Kan je ’t neuken niet laten? Loeder dat je bent…”, schreeuwde hij tegen haar. “Ik doe toch niks…”, krijste ze luidkeels. “Jawel”, zei hij woedend, “zo doe je het altijd…”.’ En ondertussen probeert de arme Albert verwoed een erectie in stand te houden. Een laatste advies: hoed u voor namaak. Dit meesterwerk is onder allerlei titels vaak door prutsers nagevolgd.

Een goede versie is onder de titel Josephine M bij uitgeverij Areopagus (zonder jaartal) uitgebracht, in een prima vertaling van Thomas Graftdijk