‘Ik heb moslims jarenlang opgeroepen om geen aparte scholen of politieke partijen op te zetten, maar om zich te voegen in mainstreamorganisaties en -bewegingen’, zegt Haci Karacaer. Hij zag zijn politieke aspiraties in de pvda in 2006 sneuvelen omdat hij te conservatief en te religieus zou zijn als voormalig directeur van Milli Görüs Noord-Nederland (een conservatieve Turks-islamitische en nationalistische stroming). Een jaar of zes geleden is de man, die na de moord op Theo van Gogh (2004) zijn nek uitstak door geloofsgenoten op te roepen tot zelfreflectie, tot de conclusie gekomen dat de mainstream echt niet zit te wachten op immigranten die hun plek opeisen. Ze worden volgens hem op handen gedragen als ze aangeven geholpen te willen worden. ‘Maar die houding verandert nu nieuwe, beter opgeleide generaties zich als gelijken opstellen. Als ze hun mening ventileren over hoe Nederland eruit zou moeten zien en aangeven hoe problemen kunnen worden opgelost, dan gaat het plotseling over de spelfouten in hun teksten.’

Ondertussen keren immigranten de politiek de rug toe. Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen, maart vorig jaar, bleef in Amsterdam – de enige stad waar de allochtone stem sinds 1994 aan de hand van exitpolls wordt gevolgd – bijna driekwart van de stemmers met een immigratieachtergrond thuis. Er zijn genoeg aanwijzingen dat zich in vergelijkbare steden als Rotterdam, Utrecht en Den Haag eenzelfde patroon aftekent. Deze kiezers zijn niet alleen eerste generatie immigranten, maar in toenemende mate ook hun kinderen en kleinkinderen. Assertieve en steeds beter opgeleide individuen die hier geboren en getogen zijn en het Nederlands staatsburgerschap bezitten.

Een democratie heeft steun van de bevolking nodig om te kunnen functioneren. Steun die onder meer voortkomt uit de mate waarin men zich herkent in de politiek. Dat leidt tot verbondenheid, legitimiteit en participatie. Miskenning daarvan zorgt voor vervreemding, segregatie en apathie. De politieke integratie van minderheden in Nederland lijkt helaas steeds meer op dat laatste af te stevenen. De historisch lage opkomstpercentages zijn de spreekwoordelijke kanarie in de mijn: ook de emancipatie van politici met een immigratieachtergrond stokt. Met als gevolg dat het handjevol aansprekende politici als de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb en pvda-Kamerlid Ahmed Marcouch meer en meer de uitzonderingen op de regel worden. Zullen de komende Provinciale-Statenverkiezingen in maart iets veranderen aan het feit dat slechts één van onze 75 senatoren een immigratieachtergrond heeft?

Het past helaas in een breder beeld. Het huidige kabinet bestaat enkel uit ‘witte’ ministers en staatssecretarissen. Bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen in bijvoorbeeld Amsterdam werden alle grote partijen geleid door blanke mannen. Dat laatste bleef overigens niet zonder resultaat. De pvda en GroenLinks verloren in de hoofdstad massaal onder immigranten, terwijl ze traditioneel gezien voor hen juist de populairste partijen zijn. De immigranten die wel kwamen opdagen gaven hun stem, net als in alle andere grote steden in de Randstad, relatief veel aan nieuwe, door migrantenzonen en -dochters opgerichte lokale partijen. Wat zijn de achtergronden van deze ontwikkelingen? En is het tij nog te keren?

Nourdin el Ouali (van Marokkaanse origine) was raadslid van GroenLinks in de Rotterdamse raad. Ook hij ervoer dat er, ongeacht de partij, voor raadsleden met een immigratieachtergrond weinig ruimte is voor afwijkende meningen. De grootste eye-opener vormde voor hem de discussie over het onverdoofd ritueel slachten. Dierenwelzijn werd van links tot rechts belangrijker gevonden dan de vrijheid van religie van moslims en joden. Hij zegt: ‘Terwijl de scheiding van kerk en staat in Nederland inhoudt dat de politiek zich niet met religie bemoeit, begaven Kamerleden zich hier op het terrein van de theologie.’

Hij realiseerde zich dat hij raadslid was van een seculiere partij en dat hij binnen zijn fractie in Rotterdam redelijk wat ruimte kreeg om zich politiek te ontplooien. ‘Ik kon functioneren ook al was ik niet altijd gelukkig.’ Maar de manier waarop in GroenLinks werd gesproken over bijvoorbeeld vrouwen met een hoofddoek begon hem, als gelovig mens, steeds meer tegen te staan. ‘Net alsof geëmancipeerd zijn en een hoofddoek dragen niet te verenigen zijn. Dit is een paternalistische manier om naar religieuze mensen te kijken.’

Samen met gelijkgestemden richtte hij eind 2013 Nida Rotterdam op. De lokale partij haalde bij de gemeenteraadsverkiezingen twee van de 45 zetels in de gemeenteraad. Stemmen veelal van kiesgerechtigde immigranten die politiek en maatschappelijk actief waren in de Maasstad, maar zich gaandeweg van de politiek afkeerden. ‘Ze werden geacht zich te voegen. Als ze lastig waren, wilde de partij van hen af’, zegt El Ouali. Hij concludeert: ‘Ze fungeren als stemmentrekkers, maar o wee als ze in de raad komen.’ Volgens hem werd het tijd dat migrantenraadsleden van goede wil meer zuurstof kregen, dat er een ontvoogdingsproces werd ontketend.

De Multicultureel Plus Partij in Amsterdam is een ander voorbeeld van een lokale initiatief vanuit migrantengemeenschappen om de tijdgeest om te buigen. Politieke partijen moeten diversiteit niet problematiseren maar omarmen, vindt de partij. In de meer huis-tuin-en-keuken-taal is zij opgericht om bestaande politieke partijen wakker te schudden. De partij maakt sinds maart vorig jaar met ruim 2700 stemmen (zes procent) deel uit van de bestuurscommissie in stadsdeel Nieuw-West en presenteert zich net als Nida in Rotterdam als een antwoord op het onbenut laten van talent in steden met ingrijpende demografische veranderingen.

‘Willen partijen de tienduizend stemmen terug die wij hebben binnengehaald, dan zullen ze ons, Nida, moeten gaan napraten’

Met name de jongeren keren zich van de politiek af, merkte ook het gehoofddoekte bestuurscommissielid Neslihan Bedirhanoglu. ‘Ze herkennen zich noch voelen zich erkend in de traditionele politieke partijen.’ Ayberk Köprülü, voormalig lijsttrekker voor de Multicultureel Plus Partij voor de Amsterdamse gemeenteraad en net als Bedirhanoglu van Turkse komaf, stelt dat diversiteit door de traditionele partijen wordt geproblematiseerd, terwijl mensen met een immigratieachtergrond vaak heel tevreden zijn over de vooruitgang die er is geboekt. ‘Loop maar eens een universiteit binnen of kijk naar het grote aantal ondernemers onder immigranten.’ Volgens hem zijn diversiteit en multiculturaliteit geen projecten maar realiteiten. ‘Immigranten willen als gelijkwaardig worden geaccepteerd.’

De nieuwe politieke realiteit in Nederland heeft inmiddels twee gezichten. Binnen de gevestigde politieke partijen lijkt diversiteit nauwelijks nog een rol van betekenis te spelen. Het hele politieke spectrum heeft een stevige ruk naar rechts gemaakt wat het thema integratie betreft. Daarnaast zijn er de stemmers met een migratieachtergrond die ofwel hun interesse en vertrouwen in de politiek verloren lijken te hebben en de stembus mijden, ofwel zich terugtrekken in eigen kleine partijen. Dat die op het eerste gezicht veelal gebaseerd zijn op etnische en religieuze belangen wordt door de rest van de samenleving als problematisch ervaren.

Het is een ontwikkeling die overal in Europa te zien is. Vijftig jaar na de komst van gastarbeiders, gecombineerd met de dekolonisatie, is de demografie van steden fundamenteel veranderd. Berlijn is zo’n voorbeeld. Hier woont de grootste Turkse gemeenschap in Europa – bijna driehonderdduizend mensen van Turkse afkomst, zo’n tien procent van de Berlijnse bevolking. De politieke ontwikkelingen in de Duitse hoofdstad vertonen hetzelfde patroon als in Amsterdam. Gevestigde politieke partijen zien immigranten als potentiële kiezers en rekruteren politici uit deze groepen, in de hoop zo stemmen uit hun achterban naar zich toe te trekken.

Net als El Ouali in Rotterdam merkte Orkan Özdemir in Berlijn dat het moeilijk politiek bedrijven is in een context waarin de zwakkeren met een kleurtje en/of een ‘vreemde’ religie gezien worden als de veroorzakers van alle problemen. Hij is van Turkse origine en maakte in korte tijd carrière in de spd-fractie van Tempelhof-Schöneberg, een immigrantenwijk in de Duitse hoofdstad. In het begin leek alles te lukken. Hij was aansprekend, talentvol en gretig om de problemen in zijn stad aan te pakken. Belangenbehartiging op grond van specifieke etnische en/of religieuze achtergronden was hem vreemd.

Binnen een jaar schopte hij het tot woordvoerder over verschillende thema’s van zijn partij. Zijn zienswijzen verschilden vaak van de officiële standpunten – zeker van die van bekende partijgenoten als Thilo Sarrazin en Heinz Buschkowsky. Sarrazin legde enkele jaren geleden in het spraakmakende boek Deutschland schafft sich ab een verband tussen islamitische immigranten en vrijwel alle sociale en maatschappelijke issues die in Duitsland spelen. Buschkowsky, burgemeester van Neukölln, een buurt in Berlijn met een grote populatie inwoners van Turkse afkomst, deed dat kort geleden dunnetjes over in zijn publicatie Neukölln ist überall.

Zo snel als zijn opmars in de partijhiërarchie van de spd zich voltrok, zo snel was Özdemir ook weer terug bij af. Hij werd niet geacht afwijkende meningen te ventileren. ‘Je krijgt vanuit de partij volledige ondersteuning als je opereert zoals zij denken dat een Turkse immigrant moet opereren. Als blijkt dat je anders denkt en handelt, is het meteen afgelopen.’

Recent onderzoek, dat deel uitmaakt van het Europese onderzoeksproject Elites, onderschrijft dat de visies van politici met een immigratieachtergrond ook in Duitsland zelden tot nooit doordringen tot de partijprogramma’s. Er werd gesproken met vijftien van de 27 politici van Turkse afkomst in Berlijn, onder wie Özdemir, uit alle grote partijen. Vrijwel iedereen zegt dat hun kansen om een ander geluid te laten horen in het politieke debat vrijwel nihil zijn. Ze ervaren dat de discussies over belangrijke thema’s voor immigranten – discriminatie, de rol van de islam in de stad, zwarte scholen, jeugdwerkloosheid onder immigranten – worden gedomineerd door blanke politici.

Volgens Özdemir willen mannen als Sarrazin en Buschkowsky de macht in de spd niet delen met mensen met een immigratieachtergrond. ‘De spd in Berlijn is 150 jaar oud en er heeft nog nooit iemand in het bestuur gezeten met een niet-westerse achtergrond.’ Hij ervaart het als een belediging dat de partij recentelijk iemand met een niet-Duitse maar wel westerse afkomst naar voren schoof als vertegenwoordiger van alle immigranten. ‘Die man heeft geen idee hoe het is om op grond van alleen fysieke kenmerken te worden gediscrimineerd en gestigmatiseerd.’

‘De SPD in Berlijn is 150 jaar oud en er heeft nog nooit iemand in het bestuur gezeten met een niet-westerse achtergrond’

Ook in Berlijn ziet Özdemir initiatieven van jonge moslimimmigranten om een eigen partij op te richten. In eerste instantie reageerde hij hier negatief op. ‘Hoezo wil je een islamitische partij oprichten? Je bent niet eens zo religieus.’ De reactie van de jongeren stemde hem tot nadenken. ‘Men heeft het gevoel geen andere uitweg te hebben. Het is een strategie om te overleven in een vijandige omgeving.’ Het valt hem op dat met name ook jonge islamitische vrouwen die maatschappelijk en politiek actief zijn dat idee uitdragen. Het zijn vaak jongeren die zich moslim noemen én een modern en kosmopolitisch leven leiden. Vergelijkbaar met de achterban van Nida in Rotterdam en de Multicultureel Plus Partij in Amsterdam.

Witte mannen op invloedrijke posities, aldus de spd-politicus, hebben te weinig kennis van de structurele oorzaken van de problemen van immigranten in de grote steden. Of de oplossingen die ze bedenken zijn niet realistisch. Zo stelde Buschkowsky onlangs voor om automatisch de kinderbijslag te stoppen bij ouders met een Turkse achtergrond als hun kinderen op een of andere manier in aanraking zouden komen met de politie. ‘Maar misschien nog belangrijker: ze zijn niet echt geïnteresseerd in oplossingen.’ Özdemir claimt die wel te hebben. Dat was destijds ook de reden om politiek actief te worden. Hij heeft duidelijke opvattingen over de toekomst van Berlijn: een migratieachtergrond mag niet de reden zijn dat je minder kansen krijgt om er maatschappelijk te slagen. ‘Van een jonge politicus mag verwacht worden dat hij idealistisch is en dat hij problemen inhoudelijk op de agenda zet. Ik weet nu dat idealisme in de politiek ook in je nadeel kan werken.’

El Ouali is in Rotterdam tot eenzelfde inzicht gekomen. ‘In de Maasstad wordt maar heel weinig politiek vanuit idealen bedreven.’ Zijn analyse: Leefbaar Rotterdam heeft veel stemmen weggekaapt van de pvda, traditioneel de grootste partij in wat decennialang gold als een rood bolwerk. Om die terug te krijgen zijn de sociaal-democraten richting Leefbaar Rotterdam opgeschoven. Althans, wat hun houding ten aanzien van de multiculturele samenleving betreft. ‘Met als resultaat dat er een discrepantie bestaat tussen de opvattingen en houdingen van immigranten op straat en de ideeën in de politiek.’

Dat merkte hij al toen hij raadslid was voor GroenLinks. Nadat in 2010 een konvooi hulpgoederen voor Gaza in de internationale wateren in de Middellandse Zee door het Israëlisch leger werd onderschept, waarbij negen Turkse activisten werden gedood, wilde hij mee met het volgende konvooi. Dat werd hem door de partijleiding afgeraden. Hij had het idee dat men niet enkel bezorgd was over zijn persoonlijke veiligheid. In juli van het afgelopen jaar initieerde Nida een Gaza-demonstratie in Rotterdam. Meer dan tienduizend mensen liepen over de Erasmusbrug en de Willemsbrug. De Rotterdamse SP en GroenLinks voegden zich uiteindelijk bij de organisatie, maar de pvda committeerde zich niet aan dit initiatief. El Ouali is ervan overtuigd dat het hem nooit gelukt was een dergelijke demonstratie van de grond te krijgen als hij nog raadslid van GroenLinks was geweest.

Dat een nieuwe generatie van sociale stijgers onder immigranten op een geheel eigen wijze van zich doet spreken, is ook zichtbaar in de vele studies die nu over elkaar heen buitelen. Onderzoekers als Marieke Slootman (Universiteit van Amsterdam), Özge Bilgili (Universiteit Maastricht) en Femke Stock (Rijksuniversiteit Groningen) hebben in het afgelopen jaar laten zien dat ze aan de ene kant succesvol zijn in de Nederlandse samenleving, maar tegelijk hun etnische identiteit naar voren brengen. Slootman beargumenteert dat hierdoor ook – naast de lagere klasse – de middenklasse in Nederland aan verandering onderhevig is. Die is diverser geworden. Er maken inmiddels mensen deel van uit die zich niet volledig wensen aan te passen aan de autochtone meerderheid.

Stock benadrukt dat migrantenzonen en -dochters niet zozeer pendelen tussen de verschillende leefwerelden; ze trof geen symmetrie aan op dat vlak. Uit de gesprekken die ze voerde kwam het beeld naar voren dat Nederland voor hen het meest dominante, het meest complete, het meest gewone ‘thuis’ is. Tegelijkertijd verhouden ze zich ook in belangrijke mate tot het herkomstland. Dit draagt wel degelijk ook bij aan hun gevoel van ‘thuis’ en ‘thuisloosheid’, hier én daar – maar er is geen sprake van een nevenschikking. ‘Het praten hierover was eigenlijk heel gemakkelijk’, aldus de onderzoekster, ‘omdat migrantenkinderen door het heen en weer reizen gewend zijn om te reflecteren. Ze denken na over de discrepanties die ze tussen de beide samenlevingen ervaren.’

Met die blijvende gerichtheid op het land van herkomst, gekoppeld aan de interesse van de regeringen van die landen voor ‘hun’ burgers in het buitenland, zo benadrukken wetenschappers als bijvoorbeeld Yasar Aydin in Hamburg, wordt de integratiepuzzel er nog ingewikkelder op. Die hybride identiteit heeft bijvoorbeeld ook consequenties voor de scheiding tussen binnen- en buitenlandse politiek. Die wordt door de nieuwe generatie namelijk niet zo duidelijk gemaakt. De Gaza-demonstratie van Nida is daar een voorbeeld van. Het Midden-Oosten is voor de achterban geen ver-weg-gebied. Ze volgen de ontwikkelingen op de voet en identificeren zich met moslims en hun problemen daar.

‘Het is raar dat meer dan de helft van de burgers in Rotterdam allochtoon wordt genoemd, terwijl ze er al hun hele leven wonen’

Ook Karacaer stelt dat wat in Turkije gebeurt van invloed is op zijn wereldbeeld hier. Hij discussieert er regelmatig over met andere immigranten. ‘Dat er in Nederland wordt gekotst op het Turkse nationalisme, maar niet op het Amerikaanse nationalisme, dat het Westen voortdurend met twee maten meet. Kijk maar naar de ontwikkelingen in het Midden-Oosten. Waarom bombarderen Nederlandse F-16’s wel in Irak en niet in Syrië?’ Integratiepolitiek, voorspelt de Duitse wetenschapper Aydin, wordt meer en meer ‘het vinden van het juiste evenwicht tussen binnenlandse oogmerken en buitenlandse interesses’.

Vooralsnog zien we een tegengestelde ontwikkeling: van immigranten en hun (klein)kinderen wordt verwacht dat ze zich onze liberale waarden en normen en progressieve levensstijl eigen maken en zich als Nederlanders identificeren. Het onderzoek in Berlijn onder politici van Turkse afkomst laat zien dat in Duitsland net als in Nederland het idee overheerst dat je slechts loyaal kunt zijn aan één land en cultuur. Van politici met een immigratieachtergrond en hun achterban wordt verwacht dat ze zich voegen naar de westerse invulling van individualiteit die elke collectieve vorm van identiteit en cultuur uitsluit. Sterker nog, hun collectieve vormen van cultuur en religie worden gezien als inherent problematisch en als dé veroorzakers van maatschappelijke problemen.

Nourdin el Ouali van de Rotterdamse Nida-partij benadrukt nogmaals dat hij aanvankelijk het idee had om in GroenLinks te blijven. Hij hoefde niet weg. Maar dat hij zich gaandeweg realiseerde dat, wil er iets veranderen, het maar op één manier kan: kiezers van bestaande partijen afpakken en stemgerechtigden die zich van de politiek hebben afgewend overtuigen om weer naar de stembus te gaan. ‘Willen partijen de tienduizend stemmen terug die wij maart vorig jaar in Rotterdam hebben binnengehaald, dan zullen ze ons, Nida, moeten gaan napraten.’

Ayberk Köprülü is, ondanks het feit dat de Multicultureel Plus Partij in Amsterdam minder succesvol was dan Nida in Rotterdam, eenzelfde mening toegedaan. ‘We hebben in ieder geval het debat binnen de andere partijen geactiveerd. Onze stemmenwinst heeft hen aan het schrikken gebracht. Waarom zijn dit teleurgestelde kiezers?’

Haci Karacaer is pessimistischer: ‘Politieke partijen in Europa zijn meer met zichzelf bezig dan met de wereld om hen heen.’ Een eerste vereiste is volgens hem dat ze accepteren dat een deel van hún bevolking moslim is. ‘Immigranten geven hun etnische origine en religieuze identificatie niet op, dat is wel duidelijk. Maar het is belangrijk om dat deel van hun identiteit niet álles overheersend te maken.’

Zowel Nida als de Multicultureel Plus Partij zegt niet alleen de stem van moslims, maar van immigranten in het algemeen te zijn. Toch kiest Nida er uit strategisch oogpunt vooralsnog voor om expliciet te benadrukken dat ze politiek wil bedrijven vanuit een islamitische inspiratie. ‘Zo geven we tegenwicht aan het negatieve beeld van de islam’, aldus El Ouali. ‘Zie het als een poging om de islam te “normaliseren”.’ De Multicultureel Plus Partij zegt expliciet dat niet na te streven. ‘Ons motto is: de samenleving is heel divers en laten we dat beter benutten’, aldus Neslihan Bedirhanoglu.

Al met al is het opvallend dat tweede en derde generatie immigranten etnisch en religieus overschrijdend zijn. Dat lukte en lukt hun ouders maar niet. ‘Dat is het generatieverschil’, meent de Nida-voorman. ‘Wij hebben met elkaar in de schoolbanken gezeten. We hebben een gemeenschappelijke taal, een gemeenschappelijke jeugd. Onze ouders zeggen niet: dit is ons land. Dat is het voor ons wel.’ Dat is precies de ontvoogding waar partijen als Nida op uit zijn, verklaart hij. ‘We willen laten zien dat het raar is dat meer dan de helft van de burgers in Rotterdam allochtoon wordt genoemd, terwijl ze er al hun hele leven wonen.’

Maar gaat die ontvoogding lukken? Kan het politieke tij worden gekeerd in Nederland? El Ouali schetst twee parallelle, elkaar versterkende scenario’s voor succes: door de oprichting van, zeg, een Nida-partij en door politici die bestaande politieke partijen van binnenuit weten te ontvoogden. Hij denkt dat naarmate Nida succesvoller is, het ook immigrantenpolitici binnen bestaande partijen beter gaat lukken alternatieve geluiden te laten horen en die in partijprogramma’s te laten landen. Zo wordt nu, op initiatief van Nida en met steun van andere partijen, het gratis parkeren op christelijke feestdagen bezien. Wellicht kan er, met het oude maximum van het aantal dagen, een nieuwe verdeling worden gemaakt op grond van de religieuze verscheidenheid in de Maasstad.

Karacear ziet een andere vereiste voor ontvoogding: westerse waarden moeten meer worden uitgedaagd, nationaal en internationaal. ‘Die zijn altijd beter, evenals de westerse democratie, levensstijl, mensenrechten.’ Dat is volgens hem geen goed uitgangspunt om de discussie rond immigratie op een vruchtbare manier te voeren. Tegelijkertijd benadrukt hij dat de nieuwste pogingen – zoals Nida en de Multicultureel Plus Partij – om bestaande politieke structuren van buitenaf open te breken niet meteen moeten worden weggezet of als slecht of gevaarlijk moeten worden afgedaan. Ze vertolken geen boos maar een alternatief verhaal.

Özdemir in Berlijn is niet bijster optimistisch. Hij merkt de laatste tijd dat de woede en frustratie onder zijn generatiegenoten groot zijn. ‘Ik lig ’s nachts wakker en pieker over hoe het verder moet.’ Hij verzucht: ‘We worden als moslims weggezet en gestigmatiseerd, als vreemden gezien die hier niet thuis horen. Dat heeft grote gevolgen voor de samenleving, voor Berlijn, maar ook voor onszelf. Wij worden zo gedwongen de religieuze kaart te spelen. Het is een onvermijdelijke keuze, of je nu wil of niet.’

Na 9/11 en de moord op Van Gogh door een moslim van Nederlandse bodem tobben immigranten met het probleem dat ze niet worden beoordeeld op wat ze doen en zeggen, maar op iets waar ze geen greep op hebben en wat ze niet kunnen uitvlakken: hun afkomst. Velen voelden en voelen zich thuis in Nederland, maar er bestaat hier nog steeds geen inclusief beeld van ‘thuis’. Inmiddels is een nieuwe, assertieve generatie opgestaan die dat ‘thuis’ voorzichtig van een nieuw behangetje voorziet en het parket in de was zet. De bestaande politieke partijen hebben vooralsnog geen weerwoord. Het wachten is op het moment dat ze niet langer jacht maken op de stemmen van de pvv, maar ook van partijen als Nida en de Multicultureel Plus Partij.


Beeld: (1) Rotterdam. Portret van de lijstaanvoerders van Nida, van links naar rechts: Rabia Orhan, Aydin Peksert, Nourdin el Ouali en Samila Afkir (Andreas Terlaak / HH). (2) Rotterdam, 27 april 2014. Nida-voorman Nourdin el Ouali spreekt bij de demonstratie tegen het geweld in Gaza (Jan de Groen / HH)