Er rijden een hoop auto’s door Ann Packers verhalenbundel Swim Back to Me, en met bijna elke auto is wel wat mis. Motoren slaan af, of er verschijnt rook op verdachte plekken; auto’s willen niet starten, zijn moordend heet, of gênant klein. Soms komen ze simpelweg niet thuis, de auto’s: dan blijft de oprit leeg, en weet je dat het mis is - dat iemand er vandoor is, en iemand anders pijn gaat lijden.

De zes verhalen (eigenlijk: een novelle en vijf verhalen) in Swim Back to Me spelen voornamelijk in Packers thuisstaat Californië, waar afstanden groot zijn en trottoirs schaars, en een kapotte auto al gauw een handicap is. Toch zijn de gemankeerde voertuigen eerder symbolisch dan instrumenteel: alleen in het verhaal Jump drijft een auto die niet starten wil de plot. (Carolee, van wie de auto is, krijgt een lift van collega Alejandro, en ontdekt dat hij niet is wie hij pretendeert te zijn.) Vaker onderstreept het mechanische falen een ander, abstracter en pijnlijker falen, namelijk dat van de relatie tussen ouder en kind.

In Swim Back to Me heeft die relatie veel gedaanten: tussen vader en ongeboren kind; zoon en depressieve vader; dochter en teleurgestelde moeder; stiefmoeder en aangenomen kroost. Omdat een ‘goede relatie’ volgens de wetten van de literatuur verboden is, zijn al deze verhoudingen disfunctioneel - en Packers personages zijn verliezers, in elke mogelijke zin van het woord.

De openingsnovelle Walk for Mankind, is het enige verhaal dat zich niet in het nu afspeelt, en dat in de eerste persoon enkelvoud wordt verteld. Die verteller is de dertienjarige Richard, die in de zomer van 1972 een nieuw buurmeisje krijgt, Sasha. Ogenschijnlijk is dit het verhaal van Richards onbeantwoorde liefde voor Sasha, maar onder die oppervlakte jeukt en broeit iets anders. Sasha is helemaal niet leuk: oneerlijk, bazig, grillig - en, met haar grote neus en bleke huid, niet eens knap. Ze is, als Odette in Prousts Op zoek naar de verloren tijd, het object van een verplaatste begeerte: het zijn haar ouders van wie Richard eigenlijk houdt. De vrijgevochten, warme, en energieke Joanie en Daniel zijn, uiteraard, tegenpolen van zijn eigen ouders.

Hoe heten de ouders van overleden kinderen? Een geliefde sterft, en wie overblijft noemen we weduwe of weduwnaar. Maar er is geen woord voor het grootste verdriet ter wereld, geen naam voor de moeders van wiegendode baby’s of verongelukte tieners. In de twee sterkste verhalen in Swim Back to Me, Molten en Her Firstborn, staat deze naamloze relatie tussen ouder en verloren kind centraal.

In Molten ontmoeten we Kathryn. Haar zoon Ben is onder een trein gekomen, en Kathryn rouwt met een energie en radeloosheid die niet alleen haar, maar ook de lezer, dorstig maken en uitputten. Urenlang luistert ze op Bens kamer naar zijn cd’s: haar hoofd beweegt zo hard met de beat mee dat ze bijna een whiplash krijgt. Tegelijkertijd beseft Kathryn dat haar pijn slechts een uitvergrote versie is van wat iedere ouder uiteindelijk voelt: ‘Het was te sterk, de pijn van kinderen hebben. Alleen al van ze houden deed pijn, laat staan dit. Het deed pijn om ongeduldig te zijn, verveeld, betoverd. Altijd weten dat ze bezig waren je te verlaten. Hoe kon je kon je hun kleine teentjes nog kussen terwijl je dat wist?’

Hoofdpersoon van Her Firstborn is Dean; Dean is met Lise, en Lise is voor de tweede keer zwanger. De baby uit haar vorige huwelijk overleed toen hij vijf maanden was, en de atmosfeer is zwaar als de dag vóór het avondonweer, gevuld met de angst voor een geschiedenis die zich herhaalt. De zwangerschapsgymnastiek, het winkelen, het inrichten van de babykamer: alles voelt benauwd, kortademig. De baby komt, de bevalling gaat goed en het slapeloze prille ouderschap begint; maar Dean blijft bang, bang, bang. Tot de dokter bij het eerste consultatiebezoek om toestemming vraagt de baby vast te houden, ‘and all at once Dean understands that what he’s feeling is the awe of ownership, amazement that permission is his and Lise’s to give or refuse’. Het besef stelt Dean gerust, maakt dat hij zich machtig voelt, in control. Hij weet nog niet wat Kathryn al wel weet: dat die geruststelling vals is, en de controle een illusie. Verlies, niet bezit, is wat ouders en kinderen met elkaar verbindt.

Packer schreef eerder de verhalenbundel Mendocino and Other Stories en twee bestsellende romans, The Dive from Clausen’s Pier en Songs without Words (de twee laatste kwamen in vertaling uit bij De Bezige Bij). Met de lange novelle en het relatief kleine aantal verhalen is Swim Back to Me een bastaardachtige tussenvorm, en het laatste verhaal, Things Said or Done, lijkt bedoeld om het boek rond te maken. We zijn terug bij de eerste persoon enkelvoud, en terug bij Sasha, inmiddels de vijftig gepasseerd en op de bruiloft van haar broer. Daniel en Joanie zijn gescheiden, en Sasha is alleen: vader en dochter zijn tot elkaar veroordeeld; in hun verzuurde relatie strijden wederzijdse afhankelijkheid en teleurstelling om voorrang.

Alles wordt hier omgedraaid: Sasha was groot in Richards leven, maar zij herinnert zich haar oude buurjongen niet eens. De andere verhoudingen in het boek kenmerken zich door verlies en afwezigheid; die tussen Sasha en Daniel door een overdaad aan aanwezigheid. De onuitgesproken gedachten in de andere verhalen zijn vervangen door te veel said and done.

Deze poging tot balans komt geforceerd over en verstoort het onevenwichtige evenwicht van Packers universum. Dat bestaat uit rafeligheid, scheefheid, onafheid: de dingen kloppen niet, en dat hoort zo. You lose some, you lose some.